Inleiding Fytologie
I Algemene en Botanische Informatie
II Materia Medica / Gebruikte Delen van de Plan
III Samenstelling / Werkzame Stoffen in de Plan
IV Farmacologie / Algemene Werking
V Indicaties / Praktische Toepassinge
VI Receptuur en Bereidingswijzen
VII Geschiedenis en Wetenschappelijk Onderzoek
VIII Typologie / Het karakter van de Plant
I. Algemene en Botanische Informatie
Botanische vak: botanie,
ecologische vak: ecologie,
teelttechnische vak: landbouw.
Literatuur
A. J. Van Laren - Geneeskruiden en Geneeskruidenteelt. 1919
P. Maghami - Culture et cueillette des plantes médicinales. Uitg. Hachette
-D. Bown – Atrium Kruidenencyclopedie. Atrium
II. Materia Medica
Gebruikte delen
Van een medicinale plant wordt meestal een bepaald gedeelte gebruikt:
Wortel / radix (rad.)
blad / folium (fol.),
bloemen / flos (fl.),
stengels / stipites (stip.),
zaad / semen (sem.),
vruchten / fructus (fr.),
hele bovengrondse plant / herba (hb.),
schors - cortex (cort.),
schors van de wortel / cortex radix,
schors van de vrucht - cortex fructus, enz.
Een medicinale plant kan zowel kruid, heester (struik) als boom zijn. Ook zwammen, algen, wieren, mossen, gallen, enz. kunnen een medicinale werking hebben. In de fytologie spreekt men steeds van kruiden (vroeger Cruyden, Cruyt, enz.) ongeacht welke plantenvorm of soort men bedoelt. Het woord "kruidendeskundige" of "herborist" moet breed geïnterpreteerd worden. Een herborist moet ook begaan zijn met de werking en het gebruik van andere natuurlijke producten zowel van minerale als van dierlijke oorsprong zoals: leem, klei, honing, propolis. In de homeopathie wordt onder meer ook gif van slangen, spinnen en inktvis gebruikt.
Vak: Farmacognosie of farmaceutische biologie.
Oogst
Wortel / Radix: Najaar (okt., nov.) en vroeg voorjaar.
Blad / Folium: Voor de bloei, volgroeide jonge blad.
Bloem / Flos: Verse, vroege bloei (smorgens)
Zaad / Semen: Net voor rijpheid zaad.
Vrucht / Fructus: Rijp, soms onrijp
Kruid / Herba: Net voor bloei of tijdens de eerste bloei.
Nota: Sommige kruiden kunnen 2 tot 3 x per jaar geoogst worden.
Drogen
Kleinschalig: In kleine bosjes gebonden onderste boven gehangen of uitgespreid op gaas of in papieren zakjes opgehangen.
Grootschalig: In grote geventileerde droogruimtes met warme lucht.
Bij voorkeur in schaduw drogen. In een stofvrije droge ruimte.
Eventueel met warme lucht tot 40°C, vooral voor harde plantendelen.
Bewaren
Droog en donker. Meestal ook van de lucht afgesloten (planten met e.o.).
In donkerglazige bokalen of aardewerk, oppassen met metaal (Al.)
Beschrijving simplicia
- Ter herkenning.
- Om vervalsingen (ook verwisselingen) op te sporen.
- Voor kwaliteitscontrole.
Vak: Farmacognosie.
Literatuur:
- Dr. F. H. L. Van Os: Farmacognosie. Wolters Groningen - 1962.
- Prof. apoth. R. Dequeker: Farmacognostische Commentaar op de B.P. IV (5 delen).
- De Belgische Farmacopee IV, Vde uitgave.
- Wichtl: Teedrogen.
III. Samenstelling / Werkzame Stoffen in de Plant
Bespreking van de werkzame bestanddelen.
A. Polysacchariden
Definitie: Zijn chemisch opgebouwd uit groot aantal glucosemoleculen.
Meestal witachtig poeder = meel.
A.1 Zetmelen
In graanvruchten: Rijst, Tarwe.
In wortels: Aardappel, Pijlwortel.
Medisch gebruik: O.a. als kompres.
A.2 Cellulose
O.a. in katoenplant.
