Constantijn de Grote

De eerste christelijke Romeinse keizer

Militair en bestuurlijk genie

De carrière van Constantijn laat duidelijk zijn leidinggevende kwaliteiten zien. In de derde eeuw na Christus was het Romeinse Rijk in verval. De grenzen werden onvoldoende verdedigd tegen binnendringende stammen, er kwam op grote schaal corruptie voor en het keizerlijk gezag was diep gezonken. De keizers kwamen meestal voort uit het leger en heetten niet voor niets soldatenkeizers. Ze regeerden gemiddeld niet langer dan twee jaar, hadden vaak te maken met tegenkeizers en kwamen meestal door moord om het leven. Constantijn regeert in het begin van de vierde eeuw zes jaar in het West-Romeinse Rijk en 24 jaar over het gehele rijk. Hij verliest geen enkele oorlog en bestuurt zijn gebieden met vaste hand. Hij kan voortbouwen op de bestuurlijke verbeteringen van Diocletianus en realiseert een periode van vrede en veiligheid, ook voor de minderheidsgroepen in de samenleving zoals de christenen.

In de Capitolijnse Musea in Rome bevinden zich het hoofd en enkele andere ledematen van het reusachtige bronzen beeld van Constantijn, vervaardigd aan het begin van de 4e eeuw na Christus.

Wikimedia Commons

Bekering

Er is nog altijd veel te doen over de mate van oprechtheid van Constantijn bij zijn bekering tot het christendom. Heeft hij het christendom niet te veel gebruikt  tot eigen glorie, omdat het hem goed van pas kwam? Is de strijd bij de Milvische brug in het teken van het kruis niet vooral een zaak van ‘baat het niet, het schaadt ook niet’? Propageert hij niet de gedachte van één god in de hemel en één heerser als diens afgezant op aarde om zijn eigen keizerlijke positie te versterken? Is zijn bekering wel geloofwaardig als hij in de nieuwe stad Constantinopel ook tempels laat bouwen voor de ‘oude’ Romeinse goden? Kun je hem wel een christelijke keizer noemen als hij zelfs familieleden ter dood veroordeelt en zich pas aan het eind van zijn leven laat dopen?

Allemaal terechte vragen. Vragen die zich niet zomaar met ja of nee laten beantwoorden. In ieder geval vragen waarvan de antwoorden in het perspectief van die tijd gezocht moeten worden.

Met ingang van het bestuur van Constantijn komt er een nieuwe houding van de overheid ten opzichte van de christenen. Zij vormen dan niet meer dan ongeveer 20% van de bevolking (in de steden van het oosten is dit percentage veel hoger en in het westen, met name op het platteland, veel lager). Uiteraard heeft Constantijn rekening te houden met de meerderheid van de bevolking en gaat hij niet rigoureus te werk. Hij laat zich zelfs op nieuwe munten in het begin nog afbeelden met Apollo als Sol Invictus, de onoverwinnelijke zonnegod. En de geboorte van Christus gaat gevierd worden op de traditionele geboortedag van Sol Invictus: 25 december. Voorwaar een godsdienstpolitiek die na een periode van christenvervolgingen verzoenend kan werken. Ondertussen worden de christenen vrijgelaten in hun godsdienstoefeningen en wordt de bouw van kerken door de keizer begunstigd. Constantijn besteedt zelf tijd, geld en energie in de bouw van de (oude) Sint Pieterskerk en de Sint Jan van Lateranen in Rome en helpt zijn moeder Helena met het tot stand brengen van de Heilig Grafkerk in Jeruzalem.

Dat Constantijn zich pas aan het eind van zijn leven laat dopen is voor die tijd heel gebruikelijk. Aan de ene kant is dit te verklaren uit de toen veel gehanteerde redenering dat er dan weinig tijd meer zou zijn opnieuw te zondigen en aan de andere kant moeten we bedenken dat het gebruik van de kinderdoop toen nog niet bestond.

Dit mozaïek van Constantijn bevindt zich in de Hagia Sophia in Constantinopel. Constantijn verplaatste de keizerszetel vanuit Rome naar deze stad, die het nieuwe middelpunt van het Romeinse Rijk werd.

Verbinding kerk en macht

Na Constantijn zijn alle Romeinse keizers op één na (Julianus, de Afvallige) christelijke keizers. De begunstiging van het christendom onder Constantijn zet zich voort. En dit niet zo zeer als inzet van de keizer persoonlijk als wel door de staat als instituut. Uiteindelijk mondt dit uit in het door keizer Theodosius afgekondigde Edict van Thessaloniki in 380: Het is onze wil, dat alle volken onder het bestuur van onze goedertierenheid de godsdienst zullen beoefenen die de goddelijke Petrus doorgaf aan de Romeinen. Hiermee wordt het christendom als staatsgodsdienst een feit. Kerk en staatsmacht worden met elkaar verbonden. Dat zal in de loop der geschiedenis tot veel bloedvergieten leiden, maar het is geschiedvervalsing om te zeggen dat Constantijn daarvoor de basis heeft gelegd.

In de achtste eeuw duikt het document op dat de naam Donatio Constantini krijgt, waarin Constantijn paus Sylvester I de wereldlijke regering over Rome en omgeving schenkt. Op basis van dit document is in de middeleeuwen de wereldlijke macht van de paus over de Kerkelijke Staat verdedigd. De vijftiende eeuwse humanist Lorenzo Valla wist echter op basis van tekstkritisch onderzoek te bewijzen dat het document een vervalsing is. Ook hier treft Constantijn dus geen blaam.

Dat wil niet zeggen dat Constantijn zich altijd als een heilige gedragen heeft. De Grieks-orthodoxe en Russisch-orthodoxe kerken hebben hem wel heilig verklaard, maar de rooms-katholieke kerk is daar vanwege zijn vaak harde optreden nooit toe overgegaan.

Constantijn schenkt paus Sylvester I de wereldlijke regering over Rome en de omgeving. Het document uit de achtste eeuw, dat de naam Donatio Constantini kreeg, werd in de vijftiende eeuw na een tekstkritisch onderzoek ontmaskerd als een vervalsing.