Elisabeth van Thüringen

Prinses, landgravin en patrones van liefdadigheid

Elisabeth van Thüringen

Afstamming en jeugd 

Elisabeth wordt in 1207 geboren als prinses. Zij is een telg uit het Huis van Árpád, de koninklijke familie die dan al twee eeuwen over Hongarije regeert. Haar vader is koning Andreas II en haar moeder is Gertrud van Andechs-Meranien, een wijdvertakte en vrome adellijke familie in Beieren. Een broer van Gertrud wordt bisschop van Bamberg en twee zussen gaan het klooster in. De ene wordt abdis van het benedictinessenklooster Kitzingen en de andere wordt bekend als de heilige Hedwig van Silezië. 

Elisabeth is het derde kind in het gezin van Andreas en Gertrud. De oudste is Maria, die huwt met de koning van Bulgarije; de tweede is Béla, die zijn vader als koning zal opvolgen. Na Elisabeth komen Kálmán en Andreas, die respectievelijk hertog van Kroatië en koning van Galicië worden. Prinses Elisabeth wordt op haar vierde jaar uitgehuwelijkt aan Ludwig, de oudste zoon van landgraaf Hermann I van Thüringen (en delen van Hessen en Saksen) uit het Huis der Ludowingers. Niet ongebruikelijk voor die tijd verhuist Elisabeth nu naar het grafelijke slot van haar toekomstige man: de Wartburg in Eisenach. Ze wordt daar tezamen met de zes kinderen van haar (toekomstige) schoonfamilie opgevoed. Guda, de dochter van een hoge bestuursambtenaar, wordt daar haar vriendinnetje. Zij zal haar later als haar belangrijkste dienstmeisje en hofdame altijd bijstaan. 

Landgraaf Hermann I sterft in 1217 en de nu zeventienjarige Ludwig volgt als Ludwig IV zijn vader op. Vier jaar later, in 1221, trouwt Ludwig met Elisabeth, die dan al tien jaar deel uitmaakt van het gezinsleven op de Wartburg en inmiddels veertien jaar oud is. Ze kennen elkaar door en door en het wordt een gelukkig huwelijk.

De jaren van huiselijk geluk en toewijding

Elisabeth krijgt op haar vijftiende haar eerste kind: de troonopvolger Hermann II, vernoemd naar zijn opa. Hij wordt slechts negentien jaar en zijn bestuur als landgraaf duurt niet langer dan twee jaar. Het tweede kind is Sophie, vernoemd naar de wijze en geliefde moeder van Ludwig. Deze Sophie zal later trouwen met de hertog van Brabant. Het jongste kind, Gertrud, wordt vernoemd naar de moeder van Elisabeth. Gertrud zal vanaf haar tweede jaar opgevoed worden in het premonstratenzerklooster in Altenberg an der Lahn, waar zij op haar 21e jaar al overste wordt. Zij zal later voor haar verzoenende arbeid en inzet voor zieken en armen zalig verklaard worden.

Sint Elisabeth bezoekt een hospitaal in Marburg. Zij biedt een zieke man een bord eten en een drinkbeker aan.

Wikimedia Commons

Volgens een latere schriftelijke getuigenis van Guda is Elisabeth al vanaf haar kinderjaren een levenslustig, wilskrachtig en creatief meisje en heeft ze dan al een uitgesproken gevoel voor rechtvaardigheid en toont ze een diepe vroomheid. Geïnspireerd door verhalen over Franciscus van Assisi gaat Elisabeth zich inzetten voor zieken en gebrekkigen en ze laat hen royaal delen in de rijkdom van het hof door voedseluitdelingen en het wegschenken van haar eigen kleding. Samen met Ludwig sticht ze een hospitaal aan de voet van de Wartburg, waar ze zelf vaak hand- en spandiensten verricht. Ze neemt afstand van de weelde aan het hof en weigert steeds vaker deel te nemen aan feesten en copieuze maaltijden. Ze wil ten slotte alleen nog maar dat eten wat afkomstig is van de eigen moestuin en niet van de uitgebuite boerenbevolking. Ze vervreemdt zich steeds verder van haar eigen familie en trekt zich met steun van haar geestelijk adviseur, een franciscaan, steeds vaker terug in gebed en boetedoening. Ludwig verdedigt haar telkens opnieuw tegenover zijn familie, maar maakt zich zorgen als hij langdurig van huis zal zijn. 

Hij moet in 1227 als een van de bevelhebbers in het leger van de Duitse keizer Frederik II op kruistocht naar het Heilig Land. Voor zijn vertrek wordt voor Elisabeth – op haar initiatief - een nieuwe geestelijk leidsman en steunpilaar aangeworven: de kruistochtprediker, kettervervolger en pauselijk inspecteur van de bisdommen en kloosters in het Duitse Rijk, magister Konrad van Marburg. In het bijzijn van haar man legt Elisabeth tegenover Konrad een gelofte van gehoorzaamheid en kuisheid af. Deze neemt daarbij de verantwoordelijkheid op zich haar te beschermen bij een mogelijk overlijden van Ludwig tijdens de kruistocht. Maar Konrad gaat zich tegenover haar steeds dictatorialer gedragen. Hij oefent wrede dwang uit en gaat soms zelfs over tot lijfstraffen. 