A.3 Slijmstoffen en gommen
Zijn polysacchariden die met water een colloidale oplossing of gel vormen (slijmerig)
Verschil slijmstoffen en gommen:
Gommen zijn klevend (trekken draden).Gommen scheiden zich af door de verwondig van planten (exsudaat) en vormen dan door indrogen harde stukken.
Slijmstoffen bevinden zich in bepaalde cellen van de plant (slijmcellen) soms aan de opperhuid (zaad), soms verspreid door geheel het weefsel (wortel).
Slijmstoffen
Voorbeeld:
Semen Lini / Lijnzaad Linum usitatisimum,
Semen Foenigraeci / Fenegriekzaad Trigonella foenum graecum,
Lichen Islandicus / IJslands mos Cetraria Islandica,
Radix Althaeae / Heemstwortel Althaea officinalis.
Gommen
Voorbeeld: Gummi arabicum (Arabische gom) Acacia Senegal,
Tragacanth Astragalus sp.
Medicinale eigenschappen van de slijmstoffen:
- Beschermend en verzachtend op slijmvliezen van vooral de luchtwegen en darmen. Bij lage dosis; schakelt prikkelende darminhoud uit en vermindert daardoor darmperistaltiek (anti-diarree).
- Hoge dosis hebben een laxerend effect door opzwelling in darmen.
- Via reflectorische weg ontstaat een secretiedaling ter hoogte van de bovenste luchtwegen, van de uterus en van de urinewegen (goede werking tegen ontsteking van o.a. urinewegen).
- Absorberend daardoor:
Beschermend tegen gifstoffen en farmaca door o.a. tragere opname.
Smaakcorrigens voor zoete en zure farmaca (vb. Ribes nigrum = slijmarm smaakt zuurder dan Rubus idaeus, die suikerarmer maar slijmrijker is.
- Huidbeschermend en bevordert de rijping van abcessen.
B. Glucosiden en Heterosiden
Definitie: Verbindingen van een suiker, vooral glucose met andere stof, niet-suiker (aglucon of genine). Ze splitsen onder invloed van zuren en fermenten (warmte). Aglucon bepaalt de werking. Heterosiden bevatten buiten de suikers nog andere stoffen: quercitrine, rutine zijn flavonen.
B.1 Fenolglucosiden
Voorbeeld: Arbutine in Beredruif, Bosbes, Dophei, Peer.
Werking: Bacteriedodende werking op de urinewegen (alleen bij alcalische urine).
B.2 Salicylzuurglucosiden
Voorbeeld: Salicine e.a.: Schietwilg, Moerasspirea.
Werking: Pijnstillend, koortswerend
Zweetbevorderend, via invloed op het warmtecentrum in de hersenen en op de perifere bloedvaten
Urinezuurafscheidend
Cholagogum
B.3 Antraglucosiden (antrachinonen)
Voorbeeld: Aloë, Senna, Rabarber, Vuilboom.
Werking: Laxerend door prikkeling van vooral de dikke darm (effect na 6 tot 8 u
Hoge dosis: bloedstuwing in bekken kan reflectorisch op andere organen zoals baarmoeder. Dus niet gebruiken tijdens zwangerschap, bij aambeien of bij ontsteking van buikorganen.
B.4 Cumarinehoudende glucosiden
Voorbeeld: Vele soorten o.a. furanocumarinen in de Schermbloemigen: Engelwortel, Anijs,
Bereklauw. O.L.Vr.-bedstro: de geur van gedroogd hooi.
Werking: Gebruikt als bloedverdunnende middelen (extreem met dicumarol als rattengif)
Maakt overgevoelig voor zonlicht soms ook beschermend tegen U.V.-stralen.
B.5 Flavonoïden
Definitie: Vele soorten bekend om hun werking op de bloedvatwanden (permeabiliteit)
Natuurlijke kleurstoffen, vooral geel en oranje (flavus = geel).
Vroeger vooral bekend als vit P (C2)
Voorbeeld: Wijnruit Ruta graveolens (rutine),
Bittere sinaasappel Citrus aurantium ssp. amara,
Citroen.
Werking:
Verhoogt weerstand van de haarvaten
Urinedrijvend
B.6 Mosterdolieglucosiden
Definitie: Glucosiden met zwavelbestanddelen.
Werking:
Sterk prikkelend op de huid (afleidend effect).
Remmende werking op bacteriegroei (licht antibiotisch).
