P.J.M. (Piet) Aalberse

Een katholiek politicus die het fundament van de Nederlandse verzorgingsstaat verstevigde

P.J.M. (Piet) Aalberse

Jeugd en studie

Piet Aalberse is bekend gebleven onder zijn voorletters P.J.M., die afkomstig zijn van zijn doopnamen Petrus, Josephus, Mattheus. Hij wordt geboren op 27 maart 1871 in Leiden als derde kind van banketbakker Bart Aalberse en diens vrouw Johanna Kerkvliet. Ze vormen een gedegen katholiek gezin. De oudere broer Bart en de jongere Jo worden beiden priester. De ouders kiezen voor hun kinderen overigens niet voor de katholieke lagere school, omdat ze geen vertrouwen hebben in het schoolhoofd, maar voor de goed bekend staande openbare school.

Piet kan goed leren. Hij leest veel en leert ook zijn gehandicapte buurjongetje, dat niet naar school kan, lezen. Voor zijn gymnasiumopleiding gaat Piet naar het internaat van de paters Jezuïeten in Katwijk: een degelijke opleiding, die hem ook tot dichten en schrijven brengt. Verschillende artikelen van zijn hand worden gepubliceerd in Het Centrum, een tijdschrift waar mgr. Schaepman dan hoofdredacteur van is.

Na zijn gymnasiumdiploma in 1891 kiest Piet er voor geschiedenis te gaan studeren aan de universiteit van Leiden en hij behaalt daarin na drie jaar ook zijn kandidaatsexamen. Dan zwaait hij op advies van de historicus prof. Robert Fruin over naar de meer praktische rechtswetenschappen en legt zijn doctoraal examen Nederlands Recht af in 1897.

In zijn studententijd is Piet ook buiten zijn studie bijzonder actief. Zo neemt hij in 1893 het initiatief tot de viering van het gouden bisschopsfeest van paus Leo XIII in de Stadsgehoorzaal van Leiden. Twee avonden is de zaal volledig gevuld en de burgemeester en wethouders van de stad zijn erbij aanwezig. Ook is hij de initiator van het oprichten van de Leidse R.K. Studentenvereeniging ‘Sanctus Augustinus’, waarvan de twee jaar jongere, aristocratische ministerszoon Jhr. Charles Ruijs de Beerenbrouck voorzitter wordt en hij zelf, de bakkerszoon, het secretariaat voor zijn rekening neemt.

De opleidingsjaren worden afgesloten met een promotieonderzoek over het actuele vraagstuk van de oneerlijke concurrentie. Piet betoogt in zijn proefschrift van 1897 dat de vele uitwassen van het liberale kapitalisme alleen beteugeld kunnen worden door overheidsregulering. Door een evenwichtig stelsel van sociale wetgeving is het volgens hem mogelijk een einde te maken aan grootschalige zwendel, uitbuiting en armoede. Het waarmaken van de zijns inziens noodzakelijke sociale wetten wordt voor hem een grote uitdaging.

Gezin

Een week na zijn promotie legt Piet Aalberse de eed af als advocaat en procureur en vestigt hij een eigen kantoor op het Rapenburg in Leiden. Het wordt een bloeiende prakrijk, waar vooral veel boeren uit de Rijnstreek een beroep op doen. Nu hij een vaste inkomstenbron heeft wordt het tijd te trouwen met zijn geliefde Elisabeth (Lies) Schmier, dochter van een bekende Leidse leerfabrikant. Hij kende haar al van de kleuterschool. Het wordt een gelukkig huwelijk, waaruit zeven dochters en een zoon geboren worden. Eén van de dochters, Gusta, zal op negenjarige leeftijd overlijden als gevolg van ruggenmergontsteking. In zijn dagboek schrijft Piet uitermate gevoelig over haar ziekte en dood.

Zijn vrouw blijft altijd op de achtergrond. Ze gaat zo min mogelijk naar officiële plechtigheden, maar leeft in alles met haar man mee en is voor hem een grote steun.

Foto van Aalberse met vrouw, kinderen en kleinkinderen.

