Gebaar

Elk gebaar wordt geregistreerd

De toestelletjes weten van niets.

De apparaatjes op en in de oren horen bij me. Zijn een onderdeel van mijn lichaam geworden en stellen me in staat redelijk te verstaan wat ik wens te vernemen en te luisteren naar alles wat nuttig en mooi is.

Ze zijn de laatste jaren hanteerbaarder geworden en wel in die mate, dat je ze routineus regelt en er geen denken meer aan besteedt.

's Nachts heb je ze niet nodig en ben je bevoorrecht boven de mensheid, die nog een goed gehoor rijk is en elk geluid volledig in zich moet opnemen in de tijd van het slapen.

Geen dag is hetzelfde; elke ochtend is anders.

Dat heeft gevolgen voor het instellen van de hoorapparaten. Het hangt af van je humeur. Van belang is ook of je met het goede of verkeerde been uit bed stapt.

Niet dat dit begin van de dag problematisch is.

Er hoeft nauwelijks bij gedacht worden hoewel, als bij een fiets, er versnellingen op zitten om de sterkte vast te stellen en er elders op het dingetje gedrukt kan worden voor de ambiance van de aangebroken dag (kerk, aula van een uitvaartcentrum, concertzaal, restaurant, terras, kroeg of de beslotenheid van de huiskamer, in een hoekje lezend of een niet te verwaarlozen gesprekje- het is allemaal even belangrijk).

Maak je geen zorgen op den duur hoeft weinig gedacht worden en gaat veel vanzelf als veel gedoe in de ochtend zoals het poetsen van de tanden, het weer doorzichtbaar maken van het brillenglas en wat niet.

Een sessie bij de audicien. Hij is nieuw voor me. Hij meldt, dat zijn voorganger zich ziek had gemeld.

Een burn-out. Audicien leek me juist een rustgevend zorgleverend beroep te zijn. De bezoekers dienen alleen hun apparaatjes af en uit te doen en op de tafel te leggen, waaraan ook de audicien zit. Hij heeft een computer binnen handbereik, waarin mijn gehoordossier is opgenomen.

De gehoortoestellen liggen tussen ons te wachten. Uitgeschakeld . Geopend . Ze komen nog aan de beurt en worden bijgesteld.

De audicien heeft me in de computer gevonden, maar schijnt geen aandacht te hebben voor de gegevens, waarover hij beschikt.

Het gesprek kabbelt wat heen en weer. Hij veronderstelt, dat ik de dingetjes op het nachtkastje had gelegd. Dat klopt. Ook gaat hij er van uit, dat ik de toestelletjes niet direct in heb gedaan en het begin van de dag wat zorgeloos heb versleten.

Mijn audicien heeft meer veronderstellingen. Hij kijkt op zijn horloge en beweert, dat ik om half tien me hoorvaardig heb gemaakt en de apparaatjes ben gaan gebruiken.

" 'k Zou het niet weten", luidt mijn reactie. "Het verschilt per dag. Soms bij de koffie of ook later. "

"Na half tien", gaat hij verder, "mag ik aannemen, dat u drie keer het geluid hebt versterkt. "

De audicien buigt verder richting computer, alsof hij iets zoekt en vervolgt: "Laat eens kijken, nee, het was een kwartier later: daarna hebt doorgeschakeld naar de muziekstand, vermoed ik."

Het begint me te duizelen.

Wat vermoeden? Dat zeg ik niet hardop en herhaal : "'k Zou 't niet weten."

Voor ons liggen de toestelletjes, de vertrouwde dingetjes, puur onschuldig met de vakjes van de batterijtjes open.

En ik weet ineens alles weer. Al te waar. We zaten aan het ontbijt, in den regel een zwijgzame bezigheid. Mieke begon tegen me te praten en ik moet de dingetjes drie keer harder hebben gezet om het gesprekje beter te doen zijn. Onbewust gedaan. Later wilde ik dat stukje muziek uit de radio ook horen voor we naar de audicien vertrokken en schakelde we verder.

Daar zit hij. Hij weet alles. Het is in zijn computer terecht gekomen. In de nacht lagen ze naast mijn bed zoals nu voor ons. Ik ben er niet aan geweest. Maar in de morgen tussen het gedoe door heb ik nog een grote boodschap gedaan. Dat gaat niet geluidloos en hebben mijn handen de oren en toebehoren niet onberoerd gelaten? Reukloos ging het ook niet.

Geen onderwerp om te bespreken. Van mij hoort hij niets meer.

"Inderdaad ", bevestigt de audicien , alsof hij ook gedachten kan lezen met zijn apparatuur, "wij weten alles. De gegevens worden opgenomen."

Hij heeft de glimlach van de ware zorgverlener om zijn mond.

Geen teken van een komende burn-out .

Ik denk

eerder aan burn-out toe te zijn,

beloof bewuster

met hulptoestelletjes,

digitale apparaten

om te gaan.

Je verkoopt je levend.

Ze volgen je.

Elk gebaar

noteert

de Zorg

en wie ook niet.

Bert de Jong

Terug naar Weerwater >>>>> Home