In zeer lage dosis: eetlustopwekkend.
Voorbeeld:
Lelie-achtigen: Knoflook - Allium sativum,
Kruisbloemigen: Zwarte mosterd - Brassica nigra,
Mierikswortel - Chochlearia amoracia,
Enzymwerking is van belang voor het effect: temp. rond 40°C.
B.7 Blauwzuurglucosiden
Definitie: Blauwzuur (waterstofcyanide HCN) is zeer giftig (60 - 70 mg is dodelijk voor volwassene). De zuurstofvoorziening in het bloed wordt tegengegaan. In planten steeds gebonden. Als zodanig niet giftig; wel na splitsing o.i.v. enzymen.
Voorbeeld: Bittere amandel glucoside (amygdaline) + enzym emulsine + water aglycon (amygdonitril + benzaldehyde + blauwzuur) + 2 glucose. 1 amandel bevat ± 1 mg blauwzuur; 20 amandelen = 20 mg kan dodelijk zijn voor een kind van 20 kg.
Werking: Spierontspannend (hik).
Soorten:
Linum usit. Lijnzaad,
Prunus spinoza Sleedoorn.
In zaden en pitten van roos- en vlasfamilie zoals: Kers, Appel, Amandel…
B.8 Saponinen - Zeepstoffen
Definitie: Zijn glucosiden, die met water sterk schuimend effect veroorzaken, breken de oppervlaktespanning en lossen vetten en lecithine op.
Werking:
- Prikkelende werking op slijmvliezen: expectorerend.
- Verbeteren de opname van andere stoffen (bv. calcium, silicium, emodine).
- Werken ontvettend op huid en haar (kan ook irriterend zijn).
- Giftige, hemolytische werking rechtstreeks in bloedbaan (lossen lecithine v/d rode bloedcellen op).
- Werking wordt geremd door cholesterol.
- Urinedrijvend (kortstondig).
Voorbeeld:
Zeepkruid Saponaria officinalis
Sleutelbloem Primula officinalis
Driekleurig Viooltje Viola tricolor
Zoethout Glycyrrhiza glabra
Nota: Glucosiden kunnen ook ingedeeld worden volgens hun werking op de organen, bv. hartglucosiden zoals Digitalis (Vingerhoedskruid). Deze zijn zeer giftig, en worden weinig gebruikt in de natuurgeneeskunde.
C. Looistoffen
Definitie: Chemisch hoogmoleculaire fenolen, gedeeltelijk als glucosiden aanwezig. Plantaardige looistoffen zijn in staat dierlijke huid in leder te veranderen (eiwitstoffen neerslaan).
Werking:Samentrekkend / Adstringerend (door water aan cellen te onttrekken) dus
- Wondgenezend, bloedstelpend, stoppend.
- Resorptieremmend: tegengif voor alkaloïden.
- Werking op gave weefsels is zeer gering, alleen bij ontstoken en opgezwollen weefsels ontstaat een samentrekkende werking.
Voorbeeld:
Eik Quercus robur,
Tormentil Potentilla tormentilla,
Toverhazelaar Hamamelis virginiana,
Blauwe bosbes Vaccinium myrtillus,
Chinese gallen Tanninum.
D. Etherische olie
Definitie: Sterk ruikende mengsels, geurstoffen gevormd in de plant, door stoomdistillatie te isoleren. Opgeborgen in speciale organen van de plant (van belang voor de wijze van gebruik). E.o. is meestal vloeibaar bij kamertemperatuur. Het s.g. is meestal kleiner dan 1 (drijft op water), soms zwaarder (sandelolie). Meestal kleurloos, na lang staan geel of bruin (kwaliteitscontrole); sommige zijn blauw: Kamille, of groen: Bergamot.
Eigenschap: Weinig oplosbaar in water, wel in alcohol, ether en vette olie.
Chemisch: Bevatten terpenen en daarvan afgeleide ketonen, fenolen o.a. thymol, carvacrol
Soorten: Vooral in de Lipbloemigen: o.a. Tijm, Rozemarijn, Munt, enz. en de Schermbloemigen: o.a. Anijs, Venkel, Dille, enz.; ook in de Ruitachtigen: citrusvruchten (schil). Werking: Zeer veelzijdig afhankelijk van de soort:
- Infectiewerend,
- eetlustopwekkend,
- in lage doseringen carminatief.
