De zesde maart 1886 en 2021


Abraham Kuyper

en de bestorming

van het Capitool

Wat is er bijzonder aan de zesde januari. ? Deze dag is niet alleen op het Capitool in Washington in Verenigde Staten bestormd door opstandelingen, maar in Amsterdam heeft zich op 6 januari in het jaar 1886 iets vergelijkbaars voordeed. Abraham Kuyper verschafte zich toen ‘s morgens vroeg om 6 uur door het doorzagen van een deurpaneel toegang in de Nieuwe Kerk in Amsterdam en nam in de kerkeraadskamer de documenten, die hij dacht nodig te hebben, in beslag.

Amsterdam is Washington niet, Nederland geen Verenigde Staten en 1886 geen 2021, maar toch.


Voor het hele verhaal tik op onderstaande link.


https://sites.google.com/view/zesjanuari/home


*************************

De troost van

Rijneveld



...voor iedereen hier is plek....

Het is gelukt.

Ons motto in het aflopende jaar. We zijn het snel gaan zeggen. Al bij het brengen van een kopje koffie op de plek van het tafeltje bij de zit- en ligbank of na een wandeling weer veilig thuis komen. Zo eenvoudig.

Elke prestatie heeft in dit Corona-jaar het rapportcijfer 8 gekregen. Wanneer er iets mis ging dit jaar, waarin we dubbel waren opgesloten wegens ouderdom en virus-maatregelen, hebben we geen cijfer gegeven en gezwegen. Dan was het niet gebeurd. Zo simpel.


Voor het hele verhaal ga naar onderstaand adres:


https://sites.google.com/view/rijneveld



Het jaar 2021

is nog

knuffelloos

Voor het hele verhaal ga naar:



https://sites.google.com/view/knuffelloos/home


  • * * * * * * * * * * * * *


Het draaiorgel luidt het nieuwe jaar 2021 in.






Achter cijfers en statistieken


Het vergeten

N I E U W S


De Corona-crisis heeft het leven laten kantelen en het denken doen veranderen. Ik lees het vandaag (maandag 2 november 2020) in het ochtendblad Trouw. Het is de opening van de krant op de voorpagina, het belangrijkste nieuws van deze dag.

De kop van het bericht, afgedrukt in een lichte letter, luidt:

Waar de statistieken ophouden,

beginnen gemis en verdriet”.


We leven bij de gratie van de statistieken van de epidemiologen maar als de getallen niet meer gelden, resten gemis en verdriet.


Dit nieuws werd over het hoofd gezien. Bereikte de kolommen nauwelijks.

De van oorsprong christelijke en protestantse krant haalt het in.

De eerste regel van het bericht:

“Het is Allerzielen, de dag waarop de overledenen worden herdacht. Dat zijn dit jaar ook veel coronadoden. Rouw en verdriet zijn ommuurd door de maatregelen.”

Allerzielen is toch rooms-katholiek? Zet deze Coronatijd alles op de kop?



Ver terug in de vorige eeuw -de jaren vijftig- stelde de hoofdredacteur van De Rotterdammer, waarmee Trouw later is gefuseerd, voor de krant van de zaterdag voor Pasen te openen met deze breed kop breed over de pagina : “De Heer is waarlijk opgestaan.”

Het was een bewogen en ook wat angstig jaar geweest. De hoofdredacteur vond dit nieuws juist groot in de krant moest.

We hebben hem tot andere gedachten kunnen brengen. Dit nieuws was immers ruim 2000 jaar oud en dus geen nieuws.

Met de krant van nu ligt dat anders. Als juist het dagelijks schrijnend verdriet en het gemis onnoembaar blijkt te zijn, wanneer dat alles vergeten is, valt er journalistiek veel in te halen.

En persoonlijk ook. Van mijn leeftijdgenoot en goede kennis wist ik, dat zijn vrouw plotseling was overleden en hij zich vervolgens in zijn appartement beneden ons had opgesloten. Hij mijdt elk contact. Wil ook zijn kinderen niet meer zien. Voor hem geen condoleance.

Ook hier moet je respect voor hebben. De krant van 2 november lezend besloot ik hem een briefje te schrijven en dat in zijn brievenbus te stoppen.

0verbodig hem te melden, dat zij ook regelmatig in ons denken aanwezig is. Ik schreef:

“Je wilt bij wijze van spreken de straat niet meer op. Het zou verraad aan haar zijn. Confrontatie met anderen is haast onmogelijk”

Ik citeerde wat Thomese in “Schaduwkind” schreef: “Ze willen doorgaan met gisteren. Maar er is geen gisteren meer. Ze kunnen niet praten over de enorme afgrond , waar jij in gekeken hebt en die zij alleen van horen zeggen hebben…”

Wat ik hier schrijf is verdwijnend klein. Maar van mijn krant van deze dag, van Allerzielen, zijn niet alleen de eerste pagina’s, maar ook zes van het katern De Verdieping gevuld met het vergeten nieuws.

Nico de Fijter,, van de religieuze en filosofische redactie, schrijft in zijn verhaal, dat wanneer de slachtoffers jong of oud zijn en de lijnen in de sterftegrafieken op of neer gaan, achter de koude statistiek van de Coronasterfte altijd verdriet schuilt.

Begin november was voor ons een mooie tijd het warmere zuiden op te zoeken.

Dikwijls belandden we op de begraafplaatsen bij de kerken, beladen met bloemen.

Een feest op die dag de bloemenzee te zien stijgen, terwijl het bezoek aan de dodenakker toenam.



Trouws columnist Ephimenco, die in deze meer ontspannen sfeer is opgegroeid, heeft op zijn beurt zondag 1 november een bos rode rozen gelegd op een kerkhof onder de rook van Rotterdam. Hij moest eerst tien kilometer tegen de wind in fietsen.

Op het kerkhof keek hij om zich heen en zag nergens een zielsverwant. De columnist verzuchtte, dat we in deze coronatijd in de ontkenningsfase van de dood zijn beland “en de doden geen fatsoenlijke uitvaart hebben gegund.”


Een dag later, Allerzielen, keek Ephimenco thuis in Rotterdam vol ongeloof naar de opening van zijn krant en de zes pagina’s, die nog volgden.

De overledenen van het virus uit de band van cijfers en statistieken gehaald.

Dat hadden zijn collega’s in Amsterdam gepresteerd.

Een aangrijpende gedenkdaad, was zijn recensie.



Bert de Jong


Almere bouwt

dapper door aan een brug

over het Weerwater.



***************************


De derde dagen

in september


Koning Willem Alexander heeft dit jaar op de derde dinsdag in september een bijzondere Troonrede uitgesproken onder bijzondere omstandigheden als gevolg van het nog heersende en niet wijkende Corona-virus.

Het bijzondere van deze toespraak was wat er wel en niet gezegd werd. Voer voor de vaderlandse columnisten.

De koning heeft wel zijn persoonlijke inbreng, (er zijn hem enkele eigen alinea’s gegund) maar hij leest voor wat het Kabinet heeft goedgekeurd. Prijsschieten dus voor de politieke commentatoren en de columnisten niet op de onschendbare koning, maar op de politici.

Dat kan raar toegaan. Op de mooiste plaats van de krant, pagina twee links bovenaan, is de derde woensdag in september het woord aan Stevo Akkerman, die de Troonrede qua toonzetting vlak noemt.

