Vloeken

Een moreel appel

in Molenlanden


Vloeken is het uiten van een

mening en mag derhalve



Vloeken mag niet. Dat is niet netjes. Je beledigt er andere mensen mee.

Hoewel het in strijd is met mijn opvoeding van weleer bezondig ik me er dikwijls aan. Niet alleen als ik onhandig ben en mezelf in een vinger snij, maar ook wanneer me iets plotseling tegenzit of niet bevalt. Dat overkomt me dikwijls als ik bezig ben met mijn iPad en mobieltje.

Het is een kwalijke gewoonte en zo slecht, dat Mieke me soms vermanend toeroept.


Aan deze zonde word ik herinnerd door een verhaal van de redactie religie en filosofie van het dagblad „Trouw” waarin wordt gemeld dat in de gemeente Molenlanden het vloeken verboden is in de Algemene plaatselijke verordening. De gemeenteraad heeft dat besloten.

Wie de plaatselijke wet overtreedt, krijgt een boete. Maar wie Gods naam misbruikt, ontloopt een straf, omdat het vloeken niet in strijd is met de Grondwet. Daarin wordt immers de vrije meningsuiting gegarandeerd en vloeken is niet zo maar wat, maar het uiten van een mening.


Het is maar hoe je het bekijkt.


De gemeente Molenlanden in de Alblasserwaard met romantische dorpen als Kinderdijk, Bleskensgraaf en Arkel is geen uitzondering. De plaatselijke verordening verbiedt het vloeken in gemeenten op de Veluwe, op Tholen en Zuid-Beveland in Zeeland, op Urk, in Staphorst en Rijssen en Holten.

Goed, geen straf voor het vloeken. Het gemeentelijk verbod is alleen maar voor de show.


Symboliek. Zo zijn er ook landelijke bepalingen, die alleen maar in de lucht hangen. Zoals het burkaverbod.


Burgemeester Dirk van den Borg (CDA) van Molenlanden noemt het verbod een ‚moreel appel’ en de fractievoorzitter in de gemeenteraad van de VVD Bert Snoek zei wel voor de vrijheid van meningsuiting te zijn maar ‚dan wel met wederzijds respect.’

Daar gaat het dan om. Op de redactie van een krant en op andere werkvloeren waar de spanning op kan lopen en gediscussieerd vallen veel woorden. Er was een tijd dat het woord „Jezus” gemakkelijk werd gezegd. Aan de andere kant van ons redactievertrek van de krant met een christelijke signatuur kon dan bij herhaling op wat hogere toon een stem klinken. „Wie roept mij daar?”

Het was de reactie van een collega, die zich op de achtergrond bewoog, maar meer dan eens in een ernstig gesprek had laten weten (bij wijze van een grap maar met een ernstige achtergrond) zich een zoon van God te voelen.


Zijn merkwaardig vermaan hielp. Het vloeken bedaarde.


Mij was in de bijbelessen op school ingeprent dat vloeken was de naam van God ‚ijdel’ gebruiken. Dat stond in de Tien Geboden. „Gij zult niet…”

Gevraagd naar de betekenis van de het woordje ‚ijdel’ legde moeder uit, dat mensen ‚ijdel’ waren als ze zich teveel verbeeldden en trots waren. Vooral dames konden ijdel zijn.


Ik ontdekte soms ook ijdele mensen. Dominees op de preekstoel, die zich belangrijk toonden en tevreden met zichzelf bleken te zijn.

Maar die stonden daar toch niet te vloeken.


Het bleef een raadsel. Bij het begin van een haastige lunch in een restaurant moest meer dan eens een kennis even bidden of een gebedshouding aannemen. Ik vroeg eens waarom hij dat nodig vond. „Dat was niet persoonlijk. Ik kan hier door iemand gezien worden en er zijn mensen, die dit van mij verwachten. Daarom”, werd uitgelegd.

Dat gaat verder dan het kwetsen van een medemens met een onvertogen.


De redactie religie en filosofie van „Trouw” kent dit gladde ijs en wil op de been blijven. Dat is de reden, vermoed ik, waarom ze direct al in de tweede alinea van het bericht een hoogleraar staats- en bestuursrecht van de Vrije Universiteit in Amsterdam inschakelen.

Hoogleraar Jon Schilder zegt: „Het is een dode letter, en zo’n vloekverbod dient dus geen enkel nut. Alleen de landelijke overheid heeft iets te zeggen over uitingsdelicten.”

Inderdaad, zo kun je ook verklaren waarom het licht in de kamer gaat branden als je op de schakelaar bij de deur drukt.”

De hoogleraar is uitgepraat en de redactie haast zich in de volgende alinea naar Tom Zwart, hoogleraar crosscultureel recht aan de Universiteit van Utrecht. Hij zegt dat een plaatselijk vloekverbod voor verwarring zorgt. En, voegt hij eraan toe, heeft zo’n verbod een verkillende werking op de vrijheid van meningsuiting.

Hoe komt de professor er op? Pas als je het slot hebt omgedraaid kan de voordeur van je huis geopend worden. Weet je.


Is het gemakzucht van de redactie voor alle wissewasjes de meningen te vragen van de zeergeleerden? Er is toch niet zoveel denkkracht voor nodig.

Laat dit een opmerking zijn in de kantlijn. Andere redacties van deze krant kruipen ook dikwijls weg achter de meningen van hoogleraren, die er geen bezwaar tegen hebben dat hun namen in de kolommen worden genoemd. De sportredactie en politieke redactie zijn uitzondering en tonen meer tot zelfstandig denken in staat te zijn.

En verder de columnisten, die voor de compensatie dienen en soms de neiging hebben zichzelf te citeren. Voor wie het verbieden van vloeken in de biblebelt een verleidelijk item kan zijn.


Het blijft een dagelijks actueel onderwerp

al is het alleen al omdat het tikken van dit stukje op de iPad

ook niet steeds voorspoedig ging:

de tekst raakte even zoek,

maar en ik wist me te beheersen.


Wat zou er tegen een plaatselijk straffeloos wettelijk vermaan zijn.?

Een moreel appel, zei de burgemeester van Molenlanden, Waarom niet?