De kerk is éen van de weinige plekken waar mensen nog daadwerkelijk zingen. Sommigen doen het natuurlijk onder de douche, en ook in stadions schallen dikwijls de nodige decibellen, maar voor veel mensen is de eredienst de enige plek waar ze, samen met anderen, zingen.
In een kerkdienst kun je niet alles zingen... Het lied van de geloofsgemeenschap moet passen binnen het beleden geloof. Liederen hebben bovendien een eigen functie in de liturgie, het is niet ‘zomaar-een-versje,’ als omlijsting van de preek.
Een kerklied moet kwaliteit hebben, zowel qua tekst als wat betreft de muziek. Soms wordt met zulke kwaliteitseisen de hand gelicht, en komen magere teksten en slechte melodieën voorbij, onder het mom van ‘het moet toch kunnen’ of ‘dit vinden jongeren mooi…’
Nu valt over smaak niet te twisten… Toch is er voor het kerklied in elk geval éen objectief criterium: het reikt hoger en dieper dan de individuele geloofservaring. Het is niet in de eerste plaats iets van de enkeling, die er al dan niet wat aan beleeft. Het kerklied is het lied van de geloofsgemeenschap, het moet verbonden zijn met de kerk van alle eeuwen en plaatsen. Niet dat we onveranderlijk altijd maar hetzelfde oude liedje blijven zingen, ook in eigentijdse woorden en modern klankidioom kan het geloof der eeuwen bezongen worden, ook door mensen van nu.
Het ergste wat ik op dit terrein ooit meemaakte was een doopdienst waarin de dopeling onder een youtube-filmpje de kerk werd binnengedragen…. Dan is elk besef van liturgie morsdood, kortom: een valse noot...