AVONDMAAL

("Samen, 17 september 2010)

Iedere keer opnieuw bepaalt de Avondmaalsviering ons bij de crisis van geloof en kerk. Wat eigenlijk het hoogtepunt van onze eredienst zou moeten zijn, is dat overduidelijk niet... Juist bij het Avondmaal ontbreekt een aantal kerkgangers, dat in een gewone dienst wél aanwezig is. 

Waarom? Heeft het te maken met de lengte van de dienst? Heeft het te maken met het feit dat mensen er niets aan 'beleven', het oude ritueel niet kunnen invoelen, dat het hen niet aanspreekt en niet raakt? Of heeft het te maken met een besef niet aan te mogen gaan, omdat het aan geloof ontbreekt? Wordt de tafel van de Heer gezien als een plek waar alleen 'model-gelovigen' en 'zeker weters' thuishoren? 

In de reformatorische traditie werd de nadruk op voorbereiding gelegd. Je ging niet 'zomaar' aan, maar moest je in de week voorafgaande aan de dienst voorbereiden. Het woord 'zelfonderzoek' viel zelfs... Mensen werden ook opgeroepen om zich te verzoenen met elkaar, beletselen om samen aan de tafel te zitten moeten worden opgeruimd. 

Dat alles is waardevol, en we moeten het vooral niet nalaten... 

Maar misschien zouden we ons ook moeten proberen voor te bereiden op, en te openen voor, het geheim... 

Brood en wijn zijn tekens, zijn symbolen, die tot ons spreken, maar op een andere golflengte dan die van het verstand. Protestanten zijn dikwijls zo akelig rationalistisch, we moeten alles kunnen verwoorden en beredeneren, alles moet zo vaak 'nut' hebben, nut dat we dan zelf ook moeten kunnen inzien... 

Laat dat nu eens los... Probeer je nu eens open te stellen voor het geheim dat in brood en wijn tot ons komt, laat de stilte van de tafel nu eens voor je spreken... 

De dichter J.C. Bloem (1887 – 1966) werd geboren in een vrijzinnig Hervormd gezin, waar geloof en kerk verder geen enkele rol speelden. Noch in zijn gedichten, noch in zijn biografie vind je aanwijzingen dat het geloof iets voor hem betekend heeft. Ik vrees dat Bloem nooit aan een Avondmaalsviering heeft deelgenomen... Toch roept het (seculiere) gedicht 'Het Brood' allerlei gedachten aan het (mystieke) Avondmaal op... Wie er gevoelig voor is, kan hier ter voorbereiding het nodige uit halen! Daarom de tekst: 

HET BROOD

Hij die de broden snijdt aan blanke sneden, 

Vol aandacht, en ze in liefde reikt aan haar, 

Die aan zijn tafel, needrig en tevreden, 

De gaven aanneemt met een stil gebaar – 

Hij hongert naar volkomene bevrijding 

Van wat de ziel nog meer dan 't lichaam deert, 

En voelt, dat nu een vrede en teedre wijding 

Op lichte vleugels langs zijn dromen scheert. 

Zijn ogen dwalen langs de stille dingen, 

Die staan ten dis in oude regelmaat. 

Hij voelt zich leven van herinneringen, 

Wier warme bloedstroom hem door 't harte gaat. 

Hij peinst, ontroerd, aan 't ongemeten koren, 

Wier gouden golf onze aarde wijd bestroomt; 

Aan de arbeid van de maaiers in de voren, 

Die het verwint en binnen schuren toomt; 

Aan 't werk der bakkers bij den blakende' oven, 

Des nachts, als 't buiten koel is en verstild: 

Zij smakken 't deeg neer, meel komt opgestoven, 

En horen, hoe de eentoonge krekel trilt. 

Hij neemt van heel den zegen dezer aarde 

Een deel – hoe klein, maar onvervreemdbaar 't zijn; 

En houdt zichzelf van meer noch minder waarde 

Dan al wat leeft onder den zonneschijn. 

En o, dat hij nu nimmermeer vergete 

De makkerschap, die in elk wezen school. 

Hij glimlacht, en hij weet bij iedre bete 

Zijn tijdlijkheid gevoed door dit symbool.