Werken soms prikkelend op huid en slijmvliezen en zijn daardoor:
- slijmoplossend en expectorerend,
- doorbloedingbevorderend.
Voorbeeld.: Etherische olie bevindt zich bij
Venkel: Kanalen onder oppervlak zaad. Dus kneuzen voor gebruik als thee.
Kalmoes: Inwendig, dus malen.
Kamille: In klierharen.
Literatuur
Franchomme: Aromathérapie exactement.
Schaunbelt: Neue Aromatherapie.
Baudoux: Aromatherapie
Andere literatuur: zie kruidencompendium
E. Alcaloïden
Definitie: Zijn organische stikstofbevattende1, meestal alcalisch reagerende plantenstoffen. In de natuur dikwijls gebonden aan zuren.Het zijn meestal sterk werkende tot giftige stoffen vooral aanwezig in: Papaverachtigen: o.a. slaapbol (morfine), Nachtschadeachtigen: o.a. Atropa belladonna (hyosciamine).
Indeling volgens chemische structuur o.a.:
Pyridine alkaloïden: Lobelia inflata (lobeline),
kina-alkaloïden: Cinchona sp. (kinine),
isochinoline-alkaloïden: Papaver somniferum (morfine, codeïne),
diterpeen-alkaloïden: Aconitum napellus (aconitine),
pyrrolizidine-alkaloïden: Symphitum off. (symfytine).
Werking: Ze beïnvloeden vooral het autonome zenuwstelsel, eerst opwekkend daarna verlammend, daaruit volgt o.a.:
- spierontspannende en pupilverwijdende werking,
- verdovend en pijnstillend.
Nota: Planten met alkaloïden worden weinig gebruikt in de natuurgeneeskunde, wel in homeopathie (verdund).
F. Bitterstoffen (Amara)
Definitie: Stoffen met zeer verschillende chemische samenstelling, soms glucosiden. Hun gemeenschappelijke eigenschap is de bittere smaak.
Werking: Bevorderen maagzuursecretie, speekselafscheiding en maagbeweeglijkheid
Bevorderen de toename van rode en witte bloedlichaampjes. Daaruit volgt een eetlustopwekkende, toniserende werking, vooral reflexmatig via de smaakpapillen.
F.1 Amara pura (zuivere bitterstoffen)
Centaurium minus / Duizendguldenkruid,
Gentiana lutea / Gele gentiaan
Menyanthes trifoliata / Waterdrieblad
F.2 Amara aromatica (bitterstof + etherische olie)
Artemisia absinthium / Absintalsem e.a.,
Angelica archangelica / Aartsengelwortel
Acorus calamus / Kalmoes
Citrus aurantium ssp. Amara / Bittere sinaasappel
F.3 Samentrekkende bitterstoffen
F.4 Scherpe bitterstoffen (amara acria)
G. Anorganische stoffen
Definitie: Zijn voedingsstoffen, die in het menselijk lichaam voor de uitwisseling van elementen zorgen en voor aanvulling van de minerale stoffen (is asgehalte van plant). Mineralen van medicinaal belang (zie ook voedingsleer)
Kalium: urinedrijvend.
Jodium: schildklierfunctie (o.a. in zeewieren.)
Silicium: elasticiteit longbindweefsel, huid, haar en nagels.
Soorten: Heermoes / Equisetum arvensis,
Hennepnetel / Galeopsis tetrahit,
Brandnetel / Urtica dioica,
Bamboe.
H. Organische zuren
Definitie: Worden vooral in vruchten aangetroffen.
Hebben een verfrissend effect (dorstlessend). Voorbeeld: Citroenzuur: Bactericide.
Speekselafscheiding-bevorderend.
Appelzuur: Samentrekkend.
Oxaalzuur: Bevordert niersteenvorming.
Verlaagt calcium-spiegel.
Soorten: Zuring / Rumex sp.,
Klaverzuring / Oxalis,
Rabarber / Rheum.
I. Vitaminen
Definitie: Alle planten bevatten vitamines, sommige in grote hoeveelheden, waardoor ze therapeutische effecten kunnen veroorzaken. (Zie ook cursus voedingsleer.)