Katholiek Documentatiecentrum

Begin politieke carrière

Aalberse was al langere tijd lid van de R.K. Kiesvereniging in Leiden en wordt in 1899 gekozen tot gemeenteraadslid. Meteen bindt hij de strijd aan tegen de liberalen voor een rechtvaardig benoemingenbeleid. Met succes wordt een einde gemaakt aan discriminatie van katholieken en antirevolutionairen bij benoemingen tot ambtenaar of in bestuurlijke functies. Twee jaar later wordt Aalberse wethouder, de eerste katholiek in Leiden sinds de Reformatie en de eerste van heel Nederland voor de portefeuille van Sociale Zaken. In deze functie gaat hij o.m. subsidie verlenen aan de Vereniging Schoolvoeding, die daarmee het aantal warme schoolmaaltijden voor 400 kinderen uit arme gezinnen kan uitbreiden van twee naar drie per week. Daarnaast worden voorbereidingen gestart voor de aanstelling van schoolartsen. 

Het wethouderschap eindigt overigens al snel door de verkiezing tot lid van de Tweede Kamer in 1903. Hij blijft nog wel tot 1918 lid van de gemeenteraad van Leiden. In die tijd is zijn voorzitterschap van de adviescommissie voor rechtvaardige beloning van ambtenaren en werklieden in dienst van de gemeente Leiden het meest opmerkelijk. Hij komt hierin voor het eerst met het idee van een stelsel van kindertoeslag in de loonregeling. Voor ambtenaren die gevaarlijk werk verrichten stelt hij vervroegde pensionering voor. Overuren, nachtarbeid en zondagsdienst moeten extra beloond gaan worden. Progressieve idealen in 1917!

Kamerlid

Rond 1900 vervult Aalberse steeds meer nevenfuncties die hem een landelijke bekendheid opleveren. Hij wordt op aandringen van Ariëns katholiek bestuurslid van het neutrale Centraal Bureau voor Sociale Adviezen, dat als doel heeft het verstrekken van rechtskundige bijstand en adviezen aan de arbeidersverenigingen. Adviezen waaraan ook de nieuw gevormde katholiek arbeidersorganisaties behoefte hebben. Vervolgens wordt hij lid van de informele Klarenbeekse Club, een ontmoetingsplek voor sociaal bewogen katholieke leiders, die bijeenkomen in hotel Klarenbeek te Arnhem. Het invloedrijke Katholiek Sociaal Weekblad komt hieruit voort en Aalberse wordt vanaf de oprichting in 1902 de eerste hoofdredacteur. Daarnaast publiceert Aalberse in diverse andere katholieke periodieken, w.o. de dagbladen De Tijd en De Volkskrant.

Op basis van zijn inmiddels verkregen landelijke reputatie is het niet verwonderlijk dat Aalberse in 1903 de opvolger wordt van Herman Schaepman in de Tweede Kamer als afgevaardigde van het kiesdistrict Almelo. Hij verwerft zelfs 64% van de 3821 uitgebrachte stemmen. Dertien jaren zal Aalberse lid blijven en in de Kamer vooral het woord voeren over sociale wetgeving en middenstandsaangelegenheden. Hij steunt minister A.S. Talma, die met de Arbeidswet (1911) de arbeidsduur voor jongeren en vrouwen verder beperkt en met de Invaliditeits- en Ouderdomswet (1913) de eerste stappen op de weg van de sociale zekerheid zet.

Wanneer vanwege de oorlogsjaren (1914-1918) op het terrein van de sociale wetgeving geen vooruitgang geboekt kan worden, besluit Aalberse een professoraat te aanvaarden. In 1916 wordt hij bij Koninklijk Besluit benoemd tot hoogleraar te Delft om onderwijs te geven in het handelsrecht, de staathuishoudkunde, de arbeids- en fabriekswetgeving en het mijnrecht.

Piet Aalberse, gefotografeerd als afgevaardigde in de Tweede Kamer van het district Almelo (1909).

Wikimedia Commons 

Aalberse (rechts) op vakantie in Bad Nauheim (Duitsland)

Het geheugen van Nederland/Documentatiecentrum

Kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I, 1918. Links op de voorgrond zit Aalberse, rechts van hem, midden achter de tafel, zit minister-president Ruijs de Beerenbrouck. Foto van Jakob Merkelbach.

