Adelheid van Bourgondië

De heilig verklaarde eerste keizerin van het Heilige Roomse Rijk

Het Ottoonse keizerrijk  

Met de kroning van de Frankische koning Karel de Grote tot keizer – door de paus in de kerstnacht van het jaar 800 in de Sint Pieter in Rome - herleeft het Westromeinse keizerrijk. Volgens de overlevering betuigen de kerkgangers dan tijdens de dienst hun instemming door uit te roepen: “Karel, de Augustus, de door God gekroonde grote en vrede brengende keizer”. Deze uitspraak behelst een belangrijke opdracht, maar is ook de basis voor een langdurige tweespalt. De opdracht vrede te brengen belast de keizer met de niet aflatende militaire opgave Europa te beschermen tegen alle grote vijanden, zoals de Saracenen, de Magyaren en de Slaven. Het gevaar van tweespalt is gelegen in de onvermijdelijke machtsstrijd tussen keizer en paus, die zich allebei kunnen beroepen op een goddelijke opdracht. De hoogste wereldlijke en de hoogste geestelijke leider zullen nog menigmaal botsen. Afgezien daarvan wordt de keizer voortaan geacht de paus te beschermen tegen allen die het op de kerk en het katholieke geloof gemunt hebben. 

In het Frankische Rijk van Karel de Grote is het zo geregeld dat alle wettige vorstenzoons in gelijke mate recht hebben op de bestuurlijke erfenis van hun vader. Daarom splitsen de drie zoons van zijn opvolger, Lodewijk de Vrome, het rijk na diens dood in een Oost-Frankisch, een West-Frankisch en een Middenrijk. Daarna wordt het Middenrijk ook nog eens in drieën verdeeld. De vorst van een van die deelgebieden draagt dan de keizerstitel. Het is te begrijpen dat het gezag van die keizer inmiddels niet groot meer is. In de tiende eeuw raakt de functie zelfs vacant. Wanneer in 962 de Duitse koning Otto I en zijn vrouw Adelheid tot keizer en keizerin gekroond worden, wordt het keizerrijk hersteld. Omdat Otto afstamt van een Saksische familie wordt vanaf nu het Saksische erfrecht gehanteerd, waarbij alleen de oudste zoon opvolgt. Drie opeenvolgende keizers dragen de naam Otto. Vandaar dat gesproken wordt over het Ottoonse keizerrijk, de eerste fase van het Heilige Roomse Rijk. Adelheid heeft door haar nauwe familiebanden met de drie Otto’s gedurende 37 jaar invloed op de ontwikkelingen in dit keizerrijk. De Ottonen verenigen de Duitse en de Noord-Italiaanse koningskronen, waaraan later die van Bourgondië wordt toegevoegd. Het door hen opgebouwde keizerrijk zal – met een wisselende omvang - bestaan tot 1806, wanneer het door Napoleon, die zichzelf tot nieuwe keizer kroont, wordt opgeheven.

Kaart van het Heilige Roomse Rijk rond 1000 na C.

Wikimedia Commons

Over de kerk en het rijk  

In de 66 jaren waarin de drie Otto’s regeren, zijn er in Rome zestien verschillende pausen. Zij besturen de kerk dus meestal erg kort, zijn soms niet voor het priesterschap opgeleid, zijn meestal de speelbal van rivaliserende adels families in Rome en in hun levenswandel vaak geen voorbeeld van goed christelijk gedrag. Tegelijk bloeit de kerk op in de gebieden waar de Ottoonse vorsten wel langdurig hun macht kunnen laten gelden. Dit komt onder meer door de benoeming van verschillende krachtige familieleden op hoge kerkelijke functies. Ze maken ook graag gebruik van hooggeschoolde kerkelijke functionarissen in hun bestuur, zoals aartsbisschop Willigis van Mainz, die kanselier (hoogste ambtelijke functie) wordt en die ook samen met de keizerinnen Adelheid en Theophanu het regentschap over Otto III vervult. De celibaatsverplichting voorkomt dat er problemen rijzen met erfgenamen. Meestal blijken bisschoppen, abten en abdissen de meest loyale bestuurders binnen het rijk. Geen wonder dan ook dat de vorsten hen ondersteunen met de bouw van kathedralen en kloosters. In de kathedralenbouw wordt de samenwerking tussen het wereldlijke en het kerkelijke gezag symbolisch geïllustreerd in het hoog opgebouwde westwerk van de kerk (waar de wereld de kerk binnenkomt) aan de ene zijde en het verhoogde priesterkoor aan de oostzijde, het terrein van de geestelijkheid. De kathedraal van Maagdenburg, door Otto I gefinancierd en door Adelheid veelvuldig bezocht, laat dat bijvoorbeeld goed zien. In de groeiende invloed van de keizers op de kerkelijke aangelegenheden liggen overigens wel de wortels van de investituurstrijd: de machtsstrijd in de elfde en twaalfde eeuw tussen pausen en keizers over de vraag wie de doorslaggevende stem heeft bij de benoeming van bisschoppen. 

De kathedraal of Dom van Maagdenburg. De bouw begint in 1207, in 1363 gewijd. Op de voorgrond de rivier de Elbe.

Wikimedia Commons

Dom van Maagdenburg, interieur

Wikimedia Commons

Het doksaal in hooggotische stijl gebouwd in 1451. Een doksaal vormde in het kerkgebouw een scheiding tussen de geestelijkheid in het daarachter liggende koor en het gewone kerkvolk.

Wikimedia Commons

Adelheid en de kloosterorde van Cluny  

In zijn levensbeschrijving van keizerin Adelheid vertelt Odilo, de vijfde abt van de kloosterorde van Cluny, over de reis die hij samen met haar in 999 maakt door het koninkrijk Bourgondië, het geboorteland van Adelheid. De laatste stad die Adelheid met hem aandoet voor haar terugkeer naar het klooster van Seltz is Cluny, gelegen in het Franse hertogdom Bourgondië. Daar staat zijn klooster, de in 910 door Willem van Aquitanië gestichte benedictijner abdij. Die abdij wordt het moederklooster van honderden andere kloosters, gelegen in diverse Europese landen. Odilo onderstreept in zijn geschrift hoe belangrijk Adelheid de hervormingsbeweging van Cluny vindt, de orde die een voorbeeldig christelijk leven van de monniken en een zuivere toepassing van de regels van Sint Benedictus nastreeft. Adelheid brengt niet voor niets de (mede) door haar gestichte kloosters in Payerne, Pavia en Seltz onder de hoede van Cluny. Geen wonder dus dat de procedure voor haar heiligverklaring vanuit Cluny georganiseerd wordt en een voormalige cluniacenzer monnik als paus het desbetreffende besluit neemt.

De abdijkerk van Cluny. Een reconstructietekening uit 1887-1901. De kerk vormde een onderdeel van een veel groter complex.

Wikimedia Commons

Bronzen beeld van Adelheid als stichteres van het klooster van  Seltz (Elzas).

Wikimedia Commons