Soorten: Vit. A (caroteen) Beschermend op slijmvliezen en huid.
Vit. B Functie zenuwstelsel.
Vit. B12 Bloedaanmaak.
Vit. C Verhoogt weerstand tegen infecties.
Vit. E Bloedvaten en geslachtsklieren.
Vit. K Bloedstolling (luzerne).
Voorbeeld: Vooral veel in vruchten zoals: Zwarte bes / Ribes nigrum; Rozebottel / Rosa canina, Duindoorn;
In het blad van: Peterselie, Waterkers
Nota: Zie orthomoleculaire voeding.
Literatuur (over werkzame stoffen en werkzaamheid)
- P. Schauenberg, F. Paris: Encyclopedie van de medicinale planten.
- H. Funke: De Werkingen van geneeskruiden. Natuurboekerij, Overveen.
- F. H. K. Van Os: Farmacognosie. Uitg. J. B. Wolters Groningen - 1962.
- A. J. Vlietinck, J. Totté: Geneeskrachtige planten. Nat. Plantentuin, Meise.
- E. Teuscher: Pharmazeutische Biologie.
Vakken: Farmacologie, Farmacognosie, Fytochemie.
IV. Farmacologie
Bespreking van de algemene geneeskrachtige eigenschappen van het kruid.
Voornaamste terminologie (middelen die ... zijn):
Eetlustopwekkend aperitivum.
Spijsverteringbevorderend digestivum.
Gasverdrijvend carminativum.
Laxerend laxativum.
Stoppend adstringentium.
Wormverdrijvend vermifugum.
Krampwerend spasmolyticum.
Galaanmaakbevorderend cholereticum.
Galdrijvend cholagogum.
Slijmoplossend expectorantium.
Transpiratiebevorderend diaphoreticum.
Koortswerend antipyreticum.
Infectiewerend antiphlogisticum.
Bacteriedodend bactericide.
Bacterieremmend bacteriostaticum.
Hartversterkend cardiotonicum.
Vaatverwijdend vasodilaticum.
Vaatvernauwend vasoconstricticum.
Bloeddrukverlagend hypotensivum.
Bloeddrukverhogend hypertensivum.
Kalmerend sedativum.
Pijnstillend analgeticum.
Krampwerend spasmolyticum.
Opwekkend analepticum.
Urinedrijvend diureticum.
Menstruatiebevorderend emmenagogum.
Melksecretieremmend anagalactagogum.
Melksecretiestimulerend galactagogum.
Geslachtsdriftverhogend aphrodisiacum.
Geslachtsdriftverlagend anaphrodisiacum.
Bloedzuiverend depurativum.
Afleidend revulsivum.
Bloedstelpend hemostaticum.
V. Indicaties
Bespreking van aandoeningen en gezondheidsproblemen waar een bepaald kruid voor gebruikt kan worden.
Deze praktische toepassingen worden weer onderverdeeld volgens de orgaanstelsels.
Nadere informatie over de aandoeningen: zie cursus pathologie.
Receptuur: zie verder
Vakken: - Geneeskunde, pathologie.
VI. Receptuur en Bereidingswijzen
Voorschrift recept (R./): recipe: "men neme"
Samenstelling: gemengde thee = species
- Remedium cardinale hoofdmiddel,
- Adjuventium aanvullend middel,
- Corrigentium
Corrigentium saporis smaakverbeterend,
Corrigentium coloris kleurverbeterend,
- Constituentium oplosmiddel: water, alcohol.
Andere vermeldingen:
- Dagdosis: 3 x daags 1 kopje, totale dosis en duur: vb. 6 weken.
- Bereidingswijze of toedieningsvorm: vb. infuus 10'.
Bereidingswijzen en Vormen van Gebruik
A. Vers of sap
B. Waterige aftreksels
B.1 Infuus = warm bereid aftreksel (inf.)
- De gedroogde planten worden 10 - 15 ' getrokken in water van ± 90 C.
- Vooral voor zachte plantedelen, zoals blad en bloemen (grof gesneden en gezeefd met zeef n 5) en voor kruiden met gevoelige bestanddelen zoals glucosiden, e.o., solanaceeën-alkaloden.
B.2 Maceraat (mac.) = koud bereid aftreksel
- De grondstoffen worden afgetrokken in water van 20 - 25 C (kamertemperatuur) gedurende 30 min.
