VOOR(BIJ)GANGERS

(Samen no. 22, 5 februari 2010)

In het najaar van 2009 verschenen twee boekjes die ik ademloos gelezen heb. Bart Jan Spruyt laat zijn lezers in 'Als je eenmaal hebt liefgehad' iets zien van het leven van de legendarische ds. J.T. Doornenbal (1909 – 1975). En onder de titel: 'Een zon diep in de nacht' verschenen de verzamelde dagboeken 1945 – 2005, van dichter/schriftgeleerde Willem Barnard.

Twee markante persoonlijkheden die beiden ook een heel eigen plek in de kerk hebben ingenomen. Twee 'oorspronkelijke' mannen, die niet als 'politiek correcte' grijze muizen in de kerk stonden, maar aan de weg timmerden met een eigen duidelijke visie, en met een helder geluid. Twee mannen die ook diep aan de kerk hebben geleden, omdat hun visionaire geest meer zag dan de goegemeente, en het niet meevalt tegen de stroom van de middelmatigheid op te roeien.

Nogmaals, ik heb beide boeken ademloos gelezen. Het boek van Spruyt leest als een roman, dat van Barnard, met allemaal korte fragmentjes en notities, kun je steeds in een verloren moment even ter hand nemen. Het geeft veel stof tot nadenken, en is bijna een kleine cultuurgeschiedenis van de tweede helft van de twintigste eeuw.

Ondanks het plezier waarmee ik beide boeken heb gelezen, en de diepe gedachten die ik er in vond, hebben ze me ook enigszins droevig gemaakt. Ze doen verslag van een tijd die voorgoed voorbij lijkt te zijn. Ze laten iets zien van een geestelijke en culturele diepte, die vandaag nauwelijks nog gevonden wordt.

We moeten ons in de kerk tegenwoordig blijkbaar behelpen met een 'Kind-op-zondag theologie' of evangelische platitudes... Met 'hupsakee-versjes' (om Barnard te citeren) en makkelijke praatjes. We worden in onze samenleving gebombardeerd met slecht en luidruchtig amusement, en de concentratie om dieper te gaan is velen niet gegeven. Dat komt ook de kerk binnen: vooral simpel en vlot, niet te moeilijk, niet te hoogdravend.

Toch vrees ik dat we het met beamer en band niet redden... We kunnen als kerk het publiek nooit zo gelikt en glad vermaken als de TV dat kan. Dat moet je naar mijn idee ook maar liever niet eens proberen. Geloof en eredienst spreken een andere taal. Wie in trance wil komen van het ritme van de beat moet naar een discotheek gaan, zo'n vorm accordeert niet met geloof.

Het enige dat we in de kerk moeten doen is bijbellezen. Pardon? Bidden we er niet? Zingen we niet? Vieren we er geen doop en avondmaal? Gaan we na de dienst soms niet gezegend naar huis?

Jawel, maar al die dingen zijn alleen maar uitleg van wat er in de bijbel staat. Zoals ook het hele leven van Jezus, én zijn dood, én zijn opstanding niet meer en niet minder is dan de vervulling van de Schrift. Dát leren we in de kerk. Wie dat geleerd heeft, heeft ook genoeg. Genoeg om met hoop en verwachting te leven, en genoeg om met hoop en verwachting te kunnen sterven, zoals de traditie leert.

Die traditie schijnt zelfs in de kerk teloor te gaan. Mensen van het kaliber Barnard en Doornenbal zie je daar niet veel. Misschien waren die twee in de vorige eeuw al roependen in de woestijn. Maar zo'n roepende in de woestijn krijgt toch wel eens iets voor elkaar! Johannes doopte duizenden bij de Jordaan, en baande zo de weg voor de Christus van het evangelie. Zolang aan onze kerken roependen in de woestijn geschonken worden, is er hoop. Het wordt pas echt treurig als we (met Psalm 74) moeten zingen:

'De godsspraak zwijgt, geen teken dat voorspelt / geen ziener wilt Gij aan uw knechten zenden...'

zie ook:  WILLEM BARNARD en Om een uitgespaard midden