Als de koning over de veerkracht van de economie voorlas, kwam hij op zijn papier geen woord tegen over de mensen met de laagste lonen en over degenen die lijden onder de arbeidsdiscriminatie. Het grootste deel van de klap komt terecht bij de kwetsbare groepen. En over de duurzaamheid alleen maar mooie woorden. Puur politieke onderwerpen.

Dat was Akkerman. Met zijn column, waarboven de kop staat.Troonrede

Een dag later, de derde donderdag in september dus, staat in dezelfde krant op dezelfde plaats weer een column onder dezelfde kop Troonrede. Deze column is van Sylvan Ephimenco, die de plek in de krant wisselt met Stevo Akkerman.

De kop Troonrede heeft Ephimenco laten staan. Dezelfde gele balk staat boven het verhaal.

Deze columnist gaat tekeer tegen de ghostwriters, die een oppervlakkerige of ronduit propagandistische tekst leverden voor de Troonrede. Op deze manier wordt koningin Beatrix een leugen in de mond gelegd. Het ging om een taalkundige kwestie, de tweede betekenis van 'met name' , die nog niet in de dikke Van Dale stond vermeld.

Van de aperte leugen bleek weinig over.

Ephimenco kruipt verder door de historie van de Troonrede en bereikt het jaar 2002. Vier maanden voor die derde dinsdag in september werd Pim Fortuyn in het mediapark in Hilversum vermoord. Zijn naam werd toen niet in de Troonrede vermeld. De zaak lag politiek zeer gevoelig.

Het is waar, in de Troonrede 2020 staat geen woord over de vreselijke toestanden onder de vluchtelingen..

Op de derde woensdag schreef Akkerman onder meer:

„Mijn gedachten dwaalden regelmatig af, al was dat vooral om wat onbenoemd bleef. Heb ik het over Moria? Natuurlijk heb ik het over Moria.

Intussen zoeken vluchtelingenkinderen in Griekenland naar wat drinken in de restanten van hun kamp, dat al heel lang geen menswaardige opvang meer bood.

Vlak voor de Troonrede werd uitgesproken, maakte Duitsland bekend 1500 vluchtelingen uit Lesbos op te willen vangen. Nederland houdt het bij honderd, en streept dat weg tegen honderd anderen, die via VN-afspraken hadden zullen komen. “Ik weet niet of barmhartigheid is te meten via getallen”, zei Hugo de Jonge zondag, nadat hij in zijn Abel Herzberg-lezing had gesproken over ‘lotsverbondenheid’ en ‘solidariteit’.

Een dag later constateert Ephimenco, dat het lot van de vluchtelingen en de toestanden op Lesbos, niet worden genoemd. Het hindert hem niet. Hij schrijft: "Maar kamp Moria bevindt zich duizenden kilometers hiervandaan in het verre buitenlamd. Terwijl Fortuyn op het Hilversumse mediapark...werd vermoord op nog geen 90 kilometer van de Ridderzaal.

Waar slaat dat op?

Het nieuws van de dood van Fortuyn was in september in 2002 vier maanden oud. Terwijl op deze derde septemberdonderdag de ellende op Lesbos de kolommen van de kranten vult.


Pagina drie van de krant pal naast de column van Ephimenco over de Troonrede is geheel gevuld over de menselijke ramp op Lesbos. Thijs Kettenis, de verslaggever van Trouw, (het is duidelijke dat ik het steeds over deze krant heb) schrijft:

„Zie hier het probleem waar de Griekse autoriteiten tegenaan kijken, een week nadat twee branden het beruchte kamp Moria volledig in de as legden: veel vluchtelingen krijgen ze met geen mogelijkheid een kamp meer in. Want wie garandeert hun dat het daar niet net zo erg wordt als in Moria, waar verkoolde kadavers van ratten stille getuigen zijn van hoe immens goor het daar was? Hoelang komen ze er opgesloten te zitten om verspreiding van het coronavirus te voorkomen? Wie hoort de vluchtelingen nog, als ze daar straks opgeborgen zijn?….

Op woensdag waren nauwelijks 1.200 van de 5.000 plekken in het tentenkamp gevuld. Dat betekent dat er nog pakweg 10.000 ex-bewoners van Moria op straat bivakkeren.

Dat doen ze bijvoorbeeld bij twee tankstations en op de parkeerterreinen van twee supermarkten, waar uitgespoelde kleren te drogen hangen over het bord met de aanbiedingen van deze week. Ook doen ze dat in twee eindeloze linten in de bermen van de belangrijkste weg tussen de hoofdstad Mytilini en Moria. Het zijn taferelen die al jaren symbool staan voor het Griekse vluchtelingendrama: moeders die op een stuk karton hun baby voeden, kinderen die uit verveling lopen te klieren en mannen die vermoeid voor zich uit staren.”

Van Hilversum naar de Ridderzaal is slechts 90 km.

Nieuws kent geen afstand. Het drama in Griekenland speelt zich dichtbij af en raakt je direct.

De tegenstelling tussen pagina twee en pagina drie van de krant van de derde donderdag in september is ironisch en schrijnend.

De derde zaterdag (in september) schrijft hoofdredacteur Cees van der Laan over het ingezonden stuk van een lezer van het oer-conservatieve christelijk Reformatorisch Dagblad , die Trump ziet als een geschenk van God niet alleen voor de Verenigde Staten maar de hele wereld. Moet dat nu in onze krant?, zo protesteren Trouw-lezers.

Het standpunt van de krant is, dat Trump als president een ramp is en destructief voor de verhoudingen in Amerika en de rest van de wereld, bevestigt de hoofdredacteur.

Monic Slingerland, chef van de opinieredactie, was niettemin gaan zoeken naar een auteur, die wat positiefs te melden had over Trump. Dat is haar gelukt. De krant wilde volgens haar en de hoofdredactie de lezers dit tegengeluid niet onthouden en over laten aan het Reformatorisch Dagblad. .

Wat de columnisten Ephimenco en Akkermans betreft, ik zou als ik Cees of Moniq was met de twee van pagina twee een kop koffie of nog iets beters gaan drinken.

Met als belangrijkste agendapunt een nog harmonieuzer krant.


Bert de Jong

Wandelend op een breed pad in een omgeving rijk aan natuur en cultuur gedroeg ik me minder correct. Het was op één van de vele zonnige dagen van deze zomer, die niet voorbij leek te gaan. Liep te denken aan onze minister van justitie Grapperhaus, die mis zou zijn gegaan, omdat hij op de dag van zijn bruiloft de onderlinge afstand van anderhalve meter onvoldoende in acht nam en zijn schoonmoeder een kus gaf.


Een wandelaarster liep me tegemoet. Gehinderd door mijn gepieker had ik haar eerder moeten zien. Nog enkele meters voor me week ze demonstratief uit en liep met een straal van zeker twee meter om me heen.

Alsof ik een melaatse uit de Bijbelse verhalen was.


Ik bleef staan, keek haar na. Ik beheerste me niet meer naar behoren en riep in haar richting: “Gaat dat zo tegenwoordig? Zie ik er zo gevaarlijk uit?”, vervaarlijk zwaaiend met mijn wandelstok. De afstand was te groot geworden. Anders had ik het mens een mep gegeven.


Woede maakt onbeheerst. Na al die maanden van dat Corona-gedoe. Alsof je ontsnapt bent uit een verpleeghuis, waar naar verhouding vele bewoners slachtoffer werden van het virus, alsof je een regelrecht gevaar bent.


