Edith Stein

De geleerde non die vanwege haar joodse afkomst in Auschwitz werd vermoord

Afkomst en jeugd

Edith Stein wordt op 12 oktober 1891 geboren als jongste van zeven kinderen in een orthodox joods gezin in Breslau. Dat is nu de Poolse stad Wroclaw, maar maakt in die tijd deel uit van het Duitse Keizerrijk en is gelegen in de Pruisische provincie Silezië. Haar vader, die houthandelaar is, sterft als ze twee jaar is. Haar moeder neemt de zaak daarna zelf in handen en blijft daarnaast volgens de strenge regels van het joodse geloof haar kinderen opvoeden. Voor haar is het belangrijk dat Edith geboren is op Grote Verzoendag. Dat is de meest heilige dag van de joodse kalender, waarin gelovigen vergeving van hun tekortkomingen vragen om zonder zonden het nieuwe jaar te kunnen beginnen.

Studie

In de pubertijd breekt Edith met haar joodse geloof en wordt atheïstisch. Op haar veertiende wil ze niet meer naar school en ze belandt als hulp in de huishouding bij haar oudste zus, die met een arts getrouwd is en in Hamburg woont. Na een aantal maanden gaat ze naar school terug en op haar negentiende behaalt ze met prachtige cijfers het gymnasiumdiploma. Ze vervolgt haar studie aan de Universiteit van Breslau, maar gaat in 1913 over naar de beroemde Universiteit van Göttingen om daar filosofie, psychologie, geschiedenis en letteren te studeren. Die studie verloopt voortreffelijk. Ze ontmoet veel interessante mensen onder wie verschillende tot het christendom bekeerde joden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog onderbreekt ze enige tijd haar studie om als vrijwilliger oorlogsslachtoffers te verplegen. Als haar belangrijkste docent, de filosoof Edmund Husserl, verhuist naar de Universiteit van Freiburg, volgt Edith hem en wordt zijn wetenschappelijk assistent. Ze promoveert tot doctor in de filosofie in 1917. Naast haar wetenschappelijk werk geeft Edith in die periode veel lezingen.

Plaquette bij het vroegere woonhuis van het gezin Stein in Wroclaw (vroeger Breslau).

Wikimedia Commons

Edith als studente in Breslau (1913-1914)

Wikimedia Commons

Edith als jonge vrouw, ca. 1920

Edmund Husserl (1859-1938), filosoof en leermeester van Edith Stein

Wikimedia Commons

Katholieke geloof

Bij toeval krijgt Edith in de zomervakantie van 1921 bij een van haar bevriende kennissen in Göttingen de autobiografie van de heilige Teresa van Avila in handen. Ze leest dit levensverhaal van de zestiende-eeuwse zuster karmelietes is één nacht uit. De volgende morgen zegt ze: ‘Nu heb ik de waarheid gevonden’. Ze verdiept zich verder in het katholieke geloof en laat zich op 1 januari 1922 dopen. Pas daarna gaat ze het haar moeder vertellen, die er erg verdrietig over is. Edith stopt met haar universitaire baan en gaat lesgeven in de Duitse taal en cultuur aan de middelbare meisjesschool van de zusters Dominicanessen in Speyer. Ze bewoont dan een kamertje in het klooster, werkt aan filosofisch-wetenschappelijke publicaties en doet aan alle gebedsdiensten in de kapel mee. Ze is zeer betrokken bij haar leerlingen, maar het lesgeven loopt toch niet lekker, omdat ze vanuit haar geleerdheid te veeleisend is.

In het klooster

In 1932 wordt ze lector aan het Instituut voor Pedagogie van de Universiteit van Münster. Maar al in 1933 komt er een einde aan deze baan. Door de antisemitische wetgeving van de nieuwe regering o.l.v. Adolf Hitler is er voor haar vanwege haar joodse afkomst geen plaats meer in het onderwijs. In een brief wijst ze paus Pius XI op het gevaar dat de joden in Duitsland lopen, maar ze krijgt geen enkele reactie.

Dan besluit ze in te treden in het karmelietessenklooster van de orde van Teresa van Avila in Keulen. Ze kiest als kloosternaam voor Teresa Benedicta van het Kruis. Haar moeder begrijpt helemaal niets van deze keuze voor het klooster, maar komt haar toch als hoogbejaarde een keer opzoeken. In de nacht van 9 op 10 november 1938 blijkt uit het brute antisemitische optreden tijdens de Reichskristallnacht dat het voor joden – en zelfs voor bekeerde joden - in Duitsland niet veilig meer is.

Vervolging

Om het klooster en haarzelf niet gevaar te brengen wordt Zuster Teresa Benedicta op oudejaarsavond de grens overgebracht naar het karmelietessenklooster in het Limburgse Echt. In 1940 komt haar zus Rosa ook naar Echt. Zij is inmiddels ook katholiek geworden, maar zal lekenzuster blijven en niet als non intreden. In datzelfde jaar overvallen de Duitsers Nederland. De joodse inwoners worden steeds meer in het nauw gedreven. De gezusters Stein in Echt moeten ook de Jodenster gaan dragen, maar lopen nog geen gevaar gedeporteerd te worden. Dat verandert als onder leiding van kardinaal De Jong de Nederlandse bisschoppen zich verzetten tegen de Jodenvervolgingen. Een week nadat in alle katholieke kerken een verzetsbrief van de bisschoppen is voorgelezen, worden op 2 augustus 1942 zuster Benedicta en haar zus Rosa in Echt door de Gestapo opgepakt en via Kamp Amersfoort naar het doorgangskamp Westerbork gebracht. In dat kamp zijn ze met tien zusters die allemaal nog hun habijt dragen. Edith Stein trekt zich het lot van de kleine joodse kinderen aan. Ze troost ze en wast en verzorgt ze. Dat kan echter maar voor enkele dagen. Op 7 augustus wordt ze met haar zus in een veewagon op transport gesteld naar Polen. Twee dagen later worden ze vermoord in een van de gaskamers van Auschwitz.

Het karmelietessenklooster in Echt (Limburg), waar Edith Stein ruim drie jaar verbleef tot haar arrestatie door de Gestapo (1942).

Edith Stein, gebrandschilderd raam in de St. Bavobasiliek (en kathedraal) in Haarlem.

Wikimedia Commons

Cyrillus - Catharina van Siëna - Methodius

Brigitta van Zweden - Benedictus - Edith Stein,

als patronen van Europa in deze collage afgebeeld.

Wikimedia Commons