SYMBOLEN

Tijdens mijn middagrondje werd ik bijna van de sokken gereden door een rolstoelbus. Hoewel ik op het uiterste randje van de weg liep, kon ik alleen met een ferme snoekduik richting berm voorkomen door de enorme buitenspiegel van de bus te worden neergesabeld. Ander verkeer was er niet, het zicht was onbelemmerd, de chauffeuse schatte de breedte van haar voertuig waarschijnlijk niet helemaal goed in. Enfin, het ging gelukkig goed.

Op de bus stond de naam van een zorginstelling. Een christelijke zorginstelling nota bene! Dat stak me wel een beetje: moet ik nu door een medechristen van de weg worden gedrukt? Onmiddellijk moest ik denken aan een gesprek met een collega. Hij had van een gemeentelid zo’n ichthus-sticker gekregen, u weet wel: zo’n visje dat je op je auto kunt plakken. Dat wilde hij niet. Niet omdat hij zich het evangelie schaamde, maar vanwege zijn rijstijl. Die was niet altijd in overeenstemming met de verkeersregels, en hij vreesde dat het visje daarom niet als getuigenis van geloof zou fungeren, maar eerder als aanstoot, als bron van ergernis.

In onze samenleving is af en toe enige discussie of mensen in functie de symbolen van hun geloof openlijk mogen tonen. Een Amsterdamse trambestuurder werd verboden tijdens zijn werk een kruis te dragen, en de hoofddoek van moslima’s is regelmatig onderwerp van gesprek.

Misschien moeten we niet al te krampachtig doen, mits we er van doordrongen zijn dat publiek afficheren van je geloof niet vrijblijvend is… Er wordt op je gelet!