Hoe zou ik? Pas geleden was ik weer naar een afscheidsplechtigheid voor een crematie gegaan. Als laatste groet aan een leeftijdgenoot, maar vooral om Rob te ontmoeten, die er waarschijnlijk ook zou zijn. Hem had ik jaren geleden gecondoleerd toen zijn vrouw plotseling was overleden. We kenden elkaar van vakanties in Frankrijk in de tijd, dat de kinderen nog mee gingen.

Onze band werd verstevigd na haar dood; ik keek in de aula naar Rob uit. Het was moeilijk.

Een mens kan sterk veranderd zijn als je elkaar in jaren niet hebt gezien.

Soms voel je de nabijheid van iemand. Een meter van me af staat een rolstoel. Hij zit daar.

Om ons heen veel geroezemoes. Rob praat moeilijk; het gehoor laat mij in de steek; gesprek niet mogelijk.

De ogen kruisen, onze handen vinden elkaar. Nee, het heet geen knuffel, maar toch.


Geen stiekeme fotograaf in de buurt, zoals bij de minister van justitie toen hij op de dag van zijn bruiloft zijn schoonmoeder een kus gaf.




Achteraf beschouwd lijkt het toch geen vrolijke bruiloft te zijn geweest. In de Tweede Kamer, toen hij zich verdedigde, was zijn verzuchting , dat hij het feest beter tot hun twee had kunnen beperken.

Maar hij had gedacht, dat het wel zou kunnen. Misschien speelde als hoogopgeleide door zijn hoofd het Latijnse spreekwoord “Quod licet Jovi, non licet bovi” . Wat een belangrijk persoon mag, is niet aan anderen toegestaan.

De goden mogen meer.

Zo werkt het niet meer in deze tijd. Zeker niet wanneer je enkele keren als opperste handhaver van wetten en regels het land als een ouderling in de kerk vermanend en waarschuwend hebt toegesproken, ingeleid door premier Rutte als predikant.

Onze minister-president sprak in de Tweede Kamer nog ernstiger op de religieuze golflengte en had het over barmhartigheid en genade, zo het voor zijn minister opnemend.


In zijn hoofdcommentaar haakt het dagblad “Trouw” waarderend in op het pleidooi van Rutte, hem citerend met

Er is mildheid in Nederland , er is genade in Nederland”

Vooral het woord genade heeft een religieuze betekenis, constateert de commentator. Om scherp te vervolgen met:

Wat de premier hopelijk wel beseft, is dat zijn kabinet mildheid en genade zelf niet altijd heeft laten prevaleren, tegenover mensen die zich in een veel mindere positie bevinden dan zijn eigen minister. Het geschrapte genade-oordeel voor asielzoekers, de aanpak van mensen die fraude plegen of zelfs helemaal geen fraude plegen, de minderjarige asielzoekers in Griekenland; de mildheid en genade zijn soms ver weg.”



Van het dagblad mag minister Grapperhaus blijven, maar als er mildheid in Nederland is, willen de burgers dat ook meer van hem en zijn kabinet zien.


Dan zal er meer draagvlak zijn voor de maatregelen het virus de kop in te drukken.

En

mindert de gespannenheid in de dagelijkse omgang met elkaar;


verdwijnen angst en wantrouwen ;


vallen ongevraagde handhavers je niet meer lastig;


wordt er niet meer met een grote boog

bang om je heen gelopen. .


Bert de Jong






Wat zwak is

wordt gewist

In de afgelopen vijf Corona-maanden is het er niet gezelliger geworden in het dagelijks leven. Ik heb het niet direct over het uitgaan, het eten buiten de deur, waar het lekker heet te zijn of het bezoeken van evenementen.


We hebben samen een probleem.

Samen zouden we proberen

er samen uit te komen.


Dat ideaal is verdampt.


Door het virus, dat vijandiger bleek te zijn dan we durfden vermoeden. Het duurde lang en dag op dag taande de verdraagzaamheid

Het elkaar tegenkomen op het voetpad vertoonde op den duur meer rivaliteit dan gedacht.


Nu zijn we zo ver, dat openlijk als laatste waarheid wordt verkondigd, dat de duizenden chronisch ziekende, de gehandicapten en de mensen boven de 70 jaar de directe medische bescherming moeten ontberen en dus sterven.

In het dagblad Trouw van zaterdag 8 augustus stelde de epidemioloog Sander Borgsteede nuchter de vraag of we de anderhalvemetermaatschappij moeten handhaven en de persoonlijke vrijheid verder beperken of dat we bereid zijn de zwakkere en de oudere mensen eerder te laten sterven.

Het was een waardevolle publicatie op een bescheiden plaats op de opiniepagina.


In De Volkskrant. van dat weekend was men anders bezig door Marianne Zwagerman aan het woord te laten in een groot gebracht interview. In haar woonboot ontving ze de journalist met zelfgebakken bananenkoekjes. “Helemaal vegan, alleen maar fruit en havermout”, zegt ze enthousiast. De bananen waren door haar vriend gehamsterd.

Zo zeurt het verder in het verhaal. Zoetsappig.


Totdat eraan wordt herinnerd, dat een paar maanden eerder mevrouw Zwagerman twitterde, dat de emotie uit het coronadebat moet.

Het dorre hout wordt gekapt, misschien een paar maanden eerder….Moet iedereen, die nog in de bloei van zijn leven zit daar alles voor opofferen?”


De woorden „dor hout”. Die zijn ingeslagen .

Ze is daar trots op. Haar boodschap is dat je niet de hele economie kunt opofferen om een paar oude mensen te redden. Die leven al in blessuretijd . Over de chronisch zieken en gehandicapten heeft ze het gemakshalve niet.

De levens van de jongeren staan niet stil. Het leven heeft volgens niet veilheid als doel, maar er tegen aan gaan.

Ze herhaalt met de vega-pannenkoekjes als voorbeeld dat ze een natuurmens is. Vandaar de woonboot en het ‚dor hout’.

Zo werkt de natuur. We gaan door met de ‚verse twijgjes"

Verkondigt zij.

In de NRC las ik een stukje van Marcel van Roosmalen, die buiten zinnen was van woede. Marianne had de krant met haar woorden stinkend gemaakt. De redactie dan, want die had het interview geplaatst. Ziedend was hij.

Ik zocht na dit alles gelezen te hebben mijn heil bij mijn wijze doch verre vriend, die een onvervreemdbare trouwe lezer van „De Volkskrant” is.


Ik mailde hem:

“Haar beweringen en triomfantelijkheid herinnerde me aan het denken van NSB’ers en de nazi’s voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, die geloofden in de absolute macht van de natuur, waardoor alles wat zwakker en minder levensvatbaar is moet verdwijnen en het dor hout verwijderd wordt. En de mens zou toch alleen maar natuur zijn.”

Mijn goede vriend had de krant wel gelezen, maar zijn oog was slechts gevallen „op de foto van mevrouw Zwagerman, bevallig poserend op een zeilboot.”. Hij las nog iets over de door de vriend gehamsterde bananen en was er mee opgehouden.

Een troostvol antwoord.

Op mijn aanraden viste hij de krant weer uit de afgelegde stapel en las het verhaal.

Bizar om mensen met dor hout te vergelijken, reageerde hij.

Alle menselijke waarden worden uit het oog verloren.



