ONTZIELD VERBAND...

(Samen, 30 september 2011)

De algemene beschouwingen in de Tweede Kamer hebben bij veel mensen een vieze smaak in de mond achtergelaten. Sommige volksvertegenwoordigers denken blijkbaar dat het in het kamerwerk niet gaat om het zorgvuldig nadenken en oplossingen zoeken voor de problemen die op ons af komen, maar dat de kamer het podium is om ongenuanceerd te schelden, aan volksverlakkerij te doen en categorisch te weigeren ook maar iets te verantwoorden. Blijkbaar is een deel van het kiezersvolk zo dom, dat je op die manier een heleboel kamerzetels bij elkaar kunt schreeuwen.

Die domheid is een probleem. Zelf denk ik dat het komt omdat we in de jaren '60 zijn doorgeslagen op het gebied van de mondigheid. Als reactie op de jaren daarvoor, toen autoriteit automatisch gezag had, moesten mensen vooral mondig worden. Dat leidde nogal eens tot “uitspraak-zonder-inzicht”... Daar kwam vervolgens het “ik-tijdperk” uit de jaren “80 overheen, en zie: veel mensen weten niet beter dan dat ze zelf het middelpunt van het heelal zijn, met alle kortzichtigheid en verruwing van dien.

Zou je een pleidooi moeten houden voor goede omgangsvormen? Zou, zoals een paar jaar geleden de roep om waarden en normen klonk, nu een offensief voor hoffelijkheid gestart moeten worden? Het kan vast geen kwaad om daar mee bezig te gaan. Maar misschien ligt de wortel van dit alles toch nog wat dieper. Wanneer een samenleving niet meer gedragen wordt door immateriële waarden en ideeën gaan de verplatting en de vergroving tot in de kern van het menselijk verkeer door. Er wordt gezegd dat de tijd van de grote verhalen voorbij is. Daarmee wordt bedoeld dat mensen geen overkoepelende, in bredere kring gedeelde wereld- en levensvisie meer hebben. Ik geloof dat dit funest is, en dat zowel de degeneratie van de politiek als de economische crisis die boven ons hoofd hangt hiermee te maken hebben: wij leven in een ontzield verband. Het evangelie kan en moet dus weer bezieling brengen, daar liggen zowel kansen en vragen voor kerk en theologie.

En praktisch? Laten we niet mee doen aan de vergroving, de verplatting en de versimpeling van onze maatschappij. Misschien mogen we, met een schuin oog op Filippenzen 4, proberen “te leven als vriendelijke mensen, die aandacht schenken aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient.”