geloven

Gelovigen

en

kerkverlaters

Franca Treur is haar geloof kwijtgeraakt. Volgens Franca’s familie en vroegere kerkelijke kennissen is haar leven zinloos en leeg geworden. Het leven is een voorbereiding op de eeuwigheid. De gelovige ziet uit op een grootse en onbekende toekomst. Dat vult de leegte van tevoren al op.

Opgegroeid in het Zeeuwse dorp Meliskerke heeft Franca Treur, toen ze in Leiden studeerde haar kerk, de zware en bevindelijke Gereformeerde Gemeente, verlaten. Zij was niet de enige. Er zijn er velen.

Het is niet gemakkelijk en vanzelfsprekend gegaan. In het weekblad „De Groene Amsterdammer” schrijft zij over het leven, dat arm en leeg wordt genoemd.

„Wat zij allemaal gemeen hebben is de moeilijke verhouding met de achterblijvers. Zij hebben de groep verlaten, wat meestal als verraad wordt gezien, als iets met wie zij tot dan toe hun leven hebben gedeeld. Maar veel kerkverlaters willen helemaal niet veroordelend zijn. Hen is er veel aan gelegen om de band met familie en kerkelijke vrienden te houden. Uit respect trekken ze een rok aan als ze op familiebezoek gaan, laten ze zich door gelovigen vermanen over hun manier van leven en verdragen een gebed in hun bijzijn waarin gesmeekt wordt om terugkeer van hun ‘dwaling’.

„De meeste kerkverlaters willen namelijk ook niet zo’n radicale breuk. Ze kunnen alleen niet meer in een (persoonlijke) God geloven. Dat staat verder los van de liefde die ze voelen voor hun familie en vroegere vrienden.

Maar elk verwijt over de leegheid van hun leven ervaren ze wel degelijk als beledigend.”

Hoewel, In die leegheid van het leven, erkent Treur, zit een kern van waarheid. Een leven van alleen eten, drinken, slapen, geld verdienen en uitgeven is niet bevredigend.

„Iedereen wil dat zijn leven meer is dan dat. Dat geldt voor gelovigen en niet-gelovigen.”, aldus Franca Treur.

Zij is schrijver geworden en heeft twee boeken op haar naam staan, waarin over het verlaten van de kerkelijke gemeenschap en familie wordt verhaald. Het zijn „Dorsvloer vol confetti”en „Hoor nu mijn stem”, boeken die veel aftrek hebben gevonden.

In de “Groene Amsterdammer” wijst zei erop, dat de religie slechts een vorm is geweest van zingeving, naast talloze andere vormen.

„Op een alledaagse manier is iedereen altijd bezig betekenis te geven aan de dingen die hij doet, met het zoeken naar een thuis.

Zin ontstaat in het gesprek tussen mensen, in de verbinding met anderen, met ideeën, en met de geschiedenis.

Zingeving vindt op de grond plaats, en is niet per se het domein van religieuze experts. Het is de opdracht voor ieder mens.”

„Die eigen verantwoordelijkheid voel ik zelf heel sterk.

Het christendom bood een kant-en-klare reden voor mijn verblijf op aarde.

Die reden mis ik nu, maar al schrijvend zoek ik naar verbinding. Het feit dat ik gelezen word, rechtvaardigt mijn bestaan.”

In een interview met het dagblad „Trouw” gaat ze een stap verder:

„Het geloof is ongrijpbaar, het speelt zich volledig af in het hoofd, net als literatuur een wereld oproept die alleen in het hoofd van de schrijver en de lezers bestaat.

Literatuur bedrijven is dan ook een religieuze activiteit.”

Het is duidelijk, de familie en haar verleden laat Franca Treur niet los. Het is haar niet onverschillig. Ik zag haar in een tv-uitzending van Pauw, waarin werd gesproken over „Hoor nu mij stem”. Ze nam het op voor haar familie, die haar boek niet hadden gelezen. „Misschien later wel”, zei ze .

In het „Reformatorisch Dagblad” van de zware gereformeerde richting schreef recensent dr. J. H. van Doleweerd over haar boek, dat wie het boek leest „het aan het eind vermoeid en leeg ter zijde legt.”

En naar aanleiding van de tv-uitzending van Pauw vonnist dr. Ewald Mackay (ook al dr. voor de naam) in dezelfde reformatorische krant: “De Nederlandse televisiewereld? Haar troosteloze feuilleton in Trouw? Moge zij God ontmoeten in de ruimte van het geloof, dat ook het denken omvat”

Een publieke oproep tot bekering.

Zo wordt elk gesprek geblokkeerd.

Franca wordt innerlijke leegte verweten, waardoor ze haar lezers achterlaat in een onbevredigend vacuüm.

Toen mijn eerste bundel verscheen van verhalen, die zich afspeelden op het christelijk erf, schreef een predikant van een gereformeerde kerk in een veel gelezen kerkblad niet onvriendelijk over de inhoud van het boek waarin naar zijn zin het geloven niet direct voorkwam en hij voorspelde dat dit mij tot mijn laatste snik zou blijven achtervolgen.

Deze reactie maakte grote indruk op me en ik waagde hem een brief te schrijven met het verzoek uit. te leggen wat hij bedoelde. Het antwoord moet ik nog krijgen. De laatste snik is me een raadsel gebleven.

Hierom heb ik de kerk niet verlaten. Dat gebeurde veel later in mijn leven.

Met al het verdriet waarvan Franca Treur gewaagt.

Een troost mag zijn, dat de tijd de wonden van kerkelijke scheiding kan verzachten. Ook op hogere leeftijd. Juist dan.

Mijn broer kreeg onlangs een hersenbloeding, waardoor verlamming optrad.

Meer dan zestig jaar waren ze samen geweest. Hij werd opgenomen in een verpleeginrichting en zij is thuis alleen achter gebleven.

Toen ze hem op die avond liggend tegen zijn stoel voor zijn bureau vond , zo vertelde ze, kwam op slag bij haar op: „Heer geef mij de kracht hiervoor”

„Ik heb de indruk”, was mijn reactie „dat dit zeker heeft geholpen.”

We gebruikten de lunch voor we mijn broer gingen bezoeken. Zestig jaar had mijn broer aan tafel met haar en de kinderen de gebeden gedaan. Als wij er waren, verzuimde hij nimmer voor ons zieleheil te bidden en ook de ‚vader in hemel’ in de hemel te vragen ons veilig te begeleiden op weg naar huis.

Het werd ons soms wel wat te veel en we vermeden op den duur bij volgende bezoeken de kans van de maaltijd met als toe vermaning en voorbede.

We zaten met haar aan tafel. Zonder zegen kon dit eten niet en het ogenblik was daar. Wij werden stil, zij sloot de ogen, vouwde de handen en zei het formulier gebed, dat mijn oom, als we bij hem logeerden, onverstaanbaar afraffelde :


Oh Vader, Die al ’t leven voedt,

Kroon onze tafel met Uw zegen;

En spijs en drenk ons met dit goed,

Van Uwe milde hand verkregen!

Leer ons voor overdaad ons wachten;

Dat w’ons gedragen als ’ t behoort;

Doe ons het hemelse betrachten;

sterk onze zielen door Uw Woord!

Amen.

Het was niet helemaal in de stijl van mijn broer.

Ze sprak het gebed duidelijk en helder.

Wij deden mee. De broodjes smaakten heerlijk.

„Laten we praten”,

besluit Franca Treur

haar verhaal

in „De Groene Amsterdammer”.

Laat dat dan toch mogelijk zijn.

Bert de Jong

Home