**********************

De antithese van het Nieuws

'Letter en Geest'

verdeelde Trouw

tot op het bot


Het conservatisme bedwongen

Het verhaal, dat hieronder staat, vraagt dringend om een vervolg. Een dierbare letterkundige en journalistieke relatie, die ik al een leven lang volg in wat hij schrijft en zegt bij onze schaarse ontmoetingen en van wie ik vermoed, dat de interesse wederzijds is, deze verre vriend reageerde op mijn verhaal aldus:

Je had ook nog de columns van Rob Schouten en Wim Boevink kunnen noemen, Bert. Die twee maakten toch de achterpagina van Trouw. Daar kunnen die tv-praatjes van Bas en Bos echt niet tegenop.”

Nooit gedacht, dat Hans Werkman, hoewel een kritische zo’n toegewijde en trouwe lezer van Trouw was.

De opmerking over Bas en Bos laat ik even voor zijn rekening. Hun dikwijls boeiende verslagjes verdienden een mooiere plaats in de krant, vond ik. Maar wanneer je dan in de schaduw werkt op de plaats van de “groten”, valt het tegen.

Dit alles ter zijde. Ik treur met mijn vriend mee. Maar er is meer om niet vrolijk te zijn. In de Trouw van dit weekend schrijft Leonie Breebaart, filosoof en redacteur van de krant haar laatste column. “Wat is daar nou erg aan.?” was het chapeau, waaronder ze steeds haar wekelijkse regels schreef.

Het chapeau past helaas niet op haar laatste column.

Ze heeft zich vaak afgevraagd wat het betekent dat de Duitse bezetting 75 jaar achter ons ligt en schrijft:

“Hoe de krant de vrijheid kan steunen, vieren en bevorderen?”

De krant is niet alleen voor het nieuws etc maar ook een podium voor publiek debat en daar zouden we best “trotser op mogen zijn.”.

Over de aard van dit debat merkt ze op dat het geen machtsstrijd is,, maar dat je kunt blijven “streven naar een dialoog, waarin argumenten zwaarder wegen dan machtsposities, geheime belangen, een ons-kent-onsmentaliteit..

Dat was Leonie Breebaart. Zij zit met haar afscheid midden in de problematiek van het verhaal hierna over onder meer het vertrek van Lex Oomkes. “Ideeën en ideologie tellen niet meer.”

Het ging ook over het vertrek van personen en het aflopen van een periode in de journalistiek, waarin het accent niet bij voorbaat werd gelegd op sentiment en beeldvorming, zoals ook in de politieke praktijk.


Het is niet bij het stoppen van de column van Breebaart gebleven. In de krant van zaterdag 4 juli meldt Lodewijk Dros, chef van de redactie van “Letter en Geest”, kort en bondig, dat het katern historie is geworden. Punt uit.

Dertig jaar lang is het katern een weerspiegeling geweest van ideeënstrijd, schoonheid, waarheidsdrift en geestverruiming. Dat is niet niets.

Deze toepasselijke woorden zijn van hoofdredacteur Cees van der Laan. Hij blikt in zijn zaterdagse rubriek terug op het bestaan van het katern, dat in de eerste tien jaar de redactie van Trouw tot op het bot verdeelde, toen de redactie van het katern bekeerde tot een neo-conservatieve agenda met essays tegen de islam en meer.

Ik heb op de redactievloer de geboorte van Letter en Geest nog mogen beleven, voerde de redactie van Podium de rubriek van ingezonden en gevraagde artikelen van elders en kreeg aan mijn bureau bezoek van Jaffe Vink, de latere commandant van het katern. Hij was doorgestuurd door mijn hoofdredacteur.

De ideeen van Vink spraken me weinig aan. Het was of ik weer een discussie voerde van vroeger op de gereformeerde jongelingsvereniging over wat genoemd werd een “vrij onderwerp”.

De benoeming van Vink ging door. Ook de titel van het katern Letter en Geest, welke me deed denken aan het jongelingsblad.

Het nu verdwijnende katern was een erfenis van hoofdredacteur en theoloog Jan Greven, die directeur van de omroep IKON was en niet uit de praktijk van de journalistiek kwam.

De hem opvolgende hoofdredacteuren, meldt Cees van der Laan, hebben hun handen vol gehad aan Vink als chef van het katern.

In het laatste nummer is een pagina gegeven aan de vroegere hoofdredacteur Frits van Exter, de eerste leider van de redactie, die uit het vak kwam. Als het aan hem had gelegen was Letter en Geest er nooit geweest. De bijlage was volgens hem de antitheses van het Nieuws ( de hoofdletter is van hem alsof het over een heilig woord gaat) en Jaffe Vink de antithese van de journalist. Daar was Vink nog trots op ook.

Als hoofdredacteur had hij met het katern nog veel plezier en een hoop gedonder, laat Exter ons nog weten.

Toen van der Laan het roer in handen kreeg, was Letter en Geest, als antithese van het nieuws in rustiger vaarwater gekomen. In zijn afscheidsbrief prijs hij de redacteuren die het katern “met hart en ziel, met liefde, betrokkenheid en passie “ hebben gemaakt. Dat geldt ook voor de redactie van het bijblad “Tijd” dat ook sinds dit weekend niet meer bestaat.

Als argeloze lezer van de krant begin je aan een aardbeving te denken met het vaarwelzwaaien van columnisten, die wat te zeggen hadden en omkegeling van katernen, die gekoesterd werden. Dat alles zo halverwege het jaar tegen de vakanties aan.

Het is weliswaar de beste tijd, dat de lezers hun bedankjes niet schrijven, doorbellen of mailen.

Terug naar Leonie Breebaart, die al schrijvend liever een komma zette dan een punt.

Ik neem het slot van haar laatste column over:“

„Niets stemde me dan ook zo tevreden als het bericht dat een column leid­de tot verdere discussie, aan tafel, op school, bij de koffie-automaat.

Want wantrouwen is een journalistieke deugd, maar zonder vertrouwen in de mogelijkheid dat de ander gelijk zou kunnen hebben, verpietert het debat waarop elke vrije samenleving gebouwd is.”



Eind augustus, deelt de hoofdredacteur mee, worden de twee gestopte katern vervangen door een nieuwe aparte uitgave, waarvan de werktitel is “Tijdgeest”.

Hoe komen ze er op?

Leonie Breebaart heeft haar laatste boodschap de titel Vertrouwen gegeven, hoewel ‘wantrouwen’ zeker een journalistieke deugd is.

Vergeet die werktitel. Maak er VERTROUWEN van. Zie de laatste alinea van Breebaart.

Vertrouwen, er zit een aantrekkelijke woordspeling in en ook nog een leuk logo.

Bert de Jong

*******************



MEESTE AANDACHT

VOOR DE

GROOTSTE BEK

Ideeen en ideologie

tellen niet meer mee

Gisteren, woensdag 1 juli, was het een belangrijke dag. Tenminste voor het wisselen van de wacht in de journalistiek. De helft van het jaar was om.


Mijn vroegere collega Willem Breedveld, vooral bekend als politiek commentator bij het dagblad het dagblad Trouw, ging deze dag tien jaar geleden met pensioen en wees Lex Oomkes, die ook op de redactie werkte, als zijn opvolger aan.

In de krant van gisteren dan stond de laatste politieke column van Lex . Hij ging die dag ook met pensioen.


