Vorig jaar had ik een Avondmaalsdienst in éen van mijn vorige gemeenten, in het oosten van het land. Dat was een stukje rijden, maar we combineerden het met een vakantieweek in een huisje. Dan moet je dus goed opletten dat alles wat nodig is voor de dienst daadwerkelijk mee komt.
Dus preekmap inpakken, toga in de koffer, opletten of het befje er wel bij zit, stropdas, wit overhemd, zwarte schoenen, – stola hoeft niet, die hebben ze daar wel. Prima, alles de togakoffer in, en lekker op weg naar een weekje vrij.
Zaterdagavond in het vakantiehuisje, de dienst nog even nalopen... Maar, o schrik, wat is dat nou? Alles dacht ik bij me te hebben, maar het kostuum ontbreekt, ik heb enkel spijkerbroeken ingepakt… Nou ja, zo erg is dat misschien niet, de toga zit er overheen, veel zie je niet van de broek, dus maar gewoon in spijkerbroek naar de kerk… Helemaal lekker voelde ik me er niet bij, toch een beetje ‘underdressed…’ Het stelde me trouwens wel gerust dat een paar kerkenraadsleden ook een spijkerbroek droegen, dus wat dat betreft…
Het kerkvolk zal niet veel van mijn broek hebben gezien. Dat beperkte voor mijn gevoel de schade nog een beetje. Maar bij de mededelingen kreeg ik het toch enigszins benauwd: na de dienst bleek er koffiedrinken te zijn, daar moest ik dus zonder colbert, in spijkerbroek, naartoe…
Desalniettemin was het toch goed en gezellig om allerlei oude bekenden te spreken. En gelukkig refereerde niemand aan Mattheüs 22: 1 – 14…