Verbanning van het hof 

In Zuid-Italië bezwijkt Ludwig aan de gevolgen van een epidemie, waarschijnlijk de pest. In Eisenach wordt zijn jongere broer, Heinrich Raspe, de waarnemend landgraaf van Thüringen, als regent voor de vijfjarige troonopvolger Hermann. Heinrich Raspe probeert in overleg met zijn moeder Sophie om Elisabeth weer normaal te laten deelnemen aan het leven aan het hof, zodat ze zich weer gaat gedragen zoals een landgravin betaamt. Maar dat mislukt compleet. Uiteindelijk wordt Elisabeth met haar kinderen van het hof verjaagd in de hoop dat zij daardoor wel zal inbinden en terugkeren. Maar ze volhardt en vanwege gebrek aan bestaansmiddelen belandt het gezin uiteindelijk in een stal, terwijl het winter is. Uit angst voor bestraffing door de nieuwe landgraaf durven de burgers van Eisenach haar niet te hulp te schieten. Ook wordt haar wel verweten dat ze door haar eigenzinnig gedrag nu niets meer voor de zieken en armen in de stad kan betekenen.

Konrad van Marburg op een gebrandschilderd raam in de Elisabethkirche in Marburg

Wikimedia Commons

De zelf zeer ascetisch levende Konrad van Marburg (hij rijdt bijvoorbeeld op een ezel in plaats van op een paard) dwingt Elisabeth door te zetten en niet terug te keren naar de luxe van het hof. Ze legt nu zelfs een gelofte van armoede af en ze doet afstand van haar kinderen, zodat de oudste twee naar het landgrafelijk slot kunnen terugkeren. De jongste is nog een zuigeling en zal waarschijnlijk nog bij een min wonen. Vervolgens grijpt de familie Van Andechs-Meranien in. Abdis Mechthild, een van de tantes van Elisabeth, haalt haar uit Eisenach weg en brengt haar naar de Beierse stad Bamberg. Daar is Ekbert, een oom van Elisabeth, aartsbisschop en die plaatst haar onder toezicht. Hij probeert voor haar een nieuw huwelijk te arrangeren en treedt in overleg met de inmiddels weduwnaar geworden keizer Frederik II. Elisabeth weigert absoluut welk huwelijk dan ook. Onder geen beding wenst ze haar gelofte aan God en haar man om ongehuwd te blijven te breken. Wanneer in mei 1228 de stoffelijke resten van Ludwig in Duitsland arriveren moet Elisabeth terug naar Thüringen voor de bijzetting in de grafelijke crypte van het klooster Reinhardsbrunn. 

Laatste jaren in Marburg 

Ondertussen heeft Konrad van Marburg een pauselijke opdracht geregeld om voor Elisabeth te zorgen en gaat daarmee gewapend haar weduwetoelage regelen. Onder dreiging van excommunicatie komt hij tot een overeenkomst met Heinrich Raspe. De landgrafelijke familie wil geen betrekkingen meer met Elisabeth onderhouden en koopt haar af door middel van de forse som van 2000 mark ineens. Daarmee wordt buiten de stadsmuren van Marburg een hospitaal voor zieken (o.a. lepralijders) en behoeftigen gesticht, dat toegewijd wordt aan Franciscus van Assisi. Elisabeth gaat in een eenvoudige woning bij het hospitaal wonen en staat als ziekenverzorgster dag en nacht klaar voor allen die hulp behoeven. Ze put zichzelf uit door ondervoeding, overmatig werk en nachtelijke uren van gebed. Elisabeth is pas 24 jaar oud als ze op 17 november 1231 overlijdt. Konrad van Marburg zorgt ervoor dat ze wordt opgebaard en een stroom van mensen trekt langs de baar om afscheid van haar te nemen. Ze wordt begraven in de kapel van het hospitaal. Konrad, die haar vele jaren heeft gepusht om een heilig leven te leiden, zorgt er nu voor dat een proces tot heiligverklaring in Rome aanhangig gemaakt wordt. Hij stelt zelf een biografische schets van haar leven samen voor de kerkelijke autoriteiten in Rome. Getuigenissen worden opgetekend, o.a. van Guda, en er komen meer dan 120 verklaringen over wonderen als gevolg van aanroepingen bij het graf van Elisabeth. Op het feest van Pinksteren in 1235 wordt Elisabeth van Thüringen heilig verklaard. Boven haar graf wordt een grote, vroeggotische aan haar toegewijde kerk gebouwd, die het centrum wordt van pelgrimages door de eeuwen heen tot nu toe.  

Elisabeth verlaat de Wartburg met haar kinderen. Illustratie door Eleanor Fortescue-Brickdale in 'The story of Saint Elizabeth of Hungary' door William Canton (1910).

Wikimedia Commons

St. Elisabethkirche in Marburg

Wikimedia Commons

Gezicht op de St. Elisabethkirche in Marburg door Georg Michael Mades (1810-1890)

Wikimedia Commons