- Vooral voor slijmhoudende planten zoals Lijnzaad en Heemst.
B.3 Decoct (dec.) = afkooksel
- De grondstoffen worden afgetrokken in water van 100°C, tegen de kook aanhouden gedurende 15 min. of langer, vooral voor hardere plantedelen, zoals wortel en schors (middelmatig gesneden, zeef n 3).
- Vooral kruiden met hittebestendige bestanddelen, de meeste alkaloïden, saponinen, looistoffen.
Nota's: Combinaties zijn mogelijk zoals bv.:
- decoct + infuus,
- maceraat + infuus.
Niet lang, max. 24 uur bewaren.
Zoeten, liefst met honing.
Dosering gemiddeld een goed gevulde eetlepel per kopje (+ 150 ml). Een goed gevulde eetlepel = 4 g blad of bloem, 8 g wortel of schors, 7 g zaad of vrucht.
Fijnheidsgraad:
- Blad en bloem: zeef nr 5,
- wortel en schors: zeef nr 3,
- zaad en vrucht: zeef nr 2.
C. Extracten (extr.)
Definitie: Worden bereid door indikken of uitdampen van aftreksels van verse of gedroogde planten.
- Droge extracten: bijna helemaal uitgedampt (vochtgehalte ± 10 %).
- Weke extracten: stroperig, vochtgehalte max. 25 %.
- Vloeibare extracten: 1 deel bereiding komt overeen met 1 deel grondstof.
- Nebulisaten: droog extract bekomen door het vernevelen en dan snel drogen van een aftreksel in een droogkamer (poeder).
D. Tincturen
Definitie: Zijn alcoholische aftreksels van plantaardige, meestal gedroogde grondstoffen. Afhankelijk van de simplicia kan het ethanolgehalte variëren van 50°tot 90°.
Bereiden door percoleren, macereren of oplossen van extracten.
Verschillen tussen tincturen en thee (waterige aftreksels):
- Tincturen bewaren beter.
- Tincturen lossen andere bestanddelen op.
- Tincturen bevatten meer alkaloïden, heterosiden, bitter-, looi- en kleurstoffen.
- Waterige aftreksels bevatten meer organische zouten, suikers en eiwitten.
E. Alcoholaturen
Definitie: Zijn bereid door maceratie van ethanol op verse plantedelen. In homeopathie wordt deze bereiding nu moedertinctuur genoemd.
Afkorting moedertinctuur: M.T. Symbool: Ø
F. Medicinale wijnen, likeuren en azijn
Definitie: Verkregen door inwerking van wijn op een of meerdere medicinale kruiden bv. aperitiva.
Het oplosmiddel in wijn is zowel water als alcohol.
Bereiding: meestal maceraat van gedroogde kruiden, vooral van bitterstofplanten.
Soms toevoeging van alcohol, vooral bij gebruik van verse kruiden.
Voordelen: Goede smaak.
Medicinale werking van wijn combineert met deze van de kruiden.
Dosering: 50 - 100 g per liter, 1 week macereren.
Voorbeeld: Gentiaanwijn en Absintlikeur
R./ Absinthii herba 35 g
Gentianae radix 5 g
Centaurii herba 5 g Ber.: mac. 1 l witte wijn ged. 5 d.
G. Etherische oliën (Aetherolea)
Definitie: Worden uit planten gewonnen door distillatie met waterdamp (soms door persen).
Gebruik: Inwendig op klontje suiker, gemengd in wat honing of in water met emulgator
In alcohol (likeur, aperitief, digestief).
Uitwendig voor massage in vette olie. Makkelijk opgenomen door de huid.
Nota: Oppassen voor irritatie of overgevoeligheid. Meestal kleine dosis gebruiken!
H. Siroop - Sirupus (Sir.)
Definitie: Is een mengsel van water en suiker (soms honing) met toevoeging van een plantepreparaat (thee, tinctuur, sap, enz.).
Voorbeeld: R./ Sirupus simplex (suikerstroop) B.F. V
Water 350
Suiker 650
Voordelen: Conserverende werking.
