Mijn opa had een meubelzaak op de Voorstreek in Leeuwarden. Daarnaast was hij organist in de Vrij Evangelische gemeente. Eén van zijn zoons moest de zaak later voortzetten, zo was opa’s bedoeling, daartoe werd mijn oom naar de ambachtsschool gestuurd. In zo’n meubelzaak met werkplaats moet je immers ook met gereedschap kunnen omgaan en over enige technische vaardigheid beschikken…
Praktijkonderwijs was er toen volop... Oom moest op de ambachtsschool een kastje timmeren, een soort kabinet. Maar ik vraag me af hoe handig de nazaten Overdijk nu eigenlijk zijn… Mijn vader en ik waren dusdanig onhandig dat we maar dominee zijn geworden. Wat je met je handen tekort komt moet je dan maar compenseren met de mond.
Enfin, oom leeft niet meer, dus vragen kan ik het hem niet... Maar het kabinetje was geen succes… Of hij het nu timmerde op school, en het resultaat later mee naar huis nam, of dat hij het in de meubelwerkplaats vervaardigde, ik weet het niet. Wel weet ik dat het resultaat niet om aan te zien moet zijn geweest… Een meubelmaker ging aan oom overduidelijk niet verloren, hij werd later vertegenwoordiger, dus ja, ook hij verdiende het met de mond.
Mijn opa had veel goede eigenschappen, maar zijn vermogen tot pedagogisch handelen moet je waarschijnlijk zien tegen de achtergrond van de tijd… Want, toen hij het werkstukje van oom in de werkplaats zag staan, ontstak hij in oudtestamentische woede, en trapte het kastje subbiet in elkaar…
Ik ben benieuwd wat opa van óns nieuwe kabinet zou vinden...