Ik moest er een nachtje over slapen voor ik het afscheid van Lex en ook dat van Willem van weleer had verwerkt.

Niet dat ik door somberheid ben overmand. Maar ik kan de gedachte niet wegdrukken, dat halverwege 2020 journalistiek een periode is afgesloten voor het dagblad Trouw.

Hoewel, het was ook in het jaar 2010, dat Hans Goslinga gebruik moest maken van de vertrekregeling en de redactie van de krant verliet. Maar hij behield wel zijn vaste plek in de zaterdagse Trouw voor zijn veelgelezen politieke beschouwing.

En schrijft deze nog steeds trouw. Hij wil dat nog even blijven doen, verzekerde hij me.

Volhouden, waag ik hem luid toe te roepen.

Laat het licht nog branden.

Toen de fusie tussen Trouw en de Rotterdammer-bladen was geregeld, ontmoetten Breedveld en ik elkaar als collega’s op dezelfde redactie in Den Haag.

De eerste dagen had hij het druk met het testen van een brommer, die zeer geschikt was voor het stadsverkeer. Willem was enthousiast en had een gunstige recensie in zijn hoofd. Tot een publicatie kwam het niet. De redactie in Amsterdam weigerde plaatsing. Te commercieel getint. Zo ging dat.

Breedveld beperkte zijn interesses verder voor het politieke werk. En hoe!

Intussen had hij wel zijn aandacht getoond voor de praktijk in het dagelijks leven zonder welk de politiek niet kan gedijen.

We waren in een, zoals later bleek, select team terecht gekomen, waarvan onder meer Ferry Mingelen deel uit maakte, die over stapte naar de NOS en op het televisiescherm de politiek jaren lang helder wist te duiden.


Willem Breedveld is kort na zijn pensionering in oktober 2010 overleden . Zijn opvolger Lex Oomkes schreef toen over Breedveld wat hij in die jaren in zijn werk en discussies op de politieke redactie erin probeerde te stampen. Een politicus handelt en denkt vanuit ideeën.

Ideologieën, hoe gering soms ook dreven, politici toch wel. En niet steeds de ijdelheid of jagen op effect.


In de tien jaar dat Oomkes de toon trachtte aan te geven

is het “moeilijker en moeilijker geworden”,

zoals hij dit in zijn laatste column schrijft.

Inhoud en ideeën raakten steeds meer op de achtergrond.

De laatste tien jaar is een beslissend station gepasseerd.

Ideologie en ideeën zijn niet meer relevant.


Lex Oomkes voegt hier aan toe:


De grootste bek heeft nu de meeste aandacht.”


Oorzaak is de nog steeds de heersende angst de stem van het gewone volk morsdood te maken.


De laatste alinea van Lexs laatste column neem ik hier over:


“Het werkelijke inhoudelijke debat, waar ook Breedveld zo’n grote en wellicht beslissende waarde aan hechtte, is verdwenen. Nu stel je je kandidaat om het CDA te gaan leiden met niet meer dan de opmerking dat de regio er toe doet, of dat het parlement serieuzer te werk moet gaan. Als je een veelomvattend idee als leidraad presenteert ben je saai en dus kansloos.”


Om dicht bij huis te blijven, het CDA met zijn strijd om het leiderschap van de partij. Mijn wijze vriend raadde Mona Keizer reeds aan ijsjes te gaan verkopen op de dijk bij Volendam.

In NRCHandelsblad van vandaag vraagt columnist Tom-Jan Meeus zich af waarom Mona Keijzer maatregelen aankondigt tegen telefonische verkopers, terwijl ze in haar keuken een pannenkoek bakt.

Ik zou nog de schoenen kunnen noemen van Hugo de Jonge.

Even terug naar de columnist van de NRC, die wijst naar het debat in de Tweede Kamer de avond tevoren over het racisme in het land. Daar werd vooral weer de strijd geleverd om de aandacht van de media en niet “door het thema centraal te stellen....Wel, een handig woordje, een jij-bak hier, een jij-bak daar.”


De laatste woorden van politiek commentator Lex Oomkes op de plaats waar hij zijn scherpe kijk gaf op de Nederlandse politiek:

“Dat degene die mij op deze plek opvolgt mag constateren dat ik veel te somber was.”

Een vrome wens.

Maar wie weet…

Bert de Jong


* * * * * * * * * * * * * * *


Van Spakenburg naar Hoorn

Beter is ze

een touw

om de nek te doen

Er was een tijd, nog ver voor die van onze Coronacrisis, dat het een ware opgave was per botter van Spakenburg naar Hoorn te gaan en onderweg ook nog Volendam aan te doen. De afsluitdijk was al opgeworpen en de Zuiderzee het IJsselmeer geworden, maar toch.

Mijn dierbare vriend en leeftijdgenoot en niet te vergeten mijn adviseur in belangrijke en ook onbelangrijke levensbeschouwelijke vragen stuurt mij zijn verslag van zijn kommervolle tocht.

Zijn e-mailtje heeft het onderwerp ‘discriminatie’ meegegeven. Het was niet zo maar bij hem uit de lucht komen vallen.


Na zijn verslag van de tobberige zeiltocht schrijft hij over dit onderwerp:

„De discussie wordt overigens in toenemende mate vertroebeld door gedachten/meningen dat discriminatie van alle tijden is en daarmee onuitroeibaar. Deze gedachten sluiten aan bij het gegeven dat we nu eenmaal eerder geneigd zijn om met mensen om te gaan die binnen ons referentiekader vallen. Zo van, soort zoekt soort.”

Dit weten we ongeveer wel. Dus snel naar zijn verslag.

Temeer daar hij vermoedt met zijn botter over de plek is gevaren waar ik nu in de Flevopolder mag wonen.


Zesenvijftig jaar geleden, in juli van het jaar 1964 vertrok hij uit Spakenburg met acht dispuutgenoten.

Op zeil de smalle haven uit want het hangmotortje deed het niet.

Het verslag gaat verder:

Met een halve bemanning zeeziek, voer ik over het water wat nu Zuidelijk Flevoland . Via een opening in de Knardijk en een draai naar het westen, kwamen we uiteindelijk nat en koud bij de haven van Volendam aan.

Spectaculair voeren op het zeil naar binnen en op goed geluk konden we de boot afmeren aan de visafslag.


Na opwarmen in café (het toen nog bestaande Hemeltje) was het leed voor de bemanning weer snel geleden.”

Ja, het Hemeltje is nu al historie. En de visafslag, waar de vader van Mona Keijzer wellicht heeft gewerkt en waar vandaan Mona in haar jongere jaren met een vrachtauto vol vis het land in reed. Je weet maar nooit nu we het er toch over hebben, mogelijk is de visafslag de plaats waar ooit een standbeeld van de Volendamse Mona zal verrijzen.

Maar goed, Het verhaal gaat over een standbeeld. Hoorn werd bereikt. De stad met het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen. Ik citeer mijn zegsman getrouw:

  • “Je voelt het natuurlijk al aankomen. Na een avondje Hoorn min of meer onveilig gemaakt te hebben, kwamen we op het plein waar het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen staat. Welke onbewuste motieven een rol hebben gespeeld weet ik niet meer. Maar: we schoren de vlaggenlijnen uit ; een paar klommen op de sokkel van het standbeeld en slingerden de touwen om de nek van J.P. Coen. Tegen discriminatie avant la lettre. Daar moest ik dus even aan denken.”


