REIGER
Een reiger loopt voorzichtig
op hoge poten door
de sloot en brengt zijn spieden,
ook als het donker is,
als witvis aan het licht.
Chris van Geel werd door sommigen ten onrechte als een natuurdichter beschouwd. Met precisie neemt hij de natuur om zich heen waar, en die waarneming verwoordt hij tot een beeldend gedicht, waarin degene die ooit eenzelfde tafereel zag dat onmiskenbaar herkent.
Toch zou het een misvatting zijn, van Geel tot niet meer dan een zeer getalenteerde observator en beschrijver van de natuur te degraderen. Dieren, planten en bomen vertellen in zijn poëzie iets over mensen.
Over de interpretatie van het gedicht “Reiger” heeft van Geel zich zelf uitgelaten in een gesprek met J.P. Guépin.
Guépin vraagt aan van Geel waarom de reiger zijn spieden als witvis aan het licht brengt. Meer voor de hand ligt toch: door zijn spieden brengt hij witvis aan het licht.
Van Geels reactie daarop is: “Hij brengt zijn kijken als witvis aan het licht, elke vis is hier witvis, een glinsterende vis.
Wat hij aan het licht brengt wordt daardoor witvis, het komt uit het donker, wat donker is wordt als het aan het licht is gekomen wit. Zijn goede spieden blijkt uit het feit dat hij wat donker was aan het licht brengt. De reiger geeft een boodschap, niet zozeer dat hij vis vangt, maar dat hij goede ogen heeft.
Het gaat om de dichter: de dichter loopt op hoge poten door de sloot, is dat wat hem voedt, is zijn alleen-spraak, en brengt zijn alerte aandacht, zijn voortdurend in verbinding staan met wat men denken noemt, ook als dat duister is, als het donker is, als het niet lijkt helder te kunnen worden, aan het licht. 'De moeilijkheden zijn de kans des kunstenaars'; wat niet oplosbaar is geeft de grootste kans tot helderheid.
Hij brengt niet alleen aan het licht, maar als witvis, het is zo concreet als een vis, wit van een helderheid die alle eigenschappen wist van het donker waar hij uit komt. De witvis is het gedicht.”