Betere smaak en Medicinaal effect van suiker op de luchtwegen
I. Poeders - Pulvis (Pulveres)
Definitie: Zijn bereidingen bekomen door gedroogde kruiden tot een voldoende fijnheidsgraad te brengen om ze homogeen te maken en hun toediening te vergemakkelijken. De juiste fijnheidsgraad wordt verkregen door malen en zeven.
Mazen (mm)
nummer zeef binnenste lengte aantal mazen/cm
5 5 1,75
3 3 2,75 - 3
2 2 4,5
1 1 7 – 8 enz.
J. Tabletten - Tablettae
Definitie: Zijn suikerrijke2, vaste geneesmiddelenvormen bestemd om in de mond op te lossen.
Samenstelling: Werkzame stof + saccharose, + arabische gom + vloeistof.
Gewicht: Meestal 1 g per tablet.
K. Pillen - Pilulae en pastilla (dragées)
Definitie: Zijn kogelronde geneesmiddelenvormen, die minstens 100 mg wegen.
Pastillen zijn meestal pillen met een omhulsel van suiker.
L. Granulen - Granulae (Graantjes)
Definitie: Zoals pillen, wegen rond de 50 mg.
Samenstelling: Bv. 4 delen melksuiker,
+ 1 deel arabische gom.
Nota's: - De werkzame stof wordt meestal als extract of tinctuur toegevoegd.
- Veel gebruikt in de homeopathie.
M. Capsulen - Capsulae
Definitie: Ouwels, capsules of gelules zijn omhulsels samengesteld uit inactieve grondstoffen (gelatine), die in de spijsveteringssappen oplossen en die door de geneesmiddelen, die ze bevatten, niet gewijzigd worden.
Gewicht: Meestal rond 100 mg.
Voordelen: Goede dosering.
Slecht smakende middelen camoufleren bv. Valeriaan.
N. Zetpillen - Suppositoriae
Definitie: Zijn geneesmiddelen, die rectaal worden aangebracht.
Hebben een daartoe aangepaste vorm en consistentie: ze mogen noch te hard, noch te zacht zijn.
Geneesmiddelen onder de vorm van zetpil toegediend worden zéér snel in het bloed opgenomen.
Samenstelling: Cacaoboter en glycerine (vetoplosbare basisstof).
Gelatine en glycerine (wateroplosbare basisstof).
Gewicht: Tussen 1,5 en 3 g.
O. Zalven - Unguenta
Definitie: Zijn uitstrijkbare geneesmiddelenvormen bestemd om te worden aangebracht op de huid en de slijmvliezen, om deze te beschermen of meer te laten indringen.
Samenstelling: Basisprodukten zoals wolvet, was, walschot, olie, boter, reuzel.
Werkzame stoffen zowel vers, gedroogd (poeder), extract, sap, tinctuur, enz.
Voorbeeld: Unguentum simplex B.F. V
R./ Wolvet 500
Vaseline 500
P. Linimenten - Linimentum (Smeersels)
Definitie: Dunne zalf aangewend als huidwrijfmiddel.
Q. Medicinale oliën
Definitie: Zijn meestal maceraten en decocten van verse of gedroogde kruiden in een vette olie, zoals olijfolie, amandelolie en zonnebloemolie.
Basisverhouding: ± 10 op 100 (gedroogd kruid).
Bestanddelen: Vooral e.o., harsen, chlorofiel, sommige alkaloïden, kleurstoffen.
Voorbeeld: R./ Kamille-olie
Chamommillae flos 100 g Ber.: digeraat (bain marie) 2 u.
Oleum olea 1000 g Ind.: huidirritatie
R. Pleisters en pappen
R.1 Pleisters
Basisproducten: Vooral bijenwas met werkzame plantenpoeders gemengd tot een taaie, wasachtige massa. Contact met warme huid doet wasachtige substantie week worden.
Toepassing: Vooral bij spierpijnen en eventueel inwendige aandoeningen.
R.2 Pappen
Definitie: Zijn geneesmiddelen die de vastheid van een dik afkooksel hebben, bereid met slijmhoudende (lijnzaadmeel) of zetmeelhoudende (graanmelen) plantedelen met water, melk of infuus. (Pappen = Cataplasma.)
Toepassing: Weekmakend of rijpend middel op abcessen (lange duur 1 tot 10 uur).
Nota's: - Ander woord voor pappen is cataplasma.
- Revulsieve pappen worden bekomen door vers mosterdmeel in lauw water ± 40°C te brengen.
