Guillaume Groen van Prinsterer

De eerste antirevolutionaire politicus

Groen van Prinsterer

Guillaume Groen van Prinsterer

Afkomst en opleiding

Guillaume (Willem) Groen van Prinsterer werd op 21 augustus 1801 geboren te Voorburg, in het buitenverblijf van de familie. Het ouderlijk huis stond in Den Haag aan de Korte Vijverberg. Tegenwoordig vindt het Kabinet van de Koning er onderdak. Zijn vader was medicus. Willem bezocht scholen in Den Haag, Haarlem en Utrecht. Van 1818 tot 1823 studeerde hij in Leiden, waar hij eind 1823 promoveerde in de rechten en de letteren. In Leiden volgde hij o.a. lessen bij Willem Bilderdijk, de schrijver-jurist, die zich daar als privaatdocent in de vaderlandse geschiedenis gevestigd had. Johan Rudolph Thorbecke, de latere liberale staatsman, was een studiegenoot.

Tegen de revolutie, voor het evangelie

Nog in 1823 vestigde hij zich als advocaat in Den Haag. Hij solliciteerde in 1827 naar de functie van rijksgeschiedschrijver, maar die baan kreeg hij niet. Als referendaris aan het Kabinet van koning Willem I kreeg hij goed inzicht in de politiek. Van 1829 tot 1836 was hij secretaris van het kabinet. Vanaf oktober 1829 publiceerde hij het blad Nederlandsche gedachten, waarin hij zich verzette tegen de revolutiegeest die zichtbaar werd tijdens de Belgische Opstand (1830). In zijn artikelen ging Groen in op de politieke actualiteit. Hij pleitte daarbij voor een radicale keuze voor het evangelie, en riep het volk op tot nationaal besef op basis van de drieslag God, Nederland en Oranje.

Geschiedenis

Groen had al vroeg een grote liefde voor geschiedenis. Hij kwam tot de overtuiging dat God zelf zich daarin openbaarde. In 1831 kreeg hij toezicht over het Koninklijk huisarchief. Van 1835 tot 1840 publiceerde hij daaruit diverse bronnen. Maar zijn meest invloedrijke werk werd zijn Handboek der geschiedenis van het vaderland.

Vanaf 1837 steunde Groen de Afgescheidenen, die zich hadden losgemaakt van de Nederlandse Hervormde kerk. Zijn calvinistisch-orangistische geschiedschrijving gaf die beweging een flinke steun in de rug.

Portret van Guillaume Groen van Prinsterer gemaakt door Charles Hodges in 1823.

Wikimedia Commons

De eerste pagina van het boek Ongeloof en Revolutie. Ene Reeks van Historische Voorleezingen, verschenen in 1847.

Ongeloof en revolutie

In 1847 publiceerde Groen zijn hoofdwerk, Ongeloof en revolutie. Daarin stelde hij revolutie gelijk aan ongeloof. Revolutie loopt volgens Groen altijd uit op tirannie. Er bestaat volgens hem geen vrijheid dan op christelijke grondslag. Al het gezag is van God afkomstig en kan alleen door Hem worden gelegitimeerd. Politieke ideeën vanuit de Franse Revolutie zoals volkssoevereiniteit (= niet een vorst maar het volk heeft het hoogste gezag in een staat) werden door hem afgewezen.Tientallen jaren lang bleef dit boek de basis van protestants-christelijke politiek.

Kamerlid en anti-revolutionair

Groen werd ook zelf politiek actief: tussen 1849 en 1871 kwam hij diverse malen als anti-revolutionair in de Tweede Kamer. Als Kamerlid zette hij zich in voor protestants-christelijk onderwijs. Toen echter in de onderwijswet van 1857 gepleit werd voor algemeen toegankelijk onderwijs in alle christelijke en maatschappelijke deugden, werd hij een pleitbezorger van neutrale openbare scholen en door de overheid gelijk gefinancierde bijzondere scholen op protestants-christelijke grondslag. In 1871 verliet Groen het parlement; de jonge Abraham Kuyper nam het stokje van hem over en stichtte in 1879 de Anti-Revolutionaire partij, de eerste politieke partij in Nederland.

Testament

In 1875 schreef hij in Nederlandsche gedachten zijn christelijk-historisch testament: “Met de tollenaarsbede: O God, wees mij zondaar genadig! Met de Heidelberger Catechismuswijsheid: mijn enige troost in leven en sterven. Met den juichtoon: Ik danke God door Jezus Christus onzen Heere. Met de strijdleus der Reformatie: Doet aan de geheele wapenrusting Gods en het zwaard des Geestes hetwelk is Gods Woord. Met de zinspreuk: Een Staatsman niet ! een Evangeliebelijder!”

Groen van Prinsterer overleed op 19 mei 1876. Het wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie is naar hem vernoemd.