Johannes

Paulus II

Een paus als wereldster op reis

Johannes Paulus II

Paus Johannes Paulus II werd in 1920 geboren als Karol Józef Wojtyla in Wadowice, nabij Krakau, in het zuiden van Polen. Hij was de tweede zoon van Karol Wojtyla (1879-1941) en Emilia Kaczorowska (1884-1929). Zijn vader was in 1920 officier van de administratie van het Poolse leger. Zijn moeder kwam oorspronkelijk uit Litouwen. Zijn enige broer Edmund was veertien jaar ouder en werd later arts. Vader, moeder en de twee zonen stonden bekend als een vroom katholiek gezin. Toen Karol bijna negen jaar oud was, overleed zijn moeder op vijfenveertigjarige leeftijd in het kraambed. Het kindje, een meisje, bleek doodgeboren. In 1932 overleed zijn enige broer aan de gevolgen van besmetting van roodvonk door een patiënt. Karol zat toen inmiddels een jaar op het jongensgymnasium in Krakau. Hij zou er bekend worden als een uitstekende leerling. Zijn rapporten vermeldden voor alle vakken, behalve natuur- en scheikunde, ‘zeer goed’. Zijn voorkeur ging vooral uit naar letterkunde en toneel, een uitlaatklep voor zijn creativiteit. Ook bleek dat hij een sportliefhebber was: voetbal, zwemmen en skiën hadden zijn voorkeur.

Emilia en Karol Woytila trouwfoto

Foto van Emilia en Karol Woytila, de ouders van Karol op hun huwelijksdag op 10 februari 1906.

Foto van de jonge Karol met zijn vader, gekleed in militair uniform.

Wadowice, luchtfoto van het stadscentrum. Het geboortehuis van Johannes Paulus II is gelegen rechtsachter de kerk (het huis met het rode dak).

Wikimedia Commons

Middelbare school en studie

Na zijn middelbare schooltijd ging Wojtyla in 1938 Poolse taal- en letterkunde studeren aan de universiteit van Krakau. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (1939) sloten de Duitse bezettingsautoriteiten de universiteit. De jonge Wojtyla ging nu werken in een steengroeve en een chemische fabriek om zo aan transport naar Duitsland te voorkomen. Ondanks dit zware werk zag hij toch nog kans om zijn hartstocht voor toneel uit te leven in een gezelschap van studenten. Hij raakte verbonden met het Rapsodie Theater, dat in het geheim vaderlandslievende stukken opvoerde. Vele jaren later zou hij een gedicht publiceren dat als titel ‘De steengroeve’ mee kreeg.

Het overlijden van zijn vader in 1941 greep hem hevig aan. Het heeft mogelijk een rol gespeeld om in het daaropvolgende jaar gehoor te geven aan zijn priesterroeping. Hij ging lessen volgen aan het seminarie, dat - om een Duits verbod te omzeilen - inmiddels ondergronds was gegaan. Samen met andere seminaristen werd hij in het laatste oorlogsjaar door de aartsbisschop in de gelegenheid gesteld in diens paleis onder te duiken om aan arrestatie door de Duitsers te ontkomen.

Na de oorlog zette hij zijn studie aan het grootseminarie in Krakau voort, tegelijkertijd studeerde hij theologie aan de universiteit. Op 1 november 1946 werd hij tot priester gewijd. Al spoedig maakte hij zijn eerste reis naar Rome; het was de eerste keer dat hij in het buitenland kwam. Tussen 1946 en 1948 studeerde hij er aan de universiteit van de paters dominicanen. In 1948 behaalde hij er zijn doctoraat in de theologie met het proefschrift ‘Het begrip geloof in de geschriften van St.-Johannes van het Kruis’. Het verblijf in Rome had hem naast studeren de kans geboden zijn horizon te verbreden. Hij leerde er Italiaans spreken en ook zijn kennis van Latijn werd aanzienlijk vergroot, hetgeen hem later goed van pas zou komen.