Beeldbank Stadsarchief Amsterdam / Wikimedia Commons

Minister

Na de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 1918 hebben de christelijke partijen een meerderheid van 52 van de 100 zetels. Op basis daarvan wordt een coalitiekabinet gevormd onder leiding van Jhr. Ruijs de Beerenbrouck. Die vraagt zijn oud-medestudent Piet Aalberse minister van Arbeid te worden. Op dit nieuwe departement komen de vraagstukken van arbeidersbescherming, arbeidersverzekering, arbeidsbemiddeling en volksgezondheid samen. Aalberse heeft binnen de kortste keren een werkprogramma van 18 punten gereed: een wetgevingsprogramma waarvoor bij elkaar wel meer dan vier jaar nodig zijn. En die zal hij krijgen ook, want hij keert terug in het tweede Kabinet-Ruijs de Beerenbrouck. Onder de bezielende leiding van Aalberse komen de volgende wetten tot stand: de Arbeidswet van 1919 (met de maximum werkdag van acht uren, de 45-urenweek en de vrije zaterdagmiddag), de instelling van de Hooge Raad van Arbeid (voorloper van de huidige Sociaal Economische Raad), de Invalidititeitswet, de Wet tot Regeling van de Vrijwillige Ouderdomsverzekering, de Wet op het Staatstoezicht van de Volksgezondheid, de instelling van de Rijkswoningraad, de Landbouwongevallenwet en de Arbeidsgeschillenwet. In de zeven jaar van zijn ministerschap is geen enkele van de door hem ingediende wetsontwerpen door de Kamer verworpen: een prestatie van formaat! Daarnaast weet hij ook de woningnood te lenigen door financiële ondersteuning (via een voorschotregeling) van de woningbouwcorporaties.

Beruchte tijdgenoten.Mr. Aalberse, de lasteraar Politieke prent door Albert Hahn, gepubliceerd in Zondagsblad Het Volk (1905). Het Volk was een blad van socialisten en die waren weinig vleiend ten aanzien van confessionele politici zoals Aalberse.

Het kabinet Ruijs de Beerenbrouck (1922-1925) in de Tweede Kamer. De ministers zitten aan de linkerkant op de foto tegenover de zetel van de Kamervoorzitter (met baldakijn). Aalberse was in dit kabinet minister van Arbeid, Handel en Nijverheid.

Wikimedia Commons/Parlement & Politiek

Aalberse in zijn werkkamer als fractievoorzitter van de RKSP in de Tweede Kamer.

Katholiek Documentatiecentrum

Na zijn ministerschap

De zeer ervaren Aalberse keert na zijn ministerschap terug in de Tweede Kamer. Hij wordt eerst secretaris van de RKSP-fractie en na het overlijden van de priester Nolens volgt hij deze op als fractievoorzitter. Hij is het in de jaren dertig niet eens met de economische en sociale politiek van de kabinetten onder leiding van Colijn. Hij bestrijdt de rigoureuze bezuinigingspolitiek en wil al in een vroeger stadium devaluatie van de gulden om daarmee de export te bevorderen. 

In 1936 wordt Aalberse met bijna algemene stemmen gekozen tot voorzitter van de Tweede Kamer als opvolger van de overleden Ruijs de Beerenbrouck. Hij blijft dat tot de verkiezingen in 1937. Daarna volgt zijn benoeming tot lid van de Raad van State. Tijdens de Tweede Wereldoorlog blijft hij in functie bij de Afdeling Geschillen van Bestuur om hiermee – ondanks de bezetting - bij te dragen aan het zo goed mogelijk functioneren van de Nederlandse bestuursorganen. Hoewel de Duitse politie bij hem thuis huiszoekingen doet naar belastend materiaal, blijft gevangenschap of internering hem bespaard.

Na de oorlog belemmert een oogziekte hem al snel in zijn maatschappelijk activiteiten. Op 5 juli 1948 overlijdt hij na een kort ziekbed. Zijn grootse wetgevende arbeid op sociaal terrein wordt in de naoorlogse jaren van groeiende welvaart verder uitgebouwd.

Hotel Rembrandt Noordwijk aan Zee

Hotel Rembrandt in Noordwijk aan Zee. Aalberse en zijn vrouw bezochten dit hotel verschillende malen.

Blog Noordwijk