twitter

Troostend getwitter

Mijlpaal na mijlpaal,

fase na fase

Mijlpalen worden in je leven geheid. Hard en onverbiddelijk. Een periode is voorbij. Die heb je gehad.

Het is naar mijn gevoel lang geleden. Het gebeurde op lijn twee van de Amsterdamse tram. Het was in het spitsuur. Maar niet overmatig druk. Er werd gezeten en ruim gestaan. Toch vroeg een tiener me of ik niet op haar plaats wilde zitten. Ze was al gaan staan. Ik heb niet aardig gereageerd op haar aanbod en geantwoord dat ik daar geen behoefte aan had en best kon blijven staan.

Toen ik was uitgestapt, kwam Ik pas tot bezinning en tot de ontdekking, dat ik tot de bejaarden behoorde, tot de ouderen die je een zitplaats aanbiedt in het openbaar vervoer. En dat, terwijl je je nog zo levenslustig voelt.

Ook deze levensfase went. De eerste tijd reageer ik als me een plaats wordt aangeboden niet alleen beleefd, maar ook dankbaar. Je zegt, dat het geen moeite is te blijven staan, omdat het toch maar voor even is en dat zij - mannen zijn in den regel minder gul in het gaan staan voor een ander - misschien de hele dag heeft moeten werken en alle recht heeft om uit te rusten. Iets in deze geest. Als het antwoord is, dat dat best meevalt en de uitnodiging wordt bevestigd, neem ik dankbaar plaats.

De laatste jaren ga ik zitten zonder tegenwerpingen. Je bent immers in de fase van een andere leeftijd aangeland en gedraagt je als zodanig.

Daar is niets mis mee.

Een paar dagen geleden had ik een ontmoeting met een klasgenoot van onze HBS uit de jaren veertig van de vorige eeuw. We hadden elkaar weer gevonden en een afspraak gemaakt in Utrecht.

Het was een kostelijke dag. Het verre verleden bloeide weer op in ons gesprek over vroegere verliefdheden en nog veel meer. Na een wandeling door de fraai verlichte stad liepen we zelfs de Domkerk binnen, om te constateren dat je voor een imposant gothisch bouwwerk geen verre reis behoeft te maken.

Maar dit is het verhaal niet. Ik sta op weg naar huis op het perron van spoor 2 van het Centraal Station. Het is spitsuur. Nee, ik zit niet op een bankje, dat het perron rijk is, noch hang ik tegen een daar aangebrachte stang, die het wachten dragelijker moet maken.

Ik sta daar fier, gedachtig aan de vermaning thuis, dat ik rechtop moet staan en zitten.

De trein rijdt voor. Ik wordt vriendelijk aangeraakt. „Meneer”, zegt ze, „mag ik u wat vragen?”.

Na zo’n vraag zet ik me dikwijls schrap. Maar de stem is zo aardig, dat ik antwoord met: „Natuurlijk mag dat.”

Dan komt het:

„Zal ik u helpen bij het instappen van de trein?”

Op hogere leeftijd word je milder in je reacties. De treindeur schuift open. De instap van de sprinter is op dezelfde hoogte als het perron. Geen extra stapje. Ik antwoord: „Het is heel lief van u, maar ik kan het nog best alleen.”

Ze stapt snel in en verdwijnt.

Ik vind een plaats op een verhoogde stoel bij het raam en voel me gedrongen verder na te denken. Voor ik er erg in heb zijn we door de trieste donkere grauwheid van het jaargetijde al naar Almere gereden.

De volgende fase ingegaan.

Er komt nog een mijlpaal.

Geheid.

Het zal de paal zijn aan de laatste grens.

Dan hoef ik niet meer te denken en te constateren.

Stellig zal daar weer

het getwitter zijn te horen,

dat op het station van Almere

zo troostend had geklonken.

Bert de Jong

Terug naar Weerwater >>>> Home