Marga Klompé

De vrouw die het symbool werd van katholieke emancipatie

Politiek, een mannenzaak?

In 1956 zijn negen van de honderd Tweede Kamerleden vrouw. In datzelfde jaar heeft de KVP een primeur: zij levert de eerste vrouwelijke minister in de geschiedenis van ons koninkrijk en loopt daarmee zelfs voor op de progressieve PvdA. Politiek wordt in die tijd nog steeds vooral als een zaak van mannen beschouwd. Marga Klompé heeft in die mannencultuur dan al acht jaar parlementaire ervaring opgedaan. In 1955 stemt zij met nog een vrouwelijke fractiegenote vóór de motie-Tendeloo. Die leidt tot het afschaffen van de regel dat leraressen en ambtenaressen automatisch ontslag krijgen bij hun huwelijk: getrouwde vrouwen horen thuis te zijn, is tot dan toe een wijdverspreide mening. Hun 28 mannelijke collega’s in de KVP-fractie stemmen tegen. Klompé is al voor gelijkberechtiging van mannen en vrouwen in de samenleving, als velen er nog van uitgaan dat de man hoofd van het gezin en spil van de samenleving is. Marga Klompé noemt zichzelf overigens nooit een feministe. In de provocerende acties van Dolle Mina kan ze zich niet vinden. Voor haar is het onbestaanbaar dat de vrouw alleen zou kunnen beslissen over abortus, dus voor haar geen ‘baas in eigen buik’.

Foto uit 1970 van Marga Klompé als minister.

Katholicisme

Marga Klompé is een zelfbewuste, katholieke vrouw. Dat katholicisme heeft ze van huis uit meegekregen, maar niet klakkeloos aanvaard. Tijdens haar studententijd neemt ze zelfs afstand van haar religieuze opvoeding en geniet van de bevrijding van alle regels en betutteling. Ze oriënteert zich bij andere kerken en godsdiensten. Uiteindelijk keert ze terug in de moederkerk. Volgens eigen zeggen is ze dan tot het inzicht gekomen, dat het niet gaat om de vraag hoe zij vindt dat God gediend moet worden, maar hoe God vindt dat Hij gediend wil worden. Deze overtuiging zal haar houding in de katholieke kerk ook gaan bepalen. Weet de kerk hoe God gediend wil worden? Wie kerkelijk is en deze vraag stelt, moet wel met een kritische blik kijken naar de katholieke kerk als (machts)instituut. Als aan het eind van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) blijkt dat de kerk de celibaatsverplichting voor priesters handhaaft, ondertekent Marga Klompé een brief van tachtig vooraanstaande politici en wetenschappers in de wereld om daartegen protest aan te tekenen. Twintig jaar later schrijft Marga Klompé in een open brief ter gelegenheid van het pausbezoek aan Nederland (1985) dat in de onmiddellijke omgeving van de paus een apparaat bestaat, ‘dat men administratief zeer bedreven mag noemen; dat de kerkelijke wetten tot in de kleinste lettertjes kent; dat ook in diplomatiek opzicht zijn mannetje staat. Maar wat men er vaak bij velen pijnlijk mist is de pastorale dimensie, de ware, echte zielzorg, bezorgdheid om de zielen’. Ze voelt zich in geweten verplicht de kerk op te roepen zorg te hebben voor al die mensen die terecht kritiek op de kerk hebben geuit. Ze vreest echter dat paus Johannes Paulus II ‘allerlei hoopvolle tekenen van onze tijd, van hedendaags waardebesef niet verstaat en zo schade toebrengt aan de blijde boodschap van het Evangelie waarvoor hij zich inzet’. Al met al forse uitspraken van een gelovige vrouw.

Marga Klompé (links) tijdens een internationale conferentie van katholieken in 1968.

Een doorzetster

Marga Klompé heeft altijd oog voor het belang van vrouwen in de samenleving en in het landsbestuur. Ze houdt zich als vrouwelijke leek in de katholieke kerk zeer intens bezig met het democratisch beïnvloeden van het kerkelijk gezag. Ze is ervan overtuigd dat de leden van de kerk er recht op hebben kritiek te leveren. Tot haar diepe teleurstelling heeft ze daarin echter te weinig succes, ondanks alle waardering voor haar persoonlijk. Kardinaal Alfrink, aartsbisschop van Nederland, verwoordt die waardering in ‘Herinneringen aan Marga Klompé’ als volgt:’Marga Klompé was optimistischer dan ik. Ik heb bij mezelf de moed weleens opgegeven, de moed om tegen iets te vechten. Dat deed zij nooit. Ze vocht door. Als ze zich ergens – waaraan ze vond dat het een rechtvaardige zaak was, haar justitia et pax – in had vastgebeten, dan zette ze door. Ze ging door. Dat kwam niet voort uit persoonlijke belangen, maar uit bezorgdheid voor de Kerk, de mensheid, de wereld. (-) Waar ze was en waar ze werkte, daar deed ze iets, daar gebeurde iets, daar had ze verdienste’.

Marga Klompé (midden) doet mee aan een demonstratie tegen de Vietnamoorlog, 1973.