Nou ja, bezondigden deze moedige dispuutgenoten na de tocht over het IJsselmeer van toen zich aan discriminatie?

Ik veroorloof me een psychologische benadering van dit gedrag bij het standbeeld. Het is begrijpelijk dat de totale krachten van het gezelschap te gering waren om het beeld van zijn sokkel te trekken. In juli van het jaar 1964 zou dat zeker niet zijn goedgekeurd.

Daar staat tegenover het onbewust verlangen van de negen dispuutgenoten, die tot de prestatie van de overtocht van Spakenburg in staat waren geweest, zelf op de plaats als standbeeld vereeuwigd te worden.

Niet meer en niet minder. Begrijpelijk toch.

Zo is de mens.


Als ik ooit nog eens voor de sokkel van het beeld van Coen kom te staan dan kijk ik weg langs het beeld en zie ik mijn wijze vriend en zijn acht dispuutgenoten daar op de sokkel staan als de dappere zeevaarders uit Spakenburg.

De mail met dit leerrijke verhaal heeft als titel „Discriminatie”.

Mijn goede en wijze vriend schrijft nog, dat discriminatie op basis van ras en geaardheid uiteraard volledig is af te keuren.

Wel vraagt hij zich af of daarvoor standbeelden gesloopt moeten worden.

„Je kan ze beter een touw om de nek doen”, verklaart hij.

Inderdaad.

Laat dat dan een waarschuwing zijn voor bestuurders en politici die als ideaal hebben als standbeeld de eeuwigheid in te gaan.


Bert de Jong.


* * * * * * * * * *


N i e t t e v e r


We zijn volop een volk met een diep innerlijke behoefte aan discussie. Een onschuldig onderwerp als het maken van de brug voor wandelen en fietsen als een adempauze in een maatschappelijk en politiek overspannen tijd als voorbeeld? Het is niet mogelijk.


Mijn vertrouwde vriend en bejaarde lotgenoot, in vrijheid beperkt door de Corona-bepalingen, bericht me: ”Dat zo’n brug het Weerwater doorsnijdt is geen goede zaak.”

Die zit. Hij woont niet aan het Weerwater, maar ver weg in een bosrijke omgeving met weinig vergezichten.


Hij gaat dieper op het probleem brug in, doet aan zingeving en komt zelfs bij de Paus terecht, terwijl ik nimmer een spoor van rooms geloof bij hem heb mogen bespeuren. Ik citeer hem letter voor letter:

’’Dat er in de geschiedenis vele bruggen gebouwd zijn moge je bekend zijn. Vele bruggen hadden en hebben een nuttige functie.

In de katholieke kerk werden bisschoppen zelfs aan gesproken met pontifex. Bruggen bouwers in overdrachtelijke zin. Of ze deze eretitel nog altijd waarmaken valt te betwijfelen. De paus is een weldadige uitzondering”

Als je dit leest ga je nimmer meer een brug te ver.

Voor mij zal de brug in wording A.D. stellig zeer nuttig zijn.


*******************





Als je bejaarder wordt….


Meer behoefte aan

bescherming;

minder geloven


Naarmate je ouder wordt ga je minder geloven. Het begon al vroeg, toen je twijfelde aan het bestaan van Sint Nicolaas . Je vond het evenwel verstandig dit geloof in stand te houden met het oog op de cadeautjesregen van het volgende jaar.

Zo is het met meer geloofszaken gegaan. Het eigen belang en het behoud van de lieve vrede zijn behoudende factoren als het geloven in geding is.

Vaste waarden, die het dagelijkse doen en laten ordenden, geankerd door de systemen van de democratie , bleken op den duur minder standvastig te zijn en meer afhankelijk van het menselijk gedoe en verlangen. Om het maar niet te hebben over de tanende dogma’s en leringen der kerken.


Ver terug in de vorige eeuw werd me in colleges in het statige gebouw van de Vrije Universiteit aan de Keizersgracht in Amsterdam voorgehouden het volle gewicht van onze rechtspraak. Het paste niet kritiek te hebben op de vonnissen, uitspraken en cassaties van onze rechterlijke macht. .? Als beginnend journalist berichtte je dan ook met respect over rechtszittingen en haalde je het niet je hoofd te schrijven dat een rechter de plank had misgeslagen.

Vergeef me deze brede inleiding, maar ik moet duidelijk maken waarom ik teleurgesteld ben in een uitspraak van ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad der Nederlanden.

Dit college, bestaande uit een president, maximaal zeven vicepresidenten, maximaal dertig raadsheren en nog raadsheren in buitengewone dienst, dit topgezelschap van juridische wijsheid heeft het laatste woord en maakt het verlossend eind aan moeilijke zaken en discussies, geeft zekerheid hoe het verder moet gaan in het dagelijks leven en sterven.

Die zekerheid blijkt niet te zijn gegeven met de uitspraak van de Hoge Raad over wat de ‘koffie-euthanasie’ wordt genoemd. De dementerende patiënte van 94 jaar kreeg een kopje koffie aangereikt, waarin de arts een kalmerend middel had gedaan. Tijdens de toediening van de euthanasie verzette de vrouw zich.

De Hoge Raad oordeelde dat de arts, hoewel zijn patiënt niet was verteld wat er in haar koffie was gedaan, ‘zorgvuldig’ had gehandeld. Want de vrouw had ooit schriftelijk laten vastleggen, dat zij bij ondragelijk lijden koos voor het sterven met toepassing van euthanasie.


Euthasie is in beginsl het toepassen van goede zorg. Maar in de laatste jaren is de interpretatie van wat dit inhoudt uitgebreid en geen halt toegeroepen.

Dit betoogt Rosa Hertzberger in haar zaterdagse column in NRCHandelsblad , een dagblad dat met zijn tijd mee gaat en vreemd is aan conservatisme.

Volgens haar zijn we op ‘een uiterst steil stukje hellend vlak beland’ . De wilsverklaring van de patiënt, die van gedachten en gevoelens kan veranderen, ligt er.

Hertzberger vraagt zich af: “Hoe wisselend mag de wens zijn. Hoe vaak moet ze roepen dat ze geen euthanasie wil voor we haar serieus nemen. Hoe zeer mogen we haar om de tuin leiden om haar dood te maken?

De conclusie van microbioloog Rosa Hertzberger: “Bij twijfel doen, dat is euthanasie anno 2020.”

De reactie van een lezer van de NRC: “Ik ben het hier zo volledige mee eens, dat ik bijna geneigd ben een wilsverklaring op te stellen, dat ik niet dood wil. Gewoon omdat ik niet wil dat iemand anders vindt, dat mijn leven niet meer de moeite waard is.”

De reacties op de uitspraak van ons hoogste rechtscollege waren niet mals vooral van degenen, die te maken hadden met het toedienen van euthanasie als verpleeghuisarts Bert Keizer. Hij vindt de uitspraak van de Hoge Raad betreurenswaardig.

Hij schreef in Trouw: „In de afgelopen veertig jaar is één ding constant gebleven in het euthanasiedebat: elke keer als er een grens werd getrokken, werd die onmiddellijk overgestoken op zoek naar de volgende grens. We gingen van terminaal zieken naar chronisch zieken, toen naar psychiatrisch zieken, toen naar beginnende dementie, toen naar ouderen met een stapeling van klachten, toen naar mensen met gevorderde dementie, en we stopten bij mensen met een ‘voltooid leven’.”