- Toepassing bij reumatische en broncho-pulmonaire pijnen als afleidend middel (korte duur 10 à 20 min.).
- Pappen worden bij voorkeur warm toegepast.
S. Wikkels en omslagen
Definitie: Linnen verband nat gemaakt met een kruidenaftreksel of als zakje gevuld met droge kruiden. De vochtige wikkels omwinden met isolerend wollen verband.
Toepassing: Vooral bij huidkwalen (eczeem, ontsteking, irritatie).
Voorbeeld: Droge zakjes vooral met hooibloemen.
Nat gemaakt en dan uitgeperst (warm) of droog verwarmd.
T. Baden (balneologie)
Definitie: Afkooksel of aftreksels van kruiden worden bij het badwater gevoegd.
Soorten: Volledig bad, zitbad, hand- en voetbad.
Temperatuur: Koud bad: 12 - 22°C.
Lauw bad: 25 - 30°C. (Meest gebruikt.)
Warm bad: 32 - 37°C.
Heet bad: 38 - 41°C. (Voorzichtig!)
Duur en Koud bad: Zeer kort, enkele sec. tot 3'.
frequentie: Lauw en warm bad: 5 - 30'.
Heet bad: 5 - 10'.
Normaal 1 bad om de 2 dagen.
Bereiding: hoeveelheid en temperatuur van water is belangrijk
Kruidentoevoegingen als infuus, decoct, e.o. + alcohol of kant en klaar preparaten.
Dosering: De hoeveelheid water is van belang voor het gebruik van de juiste hoeveelheid kruiden. Een volbad = ± 300 l.
De concentratie moet veel hoger zijn dan wat meestal geadviseerd wordt, van 100 tot 500 g/volbad bvb. lindebloesem 500 g.
Tijdstip: 's Morgens: beste moment voor versterkende, opwekkende baden.
Overdag: rustgevende baden.
's Avonds: slaapopwekkende baden.
Nota's: Alle baden min. 1 uur verwijderd van eten.
Na warm bad, meestal een koude afwassing of douche (10 - 20 sec.) en een rustpauze in warme omgeving (30'- 60').
Opname vooral via de huid en de luchtwegen.
Toepassing: Alle aandoeningen, vooral zenuwstelsel (kalmerend), luchtwegen en reuma.
Literatuur
- Dr. H. van Itallie: Opwijrda's Receptuurkunst - 1927.
- Slagmulder, Platteau: Leerboek der receptuur - 1977.
- J. Pütz: Crèmes en milde zepen - 1986/1989.
- Dorvault: L'Officine.
VII. Geschiedenis en Wetenschappelijk Onderzoek
Het gebruik van planten door de eeuwen heen is een vorm van onderzoek (empirie), het geeft ons samen met het hedendaags wetenschappelijk onderzoek, een bewijs, de verantwoording voor de werking van de medicinale planten.
Geschiedenis is praktische ervaring van miljoenen mensen over duizenden jaren, geïnventariseerd door vakmensen zoals Dioscorides, Galenus, Hyppocrates, Dodonaeus en meer recent door Leclerc, Valnet , Weisz, J. Duke en C. Hobbs.
Modern wetenschappelijk onderzoek bevestigt, onderbouwt of verwerpt soms de oude ervaringskennis door:
- het analyseren van de werkzame bestanddelen,
- farmacologisch onderzoek (o.a. met dierproeven),
- klinisch onderzoek.
VIII. Typologie
Op zoek naar de persoonlijkheid van de plant. Is een plant meer dan zijn werkzame bestanddelen?
Methodes: Observatie: gebruik van onze zintuigen (smaak, geur, gevoel, vorm).
Inleving.
Systemen: - Signatuurleer,
astrologie,
homeopathie,
antroposofie / fenomenologie,
Bach-bloesem, Bouchardon, Exultation of flowers
ecologie,
kunst bvb. oude kruidenafbeeldingen, de beeldende beschrijvingen uit oude kruidenboeken van o.a. Dodonaeus en Lobelius
kirlian - of aurafotografie,
radiësthesie,
bio-elektronica prof. Vincent…….
1 . Meestal met -NO2-groepje.
2 . Meestal, doch soms opzettelijk suikerarm of zonder suiker (diabetes).