Anna Maria van Schurman

Een begaafd en kunstzinnig gelovige

Anna Maria van Schurman

Portret door Jan Lievens (1649), National Gallery, Londen

Anna Maria van Schurman wordt op 5 november 1607 te Keulen geboren als eerste dochter en derde kind van Frederik van Schurman en Eva von Harff de Dreiborn. Haar grootouders van vaders kant waren als calvinisten in 1568 Antwerpen ontvlucht, toen de hertog van Alva daar de terugkeer naar het katholieke geloof afdwong en begon met de terechtstelling van protestanten. Via Hamburg en Frankfurt was de familie in 1593 in Keulen beland, toen nog een toevluchtsoord voor protestanten. Anna Maria’s vader trouwt er in 1602 met de adellijke Eva von Harff de Dreiborn. Hij is een overtuigd calvinist en stelt in de opvoeding van zijn kinderen bijbel- en catechismusstudie centraal. De kinderen krijgen thuis onderwijs, zowel van hun vader als van privéleraren. Al op driejarige leeftijd kan Anna Maria lezen. In 1610 breekt in Keulen een gewelddadige vervolging van protestanten uit en de familie vlucht naar het familiekasteeltje Dreiborn, ten zuidwesten van Keulen.

In Nederland

Vervolgens vlucht het gezin Van Schurman naar de Nederlanden, waar protestanten geloofsvrijheid genieten. In 1615 verhuist men naar Utrecht, waar Anna Maria zich verder ontwikkelt. Kennelijk is de familie welgesteld genoeg om zich onder de notabelen van de stad te begeven. Een duidelijk beroep van de vader wordt niet vermeld. Als meisje van gegoede familie begint Anna Maria met tekenen, schilderen en beeldhouwen. De familie heeft ook goede relaties in kunstenaarskringen en Anna Maria’s talent wordt daar herkend en geprezen. Als ze naar eigen zeggen op elfjarige leeftijd de goede antwoorden geeft als haar vader haar oudere broertjes in Frans en Latijn onderwijst, betrekt haar vader haar ook bij de talenstudie. Uiteindelijk beheerst ze veertien talen….

Ze komt al jong in contact met andere talenten in de Republiek. In 1620 schrijft Anna Roemer Visscher een lofdicht op haar om haar schoonheid, talenkennis en artistieke talenten te prijzen. Constantijn Huygens en Caspar Barlaeus kennen haar, evenals Jacob Cats, die over haar schrijft en dicht. De familie verhuist in 1623 naar Franeker als Anna’s broers daar aan de universiteit gaan studeren. Maar nadat haar vader te Franeker is overleden, keert Anna met haar moeder en broers in 1626 naar Utrecht terug. Ze houdt zich bezig met studie van vele talen en beoefent diverse kunstvormen: borduren, knippen, graveren en musiceren.

Eerste studente

In 1631 zoekt Anna Maria contact met de theoloog André Rivet, met wie ze correspondeert over de vraag of het voor een christelijke vrouw gepast is om te studeren. In 1636 wordt de Utrechtse universiteit gesticht. Een van de oprichters, de theoloog Voetius, vraagt Anna Maria een openingszang voor de nieuwe universiteit te willen schrijven. Daarin klaagt ze over de uitsluiting van vrouwen aan de universiteit en pleit ze vurig voor hun toelating. Met succes: van Voetius krijgt ze toestemming de openbare hoorcolleges te volgen, zij het vanachter een gordijn. Ze volgt colleges in de letteren en de geneeskunde, maar kiest theologie als hoofdrichting.

Haar (Latijnse) pleidooi uit 1636 voor toelating van vrouwen tot de universiteit maakt haar ook internationaal bekend. In 1638 schrijft ze bovendien een verhandeling over de geschiktheid van vrouwen om te studeren. Deze Dissertatio wordt in 1641 in druk uitgegeven en leidt ertoe dat geleerde vrouwen uit heel Europa contact zoeken met deze “Utrechtse Minerva”.

