BIG BROTHER

 (Samen, 14 november 2013)

We zijn niet veilig, men houdt ons in de gaten...

Pas dus maar op, als je achter je computer zit, of met je mobieltje aan het oor... Onbespied communiceren kán helemaal niet. Of we nu bellen, mailen, whatsappen, surfen op het internet, – geheime diensten gluren mee... Ze trekken onze gangen na, en in de Verenigde Staten ligt heel onze communicatie gewoon op de plank. Privacy bestaat niet meer. Georg Orwell kreeg gelijk: “Big Brother is watching you...”

Het zijn trouwens niet alleen geheime diensten die in ons geïnteresseerd zijn. Ook bedrijven willen dolgraag veel van hun klanten weten. Google analyseert wat we op het web uitspoken en bestookt ons vervolgens met advertenties die speciaal op onze interesses zijn toegespitst. Albert Heijn heeft een nieuwe bonuskaart, met allerlei mogelijkheden voor Appie zelf, om nog beter te ontdekken wat we kopen en wat niet.

Veel informatie over onszelf geven we trouwens gewoon weg. Om nog maar te zwijgen over wat er via Facebook de wereld wordt in geslingerd. Hoezo privacy? Veel mensen doen er alles aan om hun privacy zo snel mogelijk te grabbel te gooien, en heel hun bestaan te delen, in de hoop dat het “geliked” wordt. Want er is een geweldige behoefte aan erkenning en bevestiging. Blijkbaar zijn we pas iets als we het in de ogen van anderen zijn. Of zijn exhibitionisme en narcisme de kenmerkende persoonseigenschappen van onze moderne cultuur?

Hoe dan ook, er wordt dwars door ons heen gekeken. Bijna al onze gangen zijn bekend. Veel informatie over ons is beschikbaar, zonder dat we weten wie wat weet. En, hoewel nu vol verontwaardiging op de onthullingen van Edward Snowden gereageerd wordt, we kicken er blijkbaar op om zo ongeveer heel ons hebben en houden met heel de wereld te delen.

Wat is dat toch? Waar komt die behoefte vandaan? Waarom zoeken velen erkenning en bevestiging, en zijn we pas iets of iemand als we het in de ogen van anderen zijn?

Zou het zó kunnen zijn: vroeger wisten mensen zich geborgen. Ze wisten zich gekend, doorgrond. Ze wisten van iemand die hun gedachten van verre doorziet en ieder woord kent van hun tong. Ze wisten van iemand aan wiens aandacht ze niet konden ontsnappen en aan wiens blik niet te ontkomen is.

God dus... Precies, die! 

Als spiedend oog? Als pietluttige boekhouder, tuk om mensen op een afwijking of overtreding te betrappen? God, die het gepikte koekje of het vieze plaatje ziet, en dat aanrekent?

Nee, zijn blik is een blik van liefde, van erkenning, van aanvaarding.

Heeft onze kille, technische en onpersoonlijke wereld zo'n blik niet weer nodig? Geen virtuele schijngemeenschap. Maar je reëel koesteren in de liefde van God, die je doorgrondt en kent. In zijn ogen ben je iets: een kostbaar mens!