Charles Dickens

De gevierde Engelse schrijver en sociaal hervormer

Dickens’ Londen

De romans en novellen van Dickens zijn vrijwel allemaal gesitueerd in Londen, de hoofdstad van een wereldrijk. In de negentiende eeuw groeit de stad van ongeveer één miljoen inwoners tot een agglomeratie van rond de 6,5 miljoen burgers. De immigratie is enorm: alleen al in de jaren ’40 van die eeuw  trekken 328.000 mensen naar de stad. Met zo’n bevolkingsgroei is een planmatige uitbreiding van de stad met alle noodzakelijke voorzieningen aan huisvesting, werkgelegenheid en gezondheidszorg niet te realiseren. Tel daarbij op het liberale politieke klimaat, waarin zelfredzaamheid van alle burgers gepropageerd wordt, dan is het voor iedereen snel duidelijk dat er veel misère is en veel armoede geleden wordt. Besmettelijke ziekten als tyfus, cholera en waterpokken maken steeds opnieuw veel slachtoffers. De armoede blijft in stand, omdat de industriële groei het aanbod van arbeidskrachten niet kan bijhouden. De arbeiders kunnen dus gedwongen worden tot lange werkdagen voor een schamel loon. Kinderarbeid is een breed verbreid sociaal kwaad: goed voor de economie, maar verwoestend voor hele generaties kinderen. Charles Dickens is zelf slachtoffer als hij op twaalfjarige leeftijd in een schoensmeerfabriekje moet werken. Zijn persoonlijk ervaren ellende zal steeds opnieuw in allerlei varianten in zijn verhalen gaan doorklinken.

De gravure Over London - by Rail (1872) door Gustav Doré geeft een beeld van de wijze waarop een groot deel van de arbeiders in de Britse hoofdstad gehuisvest waren.

Wikimedia Commons

Maatschappijkritiek

In het Museum of London hangen meer dan levensgrote portretten van koningin Victoria en Charles Dickens naast elkaar. De grote koningin en de grootste schrijver van de negentiende eeuw zijn zo in één oogopslag gevangen. Toch behoren ze niet tot dezelfde wereld. Victoria beweegt zich – hoewel sociaal bewogen – in de betrekkelijk kleine kring van oppermachtige, adellijke grootgrondbezitters, officieren, internationale handelaren en grootindustriëlen. Dickens hoort daar niet bij. Hij is van eenvoudige afkomst, grotendeels een selfmade man, die vanwege zijn uitzonderlijk schrijverstalent en zijn doorzettingsvermogen wel weet door te dringen in die hogere kringen. Maar hij gaat er geen deel van uitmaken. Daarvoor is zijn maatschappijkritiek te fundamenteel. Hij ziet dat grote groepen mensen niet kunnen meekomen, ondanks economische groei, ondanks een groeiend wereldrijk. En hij klaagt de onwil van Engeland aan om daar iets aan te doen, o.a. in Oliver Twist. In het jaar 1834, waarin de slavernij in het Britse wereldrijk wordt afgeschaft, wordt in Engeland de Armenwet tot stand gebracht, die kerkelijke armenzorg verbiedt en volkomen ontoereikende en onmenselijke overheidszorg in wees- en armenhuizen introduceert. Dat klaagt Dickens aan. Hij verwijt in de Pickwick Papers  de politici alleen in zichzelf geïnteresseerd te zijn. En in Bleak House wijst hij naar de zelfgenoegzame advocaten, die niet van plan zijn het belang van hun misdeelde cliënten te dienen. Als een profeet wijst Dickens in zijn sociale romans naar een betere wereld. Hij wordt goed gelezen, ook vanwege zijn humor, maar achter die humor gaat een ernstige boodschap schuil. Het duurt lang voor die boodschap enigszins verstaan wordt. Zo wordt de Armenwet met zijn feitelijke dwangarbeid in werkhuizen pas wezenlijk veranderd in 1929!

Koningin Victoria

Wikimedia Commons

Christelijke inspiratie

Charles Dickens schrijft in 1849 voor zijn kinderen – geheel voor privégebruik - een navertelling van het Lucas-evangelie. Hij doet dat om hen op het hart te drukken zich altijd op het Nieuwe Testament te oriënteren. Volgens hem heb je aan de evangelietekst genoeg om te weten wat je te doen staat om een goed leven leiden. Hij legt zijn kinderen geen godsdienstige plichten op. Hij blijft overigens zelf altijd lid van de anglicaanse kerk, ook al heeft hij kritiek op de verschillende vleugels van deze staatskerk. De High Church verwijt hij bijvoorbeeld een zucht naar liturgische pracht en te weinig compassie met de armen. De meer sociaal ingestelde Broad Church verwijt hij intellectuele haarkloverij en in de kerk van de armen, de Low Church, ziet veel hij bekrompenheid en religieus fanatisme. Hij bestrijdt christelijke ijveraars voor geheelonthouding en zondagsrust. Hij vindt dat juist de hardwerkende, gewone Engelsman recht heeft op zondagsvertier, ook in de pub. De predikers van geheelonthouding en zondagsrust kunnen, zegt Dickens, zich beter sterk maken voor de kwetsbaren in de samenleving. Dat is waar hij in al zijn boeken, nog steeds volop gelezen, over schrijft.

Charles Dickens op deze foto afgebeeld met zijn gezinsleden (1864). In de opvoeding van zijn kinderen besteedde hij veel aandacht aan religie zonder allerlei godsdienstige plichten op te leggen.

Wikimedia Commons

Op deze gravure door William Holbrook Beard (1824-1900) ontvangt Dickens de personages uit zijn werken.

Wikimedia Commons

Sinds februari 2014 kent Groot-Brittannië nu ook een standbeeld van Charles Dickens, hier in zijn geboorteplaats Portsmouth. Het werd onthuld door een negenjarig lid van de Dickensfamilie: Oliver. Dickens was er overigens zelf op tegen dat er standbeelden van zijn persoon werden onthuld. Hij beschouwde zijn boeken als zijn monument.

About My Area, Portsmouth