Voorgangers zijn mensen van het Woord. Niet alleen van het Woord met een hoofdletter trouwens, ook hebben ze vaak de neiging véél woorden te gebruiken. Soms op het ergerlijke af. Ik heb er altijd wat moeite mee wanneer een voorganger alles in een dienst uitlegt of toelicht. In de liturgie wijst veel zichzelf, dram daar niet teveel omheen.
Helemaal bont maken sommigen het in de gebeden. Terwijl het publieke gebed zorgvuldigheid en stijl vraagt. Zelf ben ik terughoudend in het noemen van namen en kwalen omdat ‘men’ vindt dat voor die-en-die gebeden moet worden. Weet de persoon dat zelf? Vindt die het prettig dat het gebeurt? Of fungeert het gebed als nauwelijks verkapt nieuwsblad, waarin we fijn horen wie wat heeft…
De merkwaardigste ervaring op dit gebied was een voorganger die in het gebed niet alleen namen en kwalen, maar ook de adressen van de zieken noemde. Mij lijkt dat een symptoom van ongeloof. God weet toch wel waar zijn kinderen wonen, dat hoeft Hem niet in het gebed van de gemeente worden meegedeeld...
Onlangs zat ik in een dienst waarin de voorganger er werkelijk bij ieder onderdeel van de liturgie uitgebreid omheen praatte. Zelfs na de zegen volgde gekout dat niets met de dienst van doen had. Ik begon me er werkelijk aan te ergeren… Maar was niet de enige… Resoluut stond de ouderling van dienst op, en smoorde het gekeuvel met een ferme handdruk.
Bij het handenschudden aan de uitgang kon ik nog nét een bijbeltekst inslikken: ‘Laten uw woorden weinig zijn…’