Bisschop in Polen

In Polen hadden inmiddels in de naoorlogse periode de communisten de macht gegrepen. Het stalinistische bewind probeerde de kerk in Polen met allerlei maatregelen onder de duim te houden en langzaam uit te schakelen. Zo werd de hoogste katholieke kerkleider in het land, kardinaal Wyszynski een tijd lang opgesloten in een klooster en een aantal priesters ter dood veroordeeld. Na de dood van Stalin (1953) en de regeringswisseling in 1956 werd de kerk door het regime iets meer bewegingsvrijheid toegestaan; er bleef wel sprake van een permanente gespannen verhouding. In die omstandigheden werd op 4 juli 1958 Karol Wojtyla door paus Pius XII tot hulpbisschop van Krakau benoemd; enkele maanden later werd hij al tot bisschop gewijd. In die hoedanigheid nam hij in de periode 1962-1965 deel aan het Tweede Vaticaans Concilie, dat door paus Johannes XXIII was bijeengeroepen. Daar vielen de pleidooien van de betrekkelijk jonge theoloog en bisschop voor een dialoog met niet-christenen. Hij heeft toen een belangrijke inbreng gehad in de totstandkoming van enkele sleuteldocumenten van het concilie.

Internationale contacten

Zijn kerkelijke carrière ontwikkelde zich heel snel: al op 13 januari 1964 werd hij aangesteld tot aartsbisschop van Krakau. Drie jaar later werd hij door paus Paulus VI tot kardinaal verheven.

In de jaren daarna maakte Wojtyla tal van reizen naar het buitenland, waardoor hij nog meer internationale contacten opdeed. Van belang was ook de reis, samen met kardinaal Wyszynski, naar West-Duitsland in 1978: het was heel duidelijk het werk van Wojtyla om een dergelijke ontmoeting sterk in het teken van verzoening tussen het Duitse en het Poolse volk te stellen. Ondanks zijn inspannende arbeid in de zielzorg vond hij in die jaren toch nog tijd een belangrijk filosofisch werk met als titel ’De handelende persoon’ te voltooien en te publiceren. In dezelfde tijd raakte Wojtyla actief betrokken bij het bestuur van de kerk. Hij nam deel aan diverse synoden van bisschoppen uit verschillende landen in Rome. Hij ontpopte er zich spoedig als een van de leidende figuren. Zijn scherpe analyses van sommige vraagstukken maakten indruk op zijn collega-bisschoppen en drongen ook door tot paus Paulus VI. Onbekend voor het grote publiek was hij al voor zijn pausschap bekend in Vaticaanse kringen.

Pausverkiezing

Op 16 oktober 1978 aanvaardde de – voor velen onbekende - kardinaal Wojtyla zijn verkiezing tot paus. Onder de naam Johannes Paulus II werd hij de 264e opvolger van Petrus. Hij nam deze naam aan als eerbetoon aan zijn voorganger Johannes Paulus I, die slechts drieëndertig dagen na zijn benoeming plotseling overleed. De namen Johannes en Paulus verwezen naar de onmiddellijke voorgangers Johannes XXIII en Paulus VI. Wojtyla was de eerste niet-Italiaanse paus in ruim 450 jaar, en tevens de eerste uit Polen afkomstige paus. De plechtige inauguratie van Johannes Paulus II vond plaats op 22 oktober op het Sint-Pietersplein. Gezien zijn leeftijd op dat moment (58 jaar) was het de verwachting dat zijn pontificaat ( regeerperiode van een paus) van lange duur zou zijn. Het zou uiteindelijk ruim 26 jaar duren; in de geschiedenis zijn er slechts twee pausen geweest die een langer pontificaat hebben gehad.

Karol Woytila vertoont zich voor het eerst als paus Johannes Paulus II.

De paus op reis

Paus Johannes Paulus II maakte vanaf het begin duidelijk dat de stijl van zijn pausschap anders zou zijn. Het werd al snel duidelijk dat dit het stempel van zijn sterke persoonlijkheid zou gaan dragen. Al na vier maanden ondernam hij zijn eerste buitenlandse pastorale reis naar Mexico. Tot verbazing van iedereen kuste hij onmiddellijk na aankomst de grond, een gewoonte die hij bij alle volgende reizen zou handhaven. Officieel ging hij als Mariavereerder op weg naar de bedevaartplaats Guadeloupe. In werkelijkheid werd het een bezoek waarin hij door de bevolking met open armen werd ontvangen. Duizenden en duizenden mensen stonden klaar om hem te ontvangen en ook massa’s mensen wilden een glimp van de paus opvangen tijdens massale openluchtvieringen. In hetzelfde jaar (1979) maakte hij ook een reis naar zijn geboorteland, Polen. Er zouden tijdens zijn pontificaat nog tal van pastorale reizen volgen. In de beeldvorming werd door de enorme aandacht van de media voor de persoon van de paus zijn charisma alleen maar versterkt. Er was één land waar de paus niet bepaald hartelijk werd ontvangen: Nederland (1985).

