Johannes Fontanus

De hervormer van Gelderland

Johannes Fontanus

Johannes Fontanus wordt als Johannes Puts ergens in 1545 geboren in het dorp Soller in het hertogdom Gulik (Duitsland). Zijn ouders zijn welvarend genoeg om hun zoon te laten studeren. Hij volgt eerst onderwijs in Emmerik en Dűsseldorf, en gaat vervolgens in 1564 naar Genève om theologie te studeren bij Theodore Beza. Daar wordt hij ingeschreven als Johannes Fontanus. Vanuit Genève reist hij in 1567 naar Heidelberg, waar hij zich inschrijft aan het Collegium Sapientiae, een theologisch seminarie.

In Heidelberg ontmoet Fontanus een aantal medestudenten met wie hij later nog geregeld te maken zal hebben, onder wie zijn vriend Gerlach van der Capellen. Al in 1568 wordt hij aangesteld als predikant te Neuhausen bij Worms. Hij geeft er ook les aan de locale school. In 1576 komt hij onder bescherming van paltsgraaf Johan Casimir terecht in Frankenthal. Graaf Jan van Nassau, een broer van Willem van Oranje, benoemt hem een jaar later tot leraar aan een school te Siegen.

Oorlog

Als veldprediker van Johan Casimir reist Fontanus in juni 1578 met een 12.000 man sterk Duits huurleger mee naar de Nederlanden. In de 80-jarige oorlog moet strijd worden geleverd. Bij Arnhem slaat men een kampement op. Fontanus krijgt op verzoek van de kleine gereformeerde gemeente van Arnhem toestemming om enkele malen voor te gaan in de zondagse kerkdiensten. Dat bevalt de gemeente zo goed, dat ze er bij Fontanus op aandringt een beroep naar Arnhem aan te nemen. Hoewel het een forse terugval in inkomsten oplevert (van 1000 gulden jaarlijks als legerpredikant naar 300 gulden per jaar), accepteert Fontanus de uitnodiging. Hij blijft tot het eind van zijn leven in Arnhem.

Al snel blijkt alleen Arnhem te klein en neemt Fontanus extra verplichtingen op zich. Zo wordt hij voorzitter van de eerste provinciale synode van Gelderland, bouwt hij de gemeente van Wageningen op en is hij een tijd actief in Zutphen. In juni 1581 is hij Gelders afgevaardigde naar de nationale synode te Middelburg. Pas in het najaar van 1581 ontvangt Fontanus voor het eerst het afgesproken traktement van 300 gulden; kennelijk was hij welgesteld genoeg om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Hij vraagt intussen wel om verhoging van zijn beloning.

Kerk en school

In 1587 neemt Fontanus de leiding bij de hervorming van het schoolwezen te Arnhem. Als in 1591 de Latijnse school opnieuw wordt ingericht, wordt Fontanus er curator van.

Na de inname van Nijmegen door prins Maurits in het najaar van 1591 stelt Fontanus daar kerkelijk orde op zaken. Twee jaar later wordt hij curator van het Veluws gymnasium te Harderwijk. Hij zit dan ook de provinciale synode van Gelderland voor, en organiseert de gereformeerde kerk te Nijkerk.

Hij constateert intussen dat er afwijkingen van de zuivere gereformeerde leer ontstaan zijn. Bij graaf Jan van Nassau, inmiddels stadhouder van Gelre, dringt hij aan op een nationale synode, waarop de juiste leer ondubbelzinnig zal kunnen worden vastgesteld. Zelf treedt hij op als visitator in diverse plaatsen in Gelderland om na te gaan of daar de zuivere gereformeerde leer wel wordt verkondigd en nageleefd. Tijdens een uitbraak van de pest in Nijmegen gaat hij daar heen om de plaatselijke kerkenraad te assisteren, ondanks persoonlijk risico.

In 1600 is hij actief betrokken bij de oprichting van een (theologische) hogeschool te Harderwijk. Hij blijft er zijn leven lang curator. In 1607 bereidt hij in Den Haag de vurig bepleite nationale synode voor. In datzelfde jaar is hij in Amsterdam om met een aantal orthodoxe geestverwanten stelling te nemen tegen herziening van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus. In 1610 is hij op verzoek van prins Maurits een tijdlang opnieuw actief als veldprediker, tijdens de Kleef-Gulikse oorlog. 

De Grote Kerk in Nijkerk. Fontanus organiseerde er de gereformeerde geloofsgemeenschap.

Wikimedia Commons

Strijd voor orthodoxie

Tijdens de laatste jaren van zijn leven ziet hij met leedwezen hoe andere dan de traditioneel calvinistisch-orthodoxe opvattingen terrein winnen. In 1612 bezoekt hij zelfs Oldenbarneveldt, de raadpensionaris, om deze te bewegen een nationale synode bijeen te roepen om een einde te maken aan de “moderniteiten”. Ze worden het niet eens. Ook in Arnhem hebben enkele van Fontanus’ collega-predikanten sympathie voor door de Leidse hoogleraar Arminius geventileerde opvattingen. Met veel moeite legt Fontanus zich neer bij de status quo. Na de zomer van 1615 gaat zijn gezondheid sterk achteruit. Desondanks blijft hij tot het laatst actief in kerkelijke zaken. In september woont hij in Amsterdam een bijeenkomst van orthodoxe predikanten bij; terug in Arnhem moet hij het bed houden. Hij blijft bezoek ontvangen en pleiten voor de orthodoxe leer van het calvinisme. Op 22 november 1615 overlijdt hij; hij wordt begraven in de Eusebiuskerk te Arnhem.

Gedenkplaat bij de Eusebiuskerk in Arnhem, waar Fontanus in 1615 is begraven.