gun

De pen ,

symbool van de vrijheid

.

Het puntje van een vlugge pen is het scherpste wapen, dat ik ken.

Na het vermoorden van de redactie van het Franse tijdschrift Charlie Hebdo speelde deze dichtregel door mijn hoofd. Het was geen dichtregel, maar een gezegde, dat ik opdiepte uit één van de 10.000 spreekwoorden, opgenomen in het „Nederlands spreekwoordenboek” verschenen in het eind van de vorige eeuw. Gezegden, wordt in het voorwoord van dit boek gemeld, zijn sterk verbonden met de culturen, waarin ze ontstaan zijn.

De tijden zijn snel veranderd. Van dit gezegde is geen woord meer waar, zou je zeggen.

Len Munnik, de cartoonist van het dagblad Trouw , tekende een collega achter zijn tekentafeltje. Op zijn shirt staat Je suis Charlie. Maar zijn hoofd is door de moordenaar al van zijn romp afgeslagen en zweeft met de tekenpen in de lucht. Niettemin laat Munnik het afgeslagen hoofd in de tekstwolk zeggen „De pen is machtiger dan het zwaard”. Maar de moordenaar antwoordt: „Gelul”. Dat is dan de waarheid.

Men een pen, hoe scherp ook, is het moeilijk verdedigen. De moordenaar, die Len tekent, gebruikt een zwaard. Hij heeft het voor het zeggen. Tegenover een scherp zwaard, een geladen revolver of een repeteergeweer is de pen waardeloos.

Wie de gun hanteert, heeft de macht.

Met een potlood met een scherpe punt en een feilloos tekstverwerkingssysteem in je computer ben je weerloos tegenover getrainde moordenaars, die tijdens een werkvergadering het redactielokaal bestormen en vakkundig beginnen te doden.

De volgende dag om elf uur werd op de redactie van dagbladen een minuut stilte in acht genomen ter herdenking van de omgekomen collega’s en politie-agenten. Ik was daar via de televisie getuige van, de momenten op de redactie van het Algemeen Dagblad, en maakte de stilte mee.

Later die dag had ik een onweerstaanbare neiging in superletters uit de printer te halen: Ik ben Charlie en het papier voor het raam te hangen.

Het gerucht ging, dat op het stadhuisplein gedemonstreerd zou worden. Het was onaantrekkelijk weer. Er heen? Waarom niet. In de tijd, dat de atoomwapens eruit moesten, te beginnen in Nederland, had ik op het achterruit van het Dafje een papier geplakt met deze eis en journalist of geen journalist (mijn collega’s schreven erover) nam ik deel aan de massademonstratie in Den Haag. Of dat geholpen heeft? Mag ik daar van overtuigd blijven? Nucleaire oorlogen zijn uitgebleven.

Met Charlie is het er niet van gekomen. Het papier is niet op het raam geplakt en de demonstranten moesten mij missen. Ik bleef voor de televisie zitten.

Er waren ogenblikken, dat de tranen kwamen.

Wil ik Charlie zijn of toch maar niet? Ik vereenzelvig me niet met de tekenaars en redactieleden van Charlie Hebdo, maar het einde van de dingen is, dat het in deze westerse wereld, die vrij zou zijn, je het met je leven moet betalen, wanneer je je overtuiging op papier hebt gezet of uitgetekend die de mensen met de gun niet bevalt.

Moed is het overwinnen van angst is meer dan eens gezegd.

Zijn cartoonisten en tekenaars angstig?

Wanneer de dreigingen concreter worden, neemt de zelfcensuur toe. Je moet voorzichtig zijn. Wie is niet gesteld op zijn eigen lijfsbehoud?

De moordenaars bereiken toch hun doel.

De gun geeft de macht.

Premier Rutten en andere demonstranten in Amsterdam zag ik een pen of potlood in de lucht steken.

Met een bordje of papier waarop staat vermeld dat je Charlie bent is het geen sjouwen.

Wel ben ik van plan een pen of potlood bij me te hebben

als amulet tegen het gevaar van fanatici,

als symbool van de vrijheid van woord en mening en

als eerbewijs van de collega’s in Parijs en elders in de wereld die werden vermoord.

Als de gelegenheid zich voordoet, steek ik de pen in de lucht.