Aanslag op de paus

Johannes Paulus II was zijn pausschap in 1978 begonnen met een mis op het Sint-Pietersplein waar duizenden mensen op af kwamen. De wekelijkse audiënties werden eveneens daarheen verplaatst; dat moest wel, want het aantal mensen dat hier op af kwam, werd alsmaar groter. Tot schrik van zijn beveiligers maakte de paus er bovendien een gewoonte van om zich zegenend en handenschuddend in de menigte te begeven. Dat dit niet zonder gevaar was, bleek op 13 mei 1981. De paus werd toen op het Sint-Pietersplein neergeschoten door de 23-jarige Turk Mehmet Ali Agca. Johannes Paulus II raakte ernstig gewond aan de buikwand, waarbij ook zijn arm en hand werden geraakt, maar hij overleefde de aanslag. Hij schonk de dader, die tot levenslang veroordeeld werd, later vergiffenis en bezocht hem zelfs in de gevangenis. Deze aanslag vormde de directe aanleiding tot de aanschaf van de zogenaamde pausmobiel, een auto waarin de paus beschermd wordt door kogelwerend glas, maar voor het publiek toch goed te zien is. Ondanks tal van speculaties is het tot op heden onduidelijk wie de opdrachtgever van de aanslag is geweest. Later kreeg Johannes Paulus opnieuw te maken met een aanslag. Tijdens een bezoek in 1983 aan Fatima, een Mariabedevaartplaats in Portugal, werd hij bijna neergestoken door een verwarde Spaanse priester.

Twee jaar na de aanslag op zijn leven bezoekt Johannes Paulus II de dader Mehmet Ali Agca in de gevangenis als teken van vergeving.

Laatste levensjaren, overlijden, zalig- en heiligverklaring

Johannes Paulus II heeft een hoge leeftijd bereikt, waarbij zijn gezondheidstoestand in zijn laatste levensjaren steeds verder verslechterde. Geregeld werd er dan ook over gespeculeerd of hij vrijwillig zijn ambt zou neerleggen. Waarschijnlijker is het echter dat Johannes Paulus II is aangebleven omdat hij zich persoonlijk geroepen voelde om God, de Heilige Maagd Maria en de gelovigen tot aan zijn stervensuur te dienen, geheel overeenkomstig zijn lijfspreuk: 'Totus Tuus' (‘Geheel de Uwe’).

Johannes Paulus II overleed in de avond van 2 april 2005. In de dagen na zijn dood verzamelden zich in Rome miljoenen pelgrims, die de laatste eer wilden betonen aan hun geliefde paus. Op 8 april 2005 vond op het Sint-Pietersplein de uitvaart plaats in aanwezigheid van een groot aantal staatshoofden en andere regeringsvertegenwoordigers uit de hele wereld. Toen zijn kist de basiliek in werd gedragen, kwamen er stemmen uit de menigte die opriepen tot een spoedige zaligverklaring. Johannes Paulus II werd begraven in de crypte van de Sint-Pieter, onder de plek waar voorheen de tombe van Johannes XXIII stond. Op 1 mei 2011 is Johannes Paulus II door zijn opvolger Benedictus XVI onder grote publieke belangstelling na een versnelde procedure zalig verklaard. Een van de vereisten van een zaligverklaring is het toeschrijven van een wonder aan de desbetreffende persoon. In dit geval was het een Franse non, die in een nacht in mei 2005 na een gebed voor de gestorven Johannes Paulus plotseling van de ziekte van Parkinson was genezen. De verwachting was dat de zaligverklaring een opstap naar een toekomstige heiligverklaring zou zijn. Dat bleek op 27 april 2014: tegelijk met een van zijn voorgangers, Johannes XIII, werd Johannes Paulus II door paus Franciscus tijdens een plechtigheid op het Sint-Pietersplein heilig verklaard.

Johannes Paulus I, de glimlachende paus, die na een pontificaat van slechts enkele weken plotseling overleed (1978).