Johannes Fontanus

De hervormer van Gelderland

In de zeventig jaar van het leven van Johannes Fontanus (1545-1615) voltrekt zich een bijzondere ontwikkeling in de Nederlanden. Aan het begin van Fontanus’ leven regeert Karel V over de Habsburgse Nederlanden, sinds de verovering van Gelre (1543) een aaneengesloten gebied. Als koning van Spanje en keizer van Duitsland heeft Karel V de macht in Europa stevig in handen. Als in 1555 zijn zoon Filips II hem opvolgt, krijgt deze “slechts” het gezag over Spanje en de Nederlanden. De Duitse keizerskroon gaat naar Karels jongere broer Ferdinand.

Filips II trekt stevig van leer. Niet alleen tracht hij het centrale gezag over zijn gebied te maximaliseren, ongeacht de oude adelsrechten, hij wenst ook op het gebied van het geloof geen concessies te doen. Zowel de paus als de vorst zetten in de eerste helft van de zestiende eeuw fors in op centraal gezag. Daarin ligt een bron van conflicten in de Nederlanden, waar steden en gewesten vanouds eigen rechten hebben en waar het protestantisme veel weerklank vindt.

Repressie

Als in 1566 de edelen met hun smeekschrift een beroep doen op hun oude rechten bij Margaretha van Parma, halfzus van Filips II en namens hem landvoogdes in de Nederlanden, en als tegelijkertijd de hervorming steeds meer terrein wint en de katholieke kerken geplunderd worden tijdens de Beeldenstorm, besluit de koning tot het sturen van de hertog van Alva. Met een leger van een kleine tienduizend man houdt deze eind augustus 1567 intocht in Brussel. Margaretha ziet zich voor voldongen feiten gesteld en treedt af, waarmee Alva ook landvoogd wordt. Hij stelt een speciale rechtbank in, de Raad van Beroerten (ook wel Bloedraad genoemd), die de opstandigen moet vervolgen en straffen. De edelen Egmont en Horne krijgen in 1568 de doodstraf te Brussel. De goederen van Willem van Oranje (en zo’n 9000 andere vluchtelingen) worden geconfisqueerd. In de loop van Alva’s bewind vinden ruim duizend veroordeelden de dood.

Vrijheidsstrijd

Aanvankelijke militaire operaties van Willem van Oranje mislukken, maar vanaf 1572 beginnen met de inname van Den Briel en de overgave van Dordrecht de successen die leiden tot de Pacificatie van Gent (1576), de Unie van Atrecht en die van Utrecht (1579).

In 1578 wordt Jan van Nassau, de enige broer van Willem van Oranje die dan nog leeft, stadhouder van Gelre. Anders dan zijn oudere broer is Jan een fel calvinist. Hij wil het katholicisme bestrijden en ziet niets in een religievrede. Het is dus niet zo vreemd dat hij graaf Johan Casimir ertoe beweegt zijn orthodox calvinistische veldprediker Johannes Fontanus aan de gereformeerde kerk te Arnhem af te staan. Diens preken vallen daar erg in de smaak en al snel wordt hij de leider van de Arnhemse calvinistische predikanten. Zoals in meer steden wordt ook in Arnhem de katholieke kerk, in dit geval de Eusebius, door de gereformeerden opgeëist.

De Markt in Arnhem met de Eusebiuskerk, schilderij uit 1884 door Elias van Bommel (1819-1890). De kerk is tijdens de Slag om Arnhem (1944) zeer ernstig beschadigd en heeft later een geheel nieuwe toren gekregen.

Wikimedia Commons

Jan van Nassau (zittend), tweede broer van Willem van Oranje, samen met zijn broers Hendrik, Adolf en Lodewijk. Jan is net als de broers luthers opgevoed, maar gaat uit overtuiging over tot het calvinisme. In 1577 fungeert hij korte tijd als stadhouder van Gelre. Hij keert later terug naar Slot Dillenberg, waar hij in 1605 als enige van de broers een natuurlijke dood is gestorven. Schilderij door Wijbrand de Geest (1592-1665).

Wikimedia Commons/Rijksmuseum

Kerk en staat

Vanaf 1578 voltrekt zich in de Nederlanden, en ook in Gelre, een proces van kerkelijke overgang, waarbij de katholieken kerken en kloosters moeten afstaan aan de aanhangers van het protestantse geloof. Johannes Fontanus heeft in Gelre een belangrijke rol gespeeld in dit proces. Als voorzitter van de provinciale synode en afgevaardigde namens Gelre naar nationale synodes, drukte hij het stempel van zijn orthodox-calvinistische visie op veel kerkelijke vergaderingen en stond hij centraal bij het examineren (en soms afwijzen) van veel (aspirant-)predikanten. 

Het calvinisme heeft in de Nederlanden grote invloed gehad, ook al zijn echt orthodoxe calvinisten, zowel onder de predikanten als onder de burgerij, meestal in de minderheid geweest. Hun opvallende geloofsijver was een bepalende factor voor hun onevenredig grote invloed. Orthodoxe calvinisten wilden de oorspronkelijke leer van Johannes Calvijn zo nauwkeurig mogelijk handhaven. Zij worden ook wel preciezen genoemd. Vooral de predestinatieleer, die ervan uitgaat dat de mens geheel en al afhankelijk is van Gods verkiezende genade en niets kan bijdragen aan zijn eigen verlossing van de zonde, is voor hen essentieel. En in hun visie dient de overheid de calvinistische “ware leer” te verdedigen en te ondersteunen. De Leidse theoloog Gomarus stond ook op dit standpunt. Zijn leerling Arminius, ook in Leiden als hoogleraar aangesteld, ging meer uit van de vrije wil/verantwoordelijkheid van de mens en dacht ook anders over de verhouding tussen kerk en staat. Zijn volgelingen heten rekkelijken, vanwege hun wat soepeler opstelling. De Republiek der Verenigde Nederlanden had een betrekkelijk losse structuur en was van oudsher tegen centraal gezag. Verdraagzaamheid werd niet alleen door humanisten als Erasmus en Coornhert bepleit, maar was ook politiek en economisch noodzakelijk. Een calvinistische staatskerk is er in de Nederlanden dan ook niet gekomen, ondanks pogingen daartoe.

Arminius

Arminius

Gomarus

Gomarus

Onder calvinisten bestond in de tijd van Fontanus een conflict tussen twee Leidse hoogleraren Arminius  en Gomarus over de 'ware leer'. Fontanus stond meer aan de kant van de orthodoxie.

Nationale synode

Het calvinisme heeft wel lange tijd gefunctioneerd als enige openbare religie. Andere overtuigingen waren weliswaar officieel  verboden, maar werden wel oogluikend toegestaan. Orthodoxe calvinistische predikanten, onder wie ook Fontanus, wilden een grotere rol voor het calvinisme en de overheid als medestrijder voor de orthodoxie. Vandaar Fontanus’ pleidooi voor een nationale synode, die door regenten als Oldenbarneveldt werd afgehouden en pas in 1618 tijdens het Twaalfjarig Bestand mogelijk werd. De “overwinning” van de orthodoxe stroming kan niet worden losgezien van de conflictueuze verhouding tussen stadhouder Maurits, die de kant van de calvinisten koos, en Oldenbarneveldt, de raadpensionaris…


Kort na het overlijden van Fontanus worden in Dordrecht de arminianen veroordeeld door de nationale synode en heeft de partij van de Oranjegezinden de politieke wind mee. Na het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) wordt de militaire strijd weliswaar hervat, maar om de Republiek kan niemand meer heen; de Vrede van Műnster zal onvermijdelijk blijken.