Zij die geconfronteerd worden met de problemen van de overgang van het leven naar de dood weten geen raad met de uitspraak.

Zo schrijft Ethicus Theo Boer, voormalig lid van de regionale commissie, die de gevallen van euthanasie beoordeelt, in het dagblad Trouw dat wie duidelijkheid verwacht van de uitspraak van een koude kermis thuis komt. De artsen moeten zich voorbereiden op een stijgende druk van de familieleden. Het mag nu immers. De waardeoordelen van de familie - met de gedachte “Ik zou nooit dement willen zijn. Wat is dat voor leven? “ krijgen meer gewicht.

Het is waar, de rechtspraak loopt achter de ontwikkelingen in de samenleving aan. Maar als het om de bescherming van het leven gaat, willen we wel weten waar de ouderen aan toe zijn.

Erkend is, dat de afgelopen crisis-maanden de zorg voor de ouderen minder aandacht heeft gehad. Te sterk is gedacht dat de bewoners van de verpleeghuizen en met name de 80-plussers aan de rand van het graf vertoeven.



In een interview in het Algemeen Dagblad zegt Bert Keizer dat de mensen aan de rand van het graf zich bevinden in een hospice . Dat zijn geen verpleeghuizen. Bert Keizer: „In verpleeghuizen wonen 61.000 mensen, vaak met een enorm medisch probleem, maar ze willen daarmee verder leven. Die willen nog helemaal niet dood, een enkeling daargelaten. Die denken: morgen komt mijn oudste zoon op bezoek en dat vind ik nog fijn ook. De manier waarop naar hen wordt gekeken, doet mij altijd weer pijn.’’

In het verpleeghuis in Amsterdam waar Keizer werkte zijn in de Corona-tijd 31 van de 85 mensen overleden. „Ze zijn aan jouw zorg toevertrouwd, je zou voor ze zorgen, dat heb je beloofd. Als er dan 31 sterven... als je er werkt, weet je wat het betekent. In een verpleeghuis wordt veel gestorven, maar dit is anders. Heel anders.’’

Hoe bejaarder,

hoe meer vergeten

en minder in tel;


hoe ouder, hoe meer behoefte

aan zorg en bescherming

aan wet en recht

en aan

reden tot weer geloven

in rechtspraak, democratie

en veel meer.



Bert de Jong

* * * * * * * * * * * * * *




De spaarzame of

vrekkige vier

van Europa


En Rutte verdiende

zijn Kamerzetels

Nederland behoort tot de vier zuinigste of spaarzaamste landen van de Europese Unie. Dat is dan vriendelijk aangeduid. Een kwestie van vertaling.

Met Oostenrijk, Denemarken en Finland heeft Nederland kritiek op de wijze, waarop de landen van de Europese landen Italië en Spanje willen helpen, de landen die het ernstigste zijn getroffen door de Corona-crisis.

De vierzuinige landen worden in de meest gebruikte taal van de Unie “The frugal four” genoemd.


In de dikwijls interessante en ook actuele taalrubriek op de achterpagina van het dagblad Trouw van vandaag ( 27 mei) lees ik, dat de vertaling van frugal niet alleen spaarzaam kan zijn, maar ook gierig .

De Nederlandse taal is veel synoniemen van zuinig rijk met een ongunstige bijklank als gierig, knieperig, krenterig en schraperig. Om het woord ‘vrekkig’ niet te vergeten. “De vrekkige vier” dus. Dat allitereert aardig. Finland kan zich ook nog aansluiten bij de landen, die bezwaar maken. “De vrekkige vijf”. Dat klinkt ook nog.


Op de vaderlandse televisie en in de landelijke kranten houdt men het bij spaarzaam en zuinig, maar in de buitenlandse pers is de gevoelswaarde van het woord frugal minder gunstig.

Premier Rutte en zijn minister van financiën hebben het er dan ook naar gemaakt,

In het beraad tussen de Europese ministers voerde onze premier steeds het woord namens de vier zuinige landen. Onlangs moest minster Hoekstra van financiën nog zijn excuus aanbieden omdat hij Italië zo ruw had bejegend in de discussie.

Trouwens, Hoekstra blijkt dat niet te hebben van een vreemde. De Volkskrant meldt dat de toon van Rutte in de discussie met zijn Europese collega’s fel en boud was “wat soms tot plaatsvervangende schaamte bij de andere aanwezigen leidde.”

Maar de laatste dagen hield Rutte zich op de vlakte en heeft hij eieren voor zijn geld gekozen, gezien de plannen voor het hulpprogramma, dat Brussel nu de landen heeft voorgesteld na het initiatief van bondskanselier Merkel van Duitsland en de Franse president Macron.


Nederland trok in Europa steeds met Duitsland op. Maar Duitsland en zijn bondskanselier Merkel draaiden bij en zochten het terwille van het behoud en de eenheid van de Europese Unie bij Frankrijk.


Er was meer aan de hand. Wilden de landen van de Unie zich handhaven terwijl de machtsblokken in de wereld verschoven en de Verenigde Staten met Trump aan de top onberekenbaar was geworden?

Merkel schatte de gevolgen van de Corona-crisis ernstig in.

Ik citeer wat Sterre Lindhout in De Volkskrant schreef:


“Wie Rutte hoort praten, of zijn Oostenrijkse collega Sebastian Kurz, krijgt de indruk dat ze denken dat de EU, zodra er een vaccin of medicijn is om het virus klein te krijgen, de draad weer op zal pakken waar het die in februari 2020 heeft laten liggen. Merkel ziet dat anders. Dit is de zwaarste crisis in de geschiedenis van de EU, zei ze twee keer tijdens de presentatie van het Duits-Franse plan. ‘En zo’n crisis vereist passende antwoorden.’ De Duitse regering is overtuigd dat de EU op een belangrijk kruispunt staat, dat het om meer gaat dan ‘slechts’ het bestrijden van een pandemie en een recessie, dat de toekomst van de Europese samenwerking in het geding is”


Nog een citaat van een verontwaardigde Rob de Wijk van het Instituut Clingendael in het dagblad Trouw

"Er is op zich al genoeg over geschreven, maar ik blijf me verbazen over dit gedrag, waardoor Nederland nu ook op ramkoers met bondgenoot Duitsland is komen te liggen.....Stapel geen crisis op crisis in een tijd waarin we alles op alles moeten zetten om onze economie te redden. Want dit is de tijd waarin de Europese Unie eenheid moet uitstralen.....Het probleem is hoe er hier tegen begrotingen wordt aangekeken. Nederland ziet de begroting als een huishoudboekje dat moet kloppen. Veel andere landen zien de begroting als een politiek instrument om iets te bereiken. Het gevolg van de Nederlandse boekhoudersmentaliteit is dat burgers in tegenstelling tot die in andere landen al jarenlang op de nullijn zitten. De koopkracht had kunnen stijgen als de staatsschuld iets groter was geweest. Als een lage staatsschuld doel op zich is, verwordt financieel beleid tot ideologie.

Die ideologie vormt, in combinatie met de euroscepsis die in de Tweede Kamer vaste grond onder de voeten heeft gekregen, een giftige cocktail. Het kabinet krijgt nu de rekening van deze onsolidaire, moralistische en nationalistische ideologie gepresenteerd in de vorm van hoon en verachting van onze belangrijkste bondgenoten.

