"CHRIS VAN GEEL"

Chris J. van Geel (1917 -1974)

Kunst was de rechtvaardiging van het leven van Chris van Geel. Heel zijn leven diende dat doel, reguliere arbeid “om den brode” heeft van Geel nooit verricht. Dit had tot gevolg dat hij tot zijn veertigste in bittere armoede heeft geleefd. 

Van Geel heette Christiaan Johannes, net als zijn vader, groot- en overgrootvader. Hij werd voornamelijk door zijn grootouders opgevoed. Zijn vader, eveneens gegrepen door het kunstenaarschap, was in de jaren '20 succesvol als ontwerper, “sierkunstenaar,” maar kon geen omslag maken toen zijn stijl van ontwerpen uit de mode raakte. Het gezin, met Chris jr. als enig kind, kwam hierdoor in armoedige omstandigheden.

Zijn grootvader, die journalist was geweest, en op latere leeftijd een gedichtenbundel publiceerde, had hoge verwachtingen van deze kleinzoon. Hij zou iets moeten bereiken wat zijn zoon niet was gelukt... Dat Chris niet naar het gymnasium mocht, maar de MULO eigenlijk al te hoog gegrepen was, was een bittere teleurstelling voor grootvader. Toch bleef Chris zijn protégé, en was de band met zijn grootouders veel beter dan met zijn ouders.

De dood van zijn grootvader, als gevolg van de hongerwinter, was erg ingrijpend voor Chris van Geel, volgens sommige interpreten van zijn poëzie zijn veel van zijn gedichten een verwerken van dit droeve feit.

In 1936 werd van Geel toegelaten tot het Instituut voor Nijverheidsonderwijs in Amsterdam, de tegenwoordige Rietveldacademie.

Rond 1937 wordt hij “wakker gekust” door de poëzie van E. du Perron. Daaruit leert van Geel “luciditeit en kritische afstand” kennen. (Willem Jan Otten) Als kunstenaar bekent hij zich in deze periode tot het surrealisme.

In de zomer van 1946 verhuist van Geel naar Groet. Hij betrekt een atelierwoning op de Achterweg en zal daar, tot dit huis op 11 februari 1972 afbrandt, blijven wonen. Hij is zeer honkvast, heeft geen behoefte aan reizen. Op de geestgrond aan de kust speelt zijn leven zich af.

In november 1946 trouwt Chris van Geel met Laura Meursing, op 8 januari 1948 wordt hun zoon Chrisje geboren († Amsterdam 1973), maar in 1950 verlaten Laura en Chrisje voorgoed het huis. In deze periode geeft van Geel de beeldende kunst op voor de poëzie. Uit een brief aan Laura van 14 februari 1951: “Je begrijpt, er is van deze gesteldheid alleen kunst te maken, en dat probeer ik dan ook. Dat is mijn gang om het ravijn, mijn ‘genoegen’. Het objectiverende, het ‘verhullende’ karakter dat de poëzie eist, maakt mij die wandeling mogelijk, soms er doorheen. (In de bescherming van het algemene, in de beschutting van het objectieve, in het pantser van de kunst) [...] Nu is er niets meer. Geen geld, geen ‘hart’. Werken mag ik niet, kàn ik niet, dán het boek, altijd het boek. Vrijdag moet ik naar de Valerius kliniek (gekkenafdeling) voor onderzoek. Ruggewervel merg aandoening: psychische oorzaak.”

Met de komst van vertaalster Thérèse Cornips neemt zijn leven een keer ten goede. Zij beschikt over een vast inkomen en blijkt ook in creatief opzicht een partner voor hem te zijn. In 1957 verschijnt de bundel “Spinroc”, een anagram van Cornips. - Het boek - altijd het boek... De bundel wordt nauwelijks verkocht. Hierna keert van Geel weer terug naar de beeldende kunst. Bij zijn leven verschijnen, na Spinroc, de bundels "Tussen seizoenen" ( 1961), "Uit de hoge boom geschreven" (1967), "Het zinrijk" (1971), "Acht diergedichten" (1973) en "Enkele gedichten" (1973). Na zijn dood verschenen nog verschillende uitgaven, in 1993 het verzameld werk.

De geliefde waarmee hij van 1962 tot zijn dood in 1974 mee samenwoonde was pop-journaliste en dichteres Elly de Waard.

Van Geel maakt vooral gebruik van beelden in zijn directe omgeving, dieren, planten, duin, zee en lucht. Hij neemt gedetailleerd waar, maar zijn heldere en doorzichtige waarnemingen verbeelden altijd iets wat dieper ligt. Door incorrecte grammaticale verbindingen zet hij je aan het denken. Veel van zijn gedichten doen aan haiku's denken, met weinig woorden wordt veel gezegd.

Van Geel had een hoge productie, maar vond zijn gedichten nooit af. In vele varianten werden ze bewaard. Ook had hij het oordeel van anderen nodig, de zogenaamde “tuttelaars” met wie hij zijn gedichten (of moet je zeggen: ontwerpen) besprak.

J.P. Guépin zegt: “Op de een of andere manier stonden al zijn gedichten, heel zijn dichten in het teken van de dood van zijn grootvader.” Willem Jan Otten vult hierbij aan: “Het is of de dichter onophoudelijk uit het dodenrijk naar boven geklauterd komt. Iedere impuls, of beter, iedere beweging van het bewustzijn dat hem aanzette tot een gedicht, beschouwt hij als een ontwaken uit een dood.”

Ik werd mij vorig najaar pas bewust van de dichter Chris van Geel. Door het essay “Doctor in aandacht” in “Onze Lieve Vrouwe van de Schemering” van Willem Jan Otten, (ISBN 9789028241299) werd ik op deze dichter attent gemaakt. Op zoek naar de beeldkracht van taal heb ik het verzameld werk gekocht, en heb daar geen spijt van... Otten is ook de samensteller en inleider van de bloemlezing “Het mooiste leeft in doodsgevaar”. (ISBN 9789028241626). Het verzameld werk van van Geel is verschenen bij van Oorschot, tweede druk in 1997, en nog steeds verkrijgbaar (ISBN 90 282 0811 9).

In weinig woorden roept van Geel veel op, en geeft veel te denken. Aan zijn gedichten is te zien dat hij ook beeldend kunstenaar was. Het proberen door te dringen in zijn poëzie en het tasten naar de betekenis van zijn vaak kristalheldere taal is een zinvolle en waardevolle manier om van taal te genieten!

Willem Jan Otten zegt over de poëzie van Chris van Geel: "Zijn werk zal je allergisch leren zijn voor intellectuele dikdoenerij -, maar de strekking ervan is zijn bestemming geworden, het gaat hem om wat je niet kunt leren maar wel ervaren."

Tot slot een paar gedichten:

TOR

Hij vrat. Zo is het om hem kaal gebleven.

Zolang hij leefde moest hij leven

en om te leven vrat hij blad.

OVER HONDEN

Wat ik wil is wat honden doen:

op vloeren liggen en bekomen

van niets dan van een eindje los,

een lang eind aan de ketting om.

KON IK..

Kon ik wat woede is

maar in zijn deugd begrijpen

en er natuur van maken

als boom van wortel blad.

Ik gun van Geel een revival!