Broer

Mijn broer blijf ik doen

De verschrikking

van schrijver

F. Starik

De schrijver F. Starik heeft zijn serie stukjes "Moeder Doen" in het dagblad Trouw over zijn moeder, die in een verpleeginrichting is opgenomen, beëindigd. Geheel terecht. Ondertussen weten we het wel dat als je vast zit als dement persoon in een dergelijke instelling je toestand diep ellendig is en uitzichtloos en dat degenen, die deze patiënt bezoeken er vooral onder lijden. Dat valt op te maken uit Stariks geschrijf. Hij ervaart zijn moeder als een

Verfrommeld

Schrijver Starik heeft de rapportage over zijn moeder in een verpleegtehuis nog vervolgd en beklaagt zich erover dat het gesprek van haar kant steeds uit de dezelfde vragen bestaat. Daarom praat hij over de bus, waarmee hij is gekomen, de vijftien haltes, die hij uit moet zitten en over het weer., hoe de verwachtingen zijn op langere termijn en zegt dat het toch weer eens lente zal worden.

Zo opvallend is dit gesprek niet. Het komt me voor, dat het dagelijks wordt gevoerd bij vele gelegenheden en tussen personen, die geen spoor van dementie vertonen.

Bij mijn laatste bezoek had mijn broer weer veel mee te delen en te vertellen, maar de woorden die hij nog kon vinden waren niet te begrijpen. Totdat hij tegenover een passant ons aanduidde als ‘broertjes’ en onze dag weer goed was.

Starik zoekt het maar uit.

Moeilijk als je moeder niet meer voor je is als een "verfrommeld restje."

"verfrommeld restje mens".

In zijn laatste stukje deelt Starik mee, dat hij geschreven heeft over wat hij zag en ervoer en over "de verschrikking, waar ik nog altijd inzit."

Ik ben niet in de gelegenheid mijn 'moeder te doen', - zij is ruim vijftig jaar geleden gestorven - , maar 'doe' wel naar vermogen mijn broer over wie ik op deze website meer dan eens heb geschreven en dit doende de verleiding heb weerstaan alleen nare dingen te rapporteren. De werkelijkheid is niet eenzijdig.

De filosoof Bert Keizer, die arts is in een verpleeghuis, zegt in het tijdschrift Filosofie dat de ouderdom bepaald niet leuk is en je daar eigenlijk al aan toe bent als je je eerste leesbril nodig hebt. Ik realiseer me, dat al mijn kinderen al voorzien zijn van dit hulpmiddel.

We hebben door de medische prestaties wel extra tijd gekregen om te leven, "maar die jaren zijn een gemengd genoegen.", aldus Keizer.

Ik voel me verplicht de verpleeghuisarts verder te citeren: "...ouder worden gaat gepaard met ziekte en aftakeling. En hoe ouder je wordt, hoe groter de risico's zijn. Na je vijfentachtigste heb je 40 procent kans om dement te worden. (Even er tussen door: Ja, ja, ben de 85 gepasseerd, moet mezelf in de gaten houden, voor zover mijn directe omgeving dat niet doet en op dit ogenblik geen stomme dingen tikken.) ...De medicatie die er is, is kul ."

Keizer stuurt verder aan op een 'uitermate terughoudend beleid', dat wil zeggen dat men bij gevorderde dementie geen medische hoogstandjes meer moet verrichten. Longontsteking of een gebroken heup maar laten zitten. De dementen niet blijven behandelen tot halverwege de crematie, verduidelijkt Keizer nog.

Alles goed en wel, maar ik heb moeite de gedachtengang van de filosoof-arts, die dagelijks wordt geconfronteerd met de pijn van de ouderdom, en van de auteur Starik, die alleen de ellende, waarin zijn moeder terecht is gekomen, ervaart en noteert

Ouderdom is gewoon niet leuk, beweert Keizer.

Is dat waar?

Ouderdom kan hartstikke leuk zijn. Ook in verpleeginrichtingen, waar men zich steeds inspant voor de bewoners. Over mijn broer schreef ik eerder: "Wim weet zijn waardigheid te bewaren, heeft interesse en respect voor zijn huisgenoten en toont humor...Zijn menselijkheid komt me enorm voor."

Naar mijn bescheiden mening heeft hij alle recht zich van een longontsteking te laten genezen; een heupbreuk loopt hij niet gauw op, want elke stap neemt hij bewust en voorzichtig, ingegeven door zijn weliswaar diep gezonken, maar nog aanwezig medische intuïtie.

Starik en Keizer mogen schrijven wat hun goeddunkt, maar ik blijf mijn 'broer doen".

Bert de Jong