Het vreemde is dat dit gedrag ook nog eens wordt gezien als Nederlands belang. Maar Nederland is met zijn open economie de grootste profiteur van de euro. Door de muntunie kunnen wij, dankzij de zwakkere zuidelijke landen, tegen een gunstige wisselkoers naar de rest van de wereld exporteren. Nederland heeft bovendien fors verdiend aan al die leningen die voor hogere rentes zijn doorgesluisd naar de ‘zakkenvullers’ in het zuiden."

Tot zover Rob de Wijk. Hij is hoogleraar internationale relaties en veiligheid aan de Universiteit Leiden en oprichter van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS).

Rutte, die het druk had met het bezweren van de Corona-crisis in de eigen parochie

ontging het

dat we te doen hebben met een pandemie

die belangrijke gevolgen heeft voor wat in de toekomst

de nieuwe normaal zal inhouden

om het over de

internationale moraal

en

solidariteit maar niet te hebben.


Maar het heeft de partij van Rutte, de VVD, wel extra kamerzetels opgeleverd in de peilingen.




Bert de Jong






De dode letters van Opheffer


Geld laten rollen

is

verheffend



„Hoe moet ik die verdomde statistieke interpreteren? In mijn leeftijdsgroep vallen de doden bij bosjes….

ik doe er verstandig aan binnen te blijven, afstand te houden, kalm aan te doen….

het onderliggende lijden is oud-zijn…

Iedereen, dus ik ook, zoekt op internet naar kennis, maar zeker als het gaat om deze pandemie, is het of je de Toren van Babel beklimt; men spreekt elkaar tegen….

de ene viroloog zegt dat mondkapjes onzin zijn, de ander vindt het noodzakelijk dat ik ze draag. De vraag naar wijsheid geeft geen antwoord. De cijfers laten zich niet tot begrijpelijke woorden en adviezen kneden. „


Je kunt wel net doen of je niets hoort en ziet en de televisie weg knippen als in het nieuwsjournaal de zoveelste grote of kleine ondernemer zegt met de rug tegen de muur te staan en je kunt het bovenstaande geklaag direct vergeten, het is al te duidelijk dat ons feuilleton over Corona-dreiging krijst om een vervolg.


De jammerkreten heb ik als brandnetels geplukt uit een column in het serieuze weekblad De Groene Amsterdammer. Boven het verhaal staat de kop Dode letters.

De naam van de auteur is Opheffer, achter welke naam schuil gaat Theodoor Holman, die als columnist van Het Parool in de tijd dat ik dit dagblad las de kachel wist aan te maken en het onbevangen bruin wist te bakken. In „Het Parool” trok aan het eind van de vorige eeuw de volgende zin van hem vooral de aandacht: „Nog steeds vind ik iedere christenhond een misdadiger”.

Er werd een aanklacht tegen hem ingediend, maar de rechter sprak hem vrij van godslastering.


Zijn geklaag over de elkaar tegensprekende wetenschappers, die hun adviezen „als snoepgoed rondstrooien” heeft alle grond. Een vriend wijst hem op de Bijbeltekst uit het boek Korinthe "De letter doodt, maar de Geest maakt levend."

Als je Opheffer leest, vermoed je het te doen hebt met een oude man. Hoogbejaard haast. Hij schrijft tekst na de gelezen te hebben; „Mijn Geest raakt vermoeid. Hij wil een beetje niks doen, vermaakt worden, de tijd verlengen met herinneringen van vroeger.”

En verderop: „Zoals ik, naarmate mijn jaren verstrijken, voortdurend minder weet wat het goede is, wat goed is, wat waard is, wat waarheid is en wat het schone is, neemt mijn onzekerheid toe en daarmee een vorm van handelingsonbekwaamheid”



Opheffer weigert evenwel zijn eerbied voor de wetenschap op te geven, maar beseft, dat de conclusies, de wetten en de formules en de elegante redeneringen dode letters zijn.

De columnist van De Groene vraagt zich in deze crisistijd af wat hij in ‚godsnaam’ moet denken en hoe hij het juiste denkt. Zijn slotzin: „Die vragen knagen een steeds ouder wordende geest weg…”


Hoogbejaard ? Zo ver ben je gekomen als je 67 jaar bent geworden terwijl er nog een mooi stuk leven voor je hebt ligt.


Is de Corona-crisis echt zo ernstig? De wetenschappers spreken elkaar tegen. De politiek neemt beslissingen, maar zegt maatregelen terug te nemen als het virus weer terugbijt.

Het vaccin tegen het virus moet nog gevonden worden.

De voorspellingen worden somber. Het kan zelfs 2021 of later worden voor het „eureka” klinkt.

Mijn dierbare bejaarde kennis is al twee keer voor weken verbannen naar zijn kamer, omdat in zijn verpleeghuis een besmetting was geconstateerd. Volledig gevangen. Kan zich een meter heen en terug in zijn rolstoel bewegen.

Zo zijn er honderden verhalen.

De crisis is inderdaad ernstig,

Het virus is nog ongrijpbaar.


Genoeg zo. Na De Groene ben ik dit weekend van 16 mei te rade gegaan bij het wekelijkse katern in het dagblad Trouw met de in dit verband uitnodigende titel LETTER EN GEEST, geschreven met hoofdletters.

De geest maakt immers levend.


Niets dan lof over de uitgave van deze week en de vele voorafgaande edities.

Maar de levend makende geest?


Leonie Breebaart, filosoof en redacteur van Trouw, heeft het in haar column over de weldadige windstilte, die men ervaart nu de agenda’s plotseling leeg blijken te zijn.

Maar ze heeft het over een storm van stress voor vele anderen die heimwee hebben naar het verdwenen leven van de drukte, de cafés, de winkels en de theaters.

Om hen uit de brand te helpen, moeten we maar snel weer gaan spenderen, betoogt Breebaart. Ze besluite met:

„Geld laten rollen, dat is soms het meest verheffende wat je kunt doen.”


De cijfers van de wetenschappers en de letters van de maatregelen zijn dodend.

Je geld laten rollen is verheffend. Dat maakt alles weer levend.

Als tenminste je geest als die van Opheffer niet te vermoeid is geworden.


Leonie Breebaart heeft gelijk. Dit weekend liep ik weer een zaak in en voelde zeer welkom te zijn.

Het te lopen pad was duidelijk aangegeven.

Zo’n zaak waar je als klant overal langs wordt geleid en de bordjes met ‚uitgang’ niet al te duidelijk zijn. Hier werd de de verkorte route naar de kassa opvallend aangegeven.

Zonder tegen allerlei onbekenden te moeten botsen.

Voor het eerst sinds zes weken van windstilte en isolement kon ik mijn bankkaartje weer langs het betaalapparaatje strijken en kreeg ik een dankbare blik van de caissière door de kier van het doorzichtige plastic, dat ons scheidde.

Geen dode letter meer.

Ook hier maakte de Geest

(mag het die hoofdletter?)

weer levend

met de door Mieke

voor onze balkons

gekozen bloeiende planten.


Bert de Jong

Afstand bewaren aan het Weerwater.

En de zon blijft....

***********************


Z a n d l o p e r



het uurwerk


zonder metaal en klepel,


wiel en batterij;


een glas gevuld

met zand

dat valt

tot er niet meer is;


d’oerklok

van leven en dood.


  • * * * * * * * * *