Corrie van Asch van Wijck

Gelovig voorvechtster van de zelfstandige vrouw

Als Corrie van Asch van Wijck in 1890 wordt geboren, is de gereformeerde zuil sterk in ontwikkeling. Abraham Kuyper richt in 1879 de Antirevolutionaire partij op, opent in 1880 de Vrije Universiteit en geeft met de Doleantie (1886) de aanzet tot het ontstaan van de Gereformeerde kerken in Nederland (1892). De door hem opgerichte krant De Standaard (1872) is van zowel de ARP als de GKN de spreekbuis.

Met de Doleantie verliest de Nederlandse Hervormde kerk ca. 10% van haar leden. Abraham Kuyper strijdt als journalist, politicus, hoogleraar en kerkenraadslid tegen de vrijzinnige ideeën die volgens hem en zijn medestanders de hervormde kerk besmetten en tot valse kerk maken. De hervormde synode treedt op tegen de in haar ogen fundamentalistische activisten door hen te schorsen. Dan beleggen de geschorste kerkenraadsleden eigen diensten. Ze zeggen te doleren (klagen) over de zorgelijke toestand waarin zich de kerk volgens hen bevindt. Kuyper bezet met zijn medestanders de Nieuwe Kerk aan de Dam…

Christelijke politiek

Bij de verkiezingen van 1888 behalen de katholieken en de antirevolutionairen samen een meerderheid, waardoor het eerst christelijke kabinet tot stand komt: het kabinet-Mackay (1888-1891). Kuyper neemt geen deel aan dit kabinet. Hij profileert zich als man van het volk. In 1891 organiseert hij het eerste Christelijk Sociaal Congres en daar bepleit hij een fundamentele omwenteling in de samenleving met zijn rede Het sociale vraagstuk en de christelijke religie. Dat leidt in 1894 tot een afsplitsing van de Vrij-Antirevolutionairen onder leiding van jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman. Vanaf 1908 wordt dit de CHU, de Christelijk Historische Unie (in 1980 opgegaan in het CDA).  

Geleidelijk aan ontwikkelt zich de ARP in Kuyperiaans-gereformeerde richting en ontstaat een afzonderlijke gereformeerde zuil met eigen scholen en vakorganisaties. Men leeft daarin vanuit de antithese: gereformeerde christenen moeten hun talenten inzetten in en ten dienste van eigen organisaties en scherp stelling nemen tegen andersdenkenden. Via doorgaande reformatie moet de samenleving veranderd worden in gereformeerde richting. Kuyper wordt zelfs een periode minister-president (1901-1905), maar hij slaagt er niet in heel Nederland calvinistisch te maken: het blijft bij een gereformeerde zuil. Kuyper krijgt ook geen tweede termijn als premier.

Abraham Kuyper, portret door Jan Veth (1900)

Wikimedia Commons

Jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman, tekening door Jan Veth. Hij wordt na de afslitsing van de Antirevolutionaire Partij de eerste leider van de Christelijk-Historische Unie. 

Wikimedia Commons

'Een vaste burg is onze God'

Vaandel van de Christelijke Werkliedenvereeniging

''Maarten Luther',

een van de organisaties van christelijke arbeiders,  die aan het einde van de 19e eeuw werden opgericht. 

Emancipatie en traditie

In 1917 biedt een grondwetsherziening zowel algemeen kiesrecht als gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. In 1919 volgt het actief vrouwenkiesrecht. De liberale elite verliest haar bevoorrechte positie. Het Tweede Christelijk Sociaal  Congres (1919) stimuleert vrouwen zich te organiseren; dat leidt tot de oprichting van de Nederlandsche Christen Vrouwenbond. In het interbellum is Hendrikus Colijn, een uit zijn milieu geëmancipeerde gereformeerde boerenzoon, als premier ook internationaal een gezaghebbend politicus. 

Ook op het gebied van kunst en cultuur ontwikkelen de gereformeerden zich. Kuyper zelf doceert aan de Vrije Universiteit enige tijd literatuur en esthetiek. Het Christelijk letterkundig verbond wordt opgericht, het literaire tijdschrift Opwaartsche Wegen verschijnt van 1923 tot 1940 en publiceert werk van jonge gereformeerden.  De 'Jong Protestanten' laten van zich horen, een groep christelijke schrijvers. Toneel blijft officieel nog een brug te ver, maar op de VU wordt door studenten al in 1921 een klucht gespeeld, en gereformeerde jeugdverenigingen maken tableaux-vivants.

Het gereformeerde leven staat in die tijd nog geheel in het teken van het geloof: wekelijkse kerkgang (minimaal tweemaal per zondag), dagelijkse bijbellezing en gebed aan tafel. De mannenbroeders besturen de kerk en hun gezin, zijn actief in maatschappelijke organisaties en verdienen de kost. Vrouwen zien hun huishouden als een ambt en gehuwde vrouwen werken niet buitenshuis. 

In de jaren ’30 sluit Corrie van Asch van Wijck zich aan bij de Hervormde kerk. Zij verlaat daarmee dus het gereformeerde milieu van haar jeugd. Haar internationale activiteiten en oecumenische contacten maken die stap onontkoombaar. Het contrast tussen de gereformeerde zuil en de internationale oecumenische beweging is eenvoudig te groot. Ook de ondergeschikte positie van de vrouw als “door God gegeven orde” zal haar ongetwijfeld hebben gestoord. En eventuele sympathie voor het idee van volledige gelijkberechtiging van man en vrouw in de kerk was in de gereformeerde zuil in haar tijd volstrekt niet aan de orde.

Principieel en conservatief

Tijdens de Tweede Wereldoorlog toonden relatief veel gereformeerden hun principiële kant door zich te verzetten tegen de Duitsers, onderduikers te huisvesten en de kerk beschikbaar te stellen voor het georganiseerde verzet. Na de oorlog wilde men echter in grote meerderheid niets weten van het naoorlogse streven naar vernieuwing. Indië  moest “ons Indië” blijven, een “staatspensioen” als de AOW werd onbijbels geacht en zowel de Europese eenwording als de oecumene, belichaamd in de Wereldraad van Kerken, was verdacht. Zo kwamen gereformeerden in de conservatieve hoek terecht.