Bewust ongehuwd

Anna Maria is bewust ongehuwd gebleven. Volgens haar mogen alleen vrouwen die er alle tijd voor hebben, studeren. De zorg voor man en kinderen komt volgens haar altijd op de eerste plaats. Ze heeft haar vader op diens sterfbed beloofd niet te zullen trouwen, maar haar leven aan de studie te wijden. Haar brieven ondertekent ze altijd met het motto “Mijn liefde is gekruisigd”. Als kunstenares werkt ze ook bewust aan haar zelfbeeld. Ze maakt zelfportretjes, die ze meestuurt met haar brieven. Opvallend daarbij is, dat ze zichzelf op een aantal van die portretjes tooit met een lauwerkrans.

Vanaf 1640

Vanaf 1640 krijgt Anna Maria het steeds drukker met de zorg voor twee oude tantes. Daardoor komt ze steeds minder aan studeren toe. Begin 1653 vertrekt ze met een van haar broers en de twee tantes naar Keulen voor een kwestie rond familiebezit. Pas in augustus 1654 zijn ze terug in Utrecht. In 1660 gaat ze met de tantes in Lexmond wonen, waar ze een zeer teruggetrokken leven leidt. Hier overlijden de tantes in 1661. Na hun overlijden wordt Anna Maria zelf ernstig ziek, maar gelukkig geneest ze. Dan keert ze naar Utrecht terug. Daar raakt ze betrokken bij een beweging die het “verval van het christendom” wil tegengaan.

Anna Maria van Schurman was op vele terreinen een begaafde vrouw. Zo zien wij hier een medaillon met daarin een zelfportret.

Museum 't Coopmanshûs, Franeker

Anna Maria van Schurman voelde zich sterk aangetrokken tot de ideeën van Jean de Labadie, een vroegere priester die later gereformeerd predikant in Genève werd. Anna Maria zou zich zelfs aansluiten bij een groep aanhangers van De Labadie: de labadisten.

Catharijneconvent / Wikimedia Commons

De Labadie

Het ideale geloof behelst voor Anna Maria van Schurman ook een zuiver christelijk leven. Het is dan ook niet vreemd, dat ze zich aangetrokken voelt tot de ideeën van Jean de Labadie, een vroegere priester, maar nu gereformeerd predikant in Genève, die streeft naar een kerk van uitsluitend wedergeboren gelovigen. Vanaf 1664 correspondeert ze met hem. Als hij in 1666 wordt beroepen in de Waalse gemeente te Middelburg, schrijft ze op verzoek van een aantal Utrechtse predikanten een mooie brief, die hem ertoe overhaalt het beroep naar Middelburg aan te nemen. Ze gaat ook geregeld bij hem naar de kerk. En als hij zich in 1668 losmaakt van de Nederduitse Gereformeerde kerk, en in Amsterdam een huisgemeente sticht, sluit ze zich direct daarbij aan.


Ballingschap

Op dat moment kunnen haar geleerde en kunstzinnige vrienden haar niet meer volgen. De Utrechtse kerkenraad doet een dringend beroep op haar terug te keren van haar “dwaling”, maar tevergeefs. Een nieuw aangetreden Amsterdams stadsbestuur zet in 1670 de labadisten de stad uit. Anna Maria gaat met de groep mee naar Herford, in Westfalen. De leefwijze van de groep zorgt echter ook in Duitsland voor onrust bij andersdenkenden, en uiteindelijk komt de groep van ongeveer vijftig mensen terecht in het Friese Wieuwerd. Als Jean de Labadie daar in 1674 sterft, neemt Anna Maria de leiding van de gemeenschap over.

Slot

Onder haar leiding ontwikkelt de beweging zich tot een gesloten, kloosterachtige groepering. In het autobiografische boek Eukleria seu melioris partis electio (Kiezen van het beste deel) beschrijft Anna Maria haar visie op geloof en kerk, en neemt ze volledig afstand van haar vroegere leven, dat ze achteraf als veel te werelds beschouwt. Ze overlijdt te Wieuwerd op 4 mei 1678.

"Opuscula Hebraea, Graeca, Latina, Gallica, Prosaica et Metrica", een boek geschreven door Anna Maria Schürmann uit 1652, die haar veelzijdigheid op het gebied van talen toonde.