Joannes Zwijsen

De 19e-eeuwse bouwheer van de Katholieke Kerk van Nederland

Van katholieke eenheid naar missiegebied 

In 1559 besluit koning Filips II van Spanje, die tegelijk ook Heer der Nederlanden is, tot een nieuwe bisschoppelijke indeling in onze gebieden. Boven de grote rivieren komen bisdommen geleid door het aartsbisdom Utrecht en ten zuiden daarvan vallen de nieuwe bisdommen onder het gezag van de aartsbisschop van Mechelen. De uitvoering van deze herindeling vergt de nodige tijd en wordt in het noorden sterk belemmerd door het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog. Vooral na 1572, de inval van de Watergeuzen in Den Briel, en 1581, de afzwering van de koning in het Plakkaat van Verlatinghe, komt er niets meer van terecht. Veel priesters gaan over naar het calvinisme en worden dominee; anderen worden gemarteld en ter dood gebracht; en tenslotte is er een groep die vlucht naar katholieke streken. Het noorden wordt een missiegebied onder leiding van een apostolisch vicaris en de overgebleven katholieken houden hun diensten in schuurkerken. In de gewesten Brabant en Limburg worden, na hun herovering door Maurits en Frederik Hendrik, de bisdommen omgezet in vicariaten. Die situatie duurt voort tot in de negentiende eeuw. Koning Willem I houdt via het Departement van Rooms-katholieke Eredienst een stevige greep op de ontwikkelingen onder zijn katholieke onderdanen. Van bisschopsbenoemingen is nog geen sprake en voor de stichting van elk klooster of elke katholieke school of priesteropleiding is toestemming van de overheid nodig en dat gaat uiterst moeilijk en tergend langzaam.

Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie 

Sinds de Staatsregeling van 1798 in de Franse Tijd is er in Nederland vrijheid van godsdienst. Maar de vrijheid van elke burger ‘om God te dienen naar de overtuiging van zijn hart' betekent nog geen vrijheid voor kerkgenootschappen. Die is er namelijk niet totdat in artikel 1, lid 10 van de Grondwet van 1848 het volgende komt te staan: ‘Het regt der ingezetenen tot vereeniging en vergadering wordt erkend. De wet regelt en beperkt de uitoefening van dat regt in het belang der openbare orde.’ Vijf jaar na deze grondwetswijziging besluit de paus op basis van dit grondwetsartikel tot herinrichting van de Nederlandse bisdommen: het herstel van de Bisschoppelijke hiërarchie. Hij benoemt Joannes Zwijsen tot aartsbisschop van Utrecht. Groot protest onder vooraanstaande leden van de Nederlands Hervormde Kerk is het gevolg: de Aprilbeweging, die besluit tot het aanbieden van een petitie aan koning Willem III. Men meent dat de openbare orde in het calvinistische Nederland geschonden wordt door deze bemoeienis van de paus van Rome. Dat moet, zo vinden ze, overheidsingrijpen rechtvaardigen. De koning staat sympathiek tegenover de protesten; de regering-Thorbecke verdedigt het goede recht van de katholieken tot bisschopsbenoemingen. Als de koning zijn woorden van instemming niet wenst terug te nemen besluiten de ministers hun ontslag aan te bieden. Deze kerkelijke kwestie leidt dus tot een politieke crisis en nieuwe verkiezingen. De katholieken verstoren de openbare orde niet en hun kerkorganisatie krijgt onder energieke leiding van Zwijsen opnieuw vorm.

Schilderij met Koning Willem II, koningin Anna Paulowna en kinderen (links de latere koning Willem III) door Jan Baptist van der Hulst (1790-1862). Rechts het paleis van de koning in Tilburg; het is later het stadhuis geworden.

www.koninklijkhuis.nl

Spotprent naar aanleiding van ontwikkelingen rond het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. Rechts trekt een lange stoet bisschoppen naar Utrecht met mogelijk de bedoeling de macht over te nemen. Centraal op de voorgrond een zwarte tor, een verwijzing naar Thorbecke, minister van binnenlandse zaken.

Wikimedia Commons / Rijksmuseum

De Fraters van Tilburg

De door Zwijsen in 1844 gestichte congregatie van de Fraters van Tilburg zal uitgroeien tot een van de grootste broedercongregaties in Nederland. In 1845 bouwt men aan het fraterhuis, dat volgens koning Willem II meer solide gebouwd wordt dan zijn kazerne. In datzelfde jaar komen de eerste weesjongens. Het moederhuis van de congregatie groeit uit tot een klooster voor ruim 200 fraters, en er komen een jongensweeshuis, een ziekenhuis, een kweekschool voor onderwijzers en de Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis (nu nog bekend als Uitgeverij Zwijsen). Allemaal zeer succesvol. In de jaren zestig van de twintigste eeuw omvat de congregatie in Nederland 29 kloosters en 92 scholen. Verder zijn er vestigingen in België en verschillende missielanden.

Met de grote inzet voor vooral kansarme jongens wordt een pedagogische en didactische bekwaamheid opgebouwd, waar tienduizenden jongeren van profiteren. De leesmethode van frater Caesarius Mommers wordt niet alleen in het katholiek onderwijs, maar ook daarbuiten, veel en langdurig gebruikt. De fraters ontwikkelen ook bijzondere methoden voor het onderwijs aan blinden en doven. Het vele goeds dat de fraters in anderhalve eeuw tot stand brengen, is de laatste jaren in de publiciteit overschaduwd door berichten over seksueel misbruik van kinderen dat ook in deze congregatie voor onderwijs en jeugdwerk is voorgekomen en dat inmiddels erkenning heeft gekregen.

Een jongensschoolklas met twee frater-onderwijzers op een lagere school die werd geleid door de Fraters van Tilburg. Waarschijnlijk uit de periode 1920-1940.

Archief Fraters van Tilburg