De verjaardag is gered
Hij zit bij het raam in de huiskamer van het verpleeghuis. Als ik binnenkom, is hij onbereikbaar. Er staan rolstoelen en rollators in de weg. Naast hem staat een krukje , waarop mijn jongste broer zit, die bezig is broer Wim te feliciteren met zijn 87ste verjaardag. Het is nog niet tot de jarige doorgedrongen, dat het een bijzondere dag is, waarvoor we zijn gekomen.
Herman staat zijn plaats op het krukje aan mij af, zodat ik mijn best kan doen er een feest van te maken. Eerder op de dag heb ik met de afdeling gebeld en gevraagd hoe het met de jarige ging en of mijn bezoek gelegen kwam.
De middagmaaltijd is al gebruikt. Voor hem op het tafeltje liggen twee cadeautjes. Hij prutst er wat aan, kijkt er begrijpend naar alsof de diepste betekenis van deze dingen hem duidelijk is, maar het waarom van deze dag ontgaat hem.
Van mij krijgt hij een map met foto’s heel vroeger bij ons thuis genomen. Hij als baby met de trotse ouders, in een schoolbank, als puber en als beginnend student.
Een leven, inmiddels gedigitaliseerd, in wat fotoprintjes.
De verste herinneringen van vroeger zouden blijven bestaan. Zijn herkenning is er echter niet. Maar Wim blijft studeren, maar zijn onderzoek levert geen resultaat op. Ik duw mijn Ipad in zijn handen, waarop de kiekjes duidelijker zijn. Zijn tastende, onderzoekende vingers gaan over het scherm, hij wrijft en poetst en de gezichtjes van tachtig jaar terug springen er groot uit.
Geen reactie of het moet zijn dat het gedoe van deze dag hem onrustig maakt.
In het andere huiselijke vertrek, waar wel gesprekken mogelijk zijn tussen de bewoners, vraagt het dame bij het raam aan me of ik ook bij hun ben komen wonen. “Gelukkig niet”, denk ik hartgrondig, maar ik zeg ontwijkend: “Mijn broer is vandaag jarig. Daarom ben ik hier.”
“Gefeliciteerd”, reageert ze blij. Ik weet niet meer wat te zeggen, hoewel ik verder met haar zou willen praten.
De verzorgster van de dag vind het beter, dat we met Wim naar zijn kamer gaan. Hij heeft een teken gegeven te moeten plassen, dat mij is ontgaan. Hij drentelt heen en weer. Ik constateer, dat Wim ook hier de weg kwijt raakt. Haar hoofd komt nauwelijks tot zijn schouders. Ze pakt zijn hand. Mijn broer voelt zich weer veilig en loopt met haar mee. Geen gedraal meer.
Op de deur van zijn badkamer en toilet zijn A-viertjes geplakt, waarop in grote letters staat aangegeven waar zijn urinoirs ‘s nachts het nuttigst kunnen worden neergezet; één naast de deur en één in de badkamer. De reden van de opstelling staat er met de hand onder geschreven: dhr. urineert in de glazen.
Een correcte aanduiding. Wim was en blijft een heer. Het is niet zo, dat hij in kindertaal wordt aangesproken. Geen kleinerend taalgebruik. Hij krijgt geen uitnodiging in de trant van “Gaan we nu samen plassen?”. De heer heer urineert alleen en er zijn voorzieningen dat hij dit op de juiste plek doet.
Beneden in de hal, waar het niet ongezellig is, hoewel de ellende van het menszijn steeds passeert, drinken we koffie. Met gevulde koek erbij om het feest van de dag tot hem te laten doordringen. Wim blijft ernstig nadenkend kijken en glimlachen. Meer niet. Als mijn jongste broer en ik een glaasje jenever heffen, begint er wat bij hem te dagen. Zijn glimlach wordt breder en er spiegelt een lach in zijn ogen. Voor ons een blij ogenblik en voor hem wellicht ook. Zevenentachtig is hij geworden.
Als we weer boven komen, heeft de verzorgster, die zijn hand pakte en leidde, zijn stoel versierd en hoger boven het raam een slinger gehangen met een “Hartelijk gefeliciteerd” erop.
De verjaardag is gered.
In de kamer ernaast vraagt de dame, die een een zonnebril heeft opgezet, want het licht van deze stralende dag valt royaal binnen, of we naar het concert zijn geweest, dat beneden werd gegeven. Dat was niet het geval. We wisten het niet.
“Was het mooi? Heeft u genoten?”, vraag ik.
“Zeker mooi”, antwoordt ze. “Het was een klarinet. Het spel was wel wat amateuristisch”.
Ze wenst me nog een prettige feestdag toe.
Bij een vorig bezoek vertelde een vrijwilliger, die in de verpleeginrichting werkt, dat de gemiddelde verblijfduur in het tehuis ongeveer drie maanden is. De bewoners overlijden snel. Als voorbeeld noemde hij een bewoonster geheel nog helder van geest, die onlangs was opgenomen, komend van het ziekenhuis aan de overkant. Ze heeft niet lang meer te leven.
Je gaat zo iets niet navragen en uitzoeken, maar ik bracht dit verhaal in verband met haar, die bij het raam zat alsof het leven haar toelachte.
Wim woont hier al bijna twee jaar.
We laten hem boven alleen achter. Hij is weer in de badkamer terecht gekomen.
Beatrijs Ritsema geeft in het dagblad Trouw en andere bladen wijze adviezen over het moderne leven, dat de stempel draagt van vergrijzing en hogere ouderdom. Moet je altijd eerlijk antwoord geven als naar een familielid, die in een verpleeginrichting is opgenomen? Wanneer je geen zin hebt erover te praten zeg je gewoon “naar omstandigheden goed, dank je”, adviseert Ritsema.
Op de gang voor de afdeling van Wim komen we een dochter van Wim tegen, die hem zeer lief was en is, met man en twee kinderen; drie en acht jaar, schat ik. Het kleine meisje duwt een poppenwagentje met haar baby.
Dochter stelt niet de gebruikelijke vraag. Ik vertel, dat we hem achter hebben gelaten in het toilet en dat zijn dag verwarrend is, omdat de gang van zaken afwijkend zijn.
Misschien dat mijn mededelingen niet zo verstandig zijn. Wat is wijsheid?
De verjaardag blijft gevierd.
Zie ook: Broer