Evangelisch gezang 177

Hoe we er precies op kwamen weet ik niet, maar tijdens onze bijbelkring kregen we het opeens over de Evangelische gezangen uit 1805. Die bundel werd een echte twistappel, en was éen van de redenen waarom een groep gereformeerde belijders in 1834 de Hervormde kerk verliet. De invoering, volgens het titelblad ‘op uitdrukkelijken last van alle de synoden,’ leidde tot heftige taferelen: ambtsdragers die demonstratief hun liedboeken dichtklapten als een gezang werd opgegeven, mannen die hun hoed opzetten wanneer de gemeente een gezang inzette, en lieden die tierend de dienst verlieten. Allemaal niet fraai natuurlijk, maar wel begrijpelijk, wat dunkt u bijvoorbeeld van het volgende lied:

    Stedelingen! looft den Heer!

    Hoopt op d' ouden welvaart weer;

    Voor den koopman druk vertier,

    Nering voor den winkelier,

    Bezigheid voor handwerkslieden,

    En, voor schamel' armen, brood:

    God, die ons den vreê gebood,

    Wil zijn heil daartoe gebieden!

Je zou je kaken toch werkelijk stijf op elkaar houden als je zulke onzin moest zingen, nog wel op de feestelijke melodie van Psalm 150… Enfin, bovenstaand gedrocht, gezang 177: 5 uit 1805, is dan ook geruisloos uit het repertoire van de kerk verdwenen. Gelukkig maar!

Toch vervult het feit dat dit soort burgermanspraat in de kerk gezongen werd me ook met enige mildheid. Het leert relativeren: slechte liederen en rare teksten zijn blijkbaar van alle tijden. Soms moet je gewoon maar een beetje geduld hebben tot evangelisch gerijmel en dubieuze theologie uit de eredienst verdwijnt. Kwaliteit verloochent zich nooit, ook niet in het kerklied.