stilte

Prelude

in de trein

Het hoofd rustte ontspannen tegen de achterleuning van de zitplaats in de trein naar Amsterdam. We bespraken waar we zouden gaan eten. De muziek, die je in het Concertgebouw gaat horen is in den regel een topbelevenis, maar het tevoren nuttigen van een hap eten in de gelegenheden in de omgeving van het gebouw is een feest. En niet minder.

Een mooi onderwerp om over te praten en om de reistijd te bekorten. In alle rust en vrede. Het mocht zo niet zijn. Naast me in het gangpad stak een hoofd naar voren en bereikte een fel gesis mijn oren. "Het is hier stilte!".

Toen ik in een vertraagde reactie opzij keek, was het hoofd al verdwenen.

Geen twijfel mogelijk. Afgaande op de toonhoogte was het gesis vrouwelijk van aard. Trouwens, als man vergis je je niet in deze dingen, wanneer de lippen, waardoor het sisgeluid doorgang vond, op kusafstand waren genaderd. De leeftijd van de spreekster doet dan niet terzake.

Het was gedaan met de rust en vrede in dit treingedeelte. Met nu luide stem sprak ik: "Neem me niet kwalijk mevrouw, dat was niet mijn bedoeling." Voegde er nog eens aan toe: "Mijn excuus."

Het bleef stil. In ons gedeelte van de trein ook. Met dien verstande, dat er een sfeer van hilariteit was ontstaan. In de geest van 'zo wordt het ook nog een leuke reis.

Een hoogleraar in de sociologie heeft me lang geleden eens gedoceerd wanneer er sprake was een 'groep'. Een stelletje reizigers in een trein, die elkaar nauwelijks een knikje waardig hebben bevonden zitten wel dicht op elkaar, maar vormen geen groep. Maar als de machinist krachtig begint te remmen, legde hij uit en er elders een harde klap klinkt dan wordt er gezamenlijk geschrokken en is daar de gemeenschappelijke belevenis, waarover gepraat moet worden. De groep is er.

Het gesis in mijn oor en m'n reactie waren de coupégenoten niet ontgaan. Maar we praatten er niet over. We keken wel uit.

Fluisterden hoogstens, lachsalvo’s bedwingend.

De reis was er vrolijker op geworden. De reisgenote tegenover ons was bezig een gezonde groene salade uit een plastic bakje te verorberen. Het lukte haar niet. Ze proestte van het lachen. Als we elkaar aankeken, begon het weer.

Zo verliep het contact ook met de andere reisgenoten.

Mijn zorg was, dat het uit de hand zou kunnen lopen. Ruimtelijk was de afstand tot de sissende mevrouw gering. Er hing een conflict in de lucht, vreesde ik.

Aan het raam aan de andere kant zat een dame met mooi donker haar. Zij reageerde nauwelijks en vertoonde slechts een bescheiden glimlach. Totdat haar mobieltje tot leven kwam.

Zij begon te spreken. In en het Spaans. Met een heldere en duidelijk articulerende stem.

Haar klanken golfden wondermooi door de treinruimte.

Het was een prelude op wat ons in Amsterdam te wachten stond. Ronald Brautigam met zijn Mozart-drieluik en het orkest uit Keulen zouden er niet tegenop kunnen.

Bert de Jong