Afscheid

Een afscheid

We geven een hand en nemen afscheid. Het is de bedoeling, dat we elkaar voorlopig en als het ons gegeven is nooit meer zullen zien.

Of het past onder onze omstandigheden vraag ik me niet af: ik leg mijn andere hand een seconde stevig op zijn schouder. Bij de deur kijk ik nog een moment achterom. Maar hij ziet niets en is al weer druk met iets anders bezig.Twee stagiaires, co-assistenten, wonddeskundigen of wat dan ook staan op hem te wachten. Hij had hen voor onze sessie begon, verzekerd dat hij zo klaar was met mij.

Het is drie jaar geleden bij hem begonnen. Helemaal juist is dit niet. Het is mijn geweten geweest, dat me in de goede richting heeft gestuurd. Hij is mijn concreet geweten geworden, toen hij mij gebood naar mijn huisarts te gaan, omdat de plek op de kuit van mijn rechter been verdacht was. Dat geweten, mijn aangetrouwde neef om precies te zijn, had mij vaker verstandige adviezen gegeven.

In de kortste keren viel ik in handen van chirurg en oncoloog in ‘t Hof, wiens naam ik uit eerbied steeds geneigd was als in ‘t Hoff te schrijven. Hij heeft mij melanoom behandeld en ik ben onder zijn controle gebleven.

De medicus vraagt hoe het met mij gaat. Ik voel me prima en heb de neiging hem hetzelfde te vragen. Maar dat zou ongehoord zijn. Zijn tweede vraag is, waarom mijn vrouw niet is meegekomen, zoals drie jaar geleden. Mijn antwoord is, dat ik met opzet alleen ben om niet de indruk te vestigen, dat ik mijn geval als zeer ernstig beschouw. Ik vertel hem ter geruststelling, dat Mieke beneden in de hal zit te wachten.

In 't Hoff wil informeertof ik nog steeds van die aardige stukjes maak zoals op mijn website. Nooit vermoed, dat hij een trouwe volgeling is van mijn geschrijf. Ik leg hem uit, dat ik m’n best doe, maar wel ervaar minder energie te hebben voor het schrijfwerk.

Hij vraagt me op de behandel tafel te gaan liggen. Op het moment dat ik mijn broek laat zakken, doet In ‘t Hoff de deur op slot. Geen assistenten of stagiaires erbij, die binnen kunnen komen.

Ooit heb In 't Hoff de macht toeend van Jezus toegekend, die op de dag van het laatste oordeel op de wolken zou verschijnen en zou beslissen of je in de hemel zou worden opgenomen of in de hel verdwijnen. Dat werd mij vroeger op de gereformeerde lagere school met de paplepel toegediend.

Het onderzoek roept geen vragen op. Als ik weer in de kleren ben, zegt hij, dat ik me pas over een jaar moet melden bij de dermatoloog. Het is niet nodig, dat ik nog een beroep op hem doe.

Dat is een afscheid. In t Hoff heeft geen afscheidstoespraak en ik houd helemaal mijn mond. Met weinig woorden kan ook veel gezegd worden.

Een handdruk van de man, die eens voor mij als de almachtige werd beschouwd, mijn handdruk en mijn linker hand, die even over zijn schouder strijkt.

In een agenda kan het wonderlijk in elkaar schuiven. We brengen die dag een bezoek aan het geweten, mijn neef. Hij heeft het niet meer vol kunnen houden zijn Atty, die in een verpleeginrichting is opgenomen twee keer per dag te bezoeken. Hij leeft in een medisch kritische periode. Ton heeft voor de volgende dag een afspraak met de neuroloog, die hem vermoedelijk door zal sturen naar de cardioloog. Op de MRI was een plekje in zijn lijf ontdekt, waar de infarct zich had voltrokken.

De uitslag heeft Ton direct na het onderzoek gemaild. Hij is niet verwezen naar de cardioloog, maar overgedragen aan de zorg van de huisarts met het advies de ‘roofbouw’ op zijn lichaam en geest te verminderen. Hij schrijft blij te zijn, dat zijn zorgen om Atty sterk zijn verlicht en te hopen dat voor Atty en hem een leefbare situatie mogelijk zal zijn. Wat heet leefbaar?

Wij hebben, ieder op zijn beurt een afscheid gevierd.

Mijn geweten heeft weer van zich laten horen.

Bij herhaling schrijft hij blij te zijn.

Dat ben ik ook. En verder alleen maar stil.

Bert de Jong.