religie

Voetbal en religie

…in de kleuren van Ajax

Is voetbal religie en zijn het zien op de televisie, het meemaken van voetbalwedstrijden en het serieuze debatteren achteraf religieuze belevenissen? Overdenkingen en nabetrachtingen van hoe het is geweest en beleefd?

Religie wordt omschreven als zingeving aan het leven, terwijl een hogere macht, een opperwezen of de god centraal staat.

Vier weken lang laat men zich meeslepen met de wedstrijden in Brazilië om het wereldkampioenschap. Welke elf spelers uit welk land worden de halfgoden op het al of niet kunstmatige groene gras?

De mannen zullen aanbeden worden, maar we weten niet wie het zullen worden. Spannender kan het niet. De goden worden ons nog geopenbaard.

Wij weten het nog niet. In de opening van de krant op de eerste wereldvoetbaldag stelt het van oorsprong christelijke dagblad Trouw de actuele vraag waarom wij een volle maand in beslag worden genomen door het evenement, dat met voetbal heeft te maken.

Het gaat om ons, het "wij".

De vraag wordt beantwoord door Frank Bosman, die niet alleen deskundig is als theoloog is, maar ook nog als cultuur-theoloog.

"Er zijn maar weinig dingen, waarin we onbekommerd 'we' kunnen zijn. Dat zijn we”, volgens Bosman, „wel bij het WK”. Hij vervolgt:

"Het toernooi is een gemeenschappelijke ervaring, die grenzen van tijd en ruimte overschrijdt."

Als dat geen religie is, weet ik het niet meer. Maar op de vraag of voetbal dan 'heilig' is, antwoord de cultuur-theoloog met een 'nee'. Voetbal is niet te vergelijken met een lithurgische vieringen.

Het 'verlossende doelpunt' is wat anders dan "de verlossing van de zonde door het kruisoffer van Jezus Christus.", aldus cultuur-theoloog Bosma.

Een dogma. Een theologische waarheid. Maar het gaat wel om de persoonlijke en massale belevenissen. Dan valt niet te ontkennen, dat voetbal en alles er omheen 'heilig' is geworden in de zin van aparte belevenissen, die de mensen optillen. Bosman zei het zelf al, dat de grenzen van tijd en ruimte niet meer tellen.

Over die grenzen probeert men te vluchten uit de harde werkelijkheid. Daar wordt niet alleen ontspanning, maar ook troost gezocht.

In het weekblad Vrij Nederland maakt Carel Peeters, die literatuur aan de Vrije Universiteit doceert, zich gemakkelijk van de vraag af. Hij beweert dat sport alleen voor slechtte journalisten een religie is. Een beetje religie is volgens heem geen religie.

Zijn dogma: „Religie is wanneer God erbij komt kijken, en dat gebeurt bij sport en voetbal zelden.”

Wie maakt dat uit, wanneer het bovennatuurlijke zich voordoet en God komt kijken? De literaire elite? De synodes? Het Vaticaan in Rome?

Kort geleden woonde ik de begrafenis van D. mee. Hij was een aardige en bijzondere man, die opviel door zijn bescheiden houding en optreden. Om ons van dienst te zijn en omdat hij het een leuk karwei vond, heeft hij enkele jaren gelezen onze comtoise, een oude Franse klok, gerepareerd.

Aan zijn begrafenis kwam geen pastoor of priester te pas, noch een functionaris die in algemene zin de emoties weet in te bedden. Met een fotoreportage, onderbroken door muziek uit de luidsprekers kom je een eind.

We zagen D. terug in zijn levensfasen en verschillende familieverbanden en vermoedden een nimmer volledig begrepen verhaal. Wie was D. dan geweest? Er was van hem gehouden. Bij het leven.

Het ontbreken van de geestelijkheid schept ruimte voor wat men nog wil zeggen en voor het uitspreken van herinneringen aan D. daar aanwezig in de kort tevoren afgesloten kist.

Het was echter haast niet te doen je gevoelens onder woorden te brengen, je verstaanbaar te maken en de te zeggen zinnen af te maken.

Toch was er een gemeenschappelijk gegeven. Een gezamenlijk houvast. Het voetballen. Ja, D. woonde onder de rook van Amsterdam. Het was Ajax, de club die op het punt stond weer landskampioen te worden. Ik hoorde tijdens de afscheidsbijeenkomst dat D. zijn leven lang de thuiswedstrijden van deze club bezocht, de spelmomenten wist te bespreken en een scherpe kijk had op het hele gebeuren. Zij mening onder meer over tactiek en spelverdeling stond vast. Hij duldde geen tegenspraak. Dat maakte ik op uit al die herinneringen en dacht aan de kerkelijke discussies, die ik ooit meemaakte.

Ontroerende afscheidswoorden en toen kwam het weer, zoals dikwijls in de traditionele religieuze uitvaartdiensten; het werd, blikkend op de kist, met overtuiging geroepen:

"Paps, wij zien elkaar weer terug...".

Een paar dagen na de begrafenis waren zij, die D. onverdraaglijk misten, naar de Arena in Amsterdam gegaan voor de laatste wedstrijd van Ajax.

De seizoensplaats van D. was onbezet.

Als Ajax scoorde en een ovatie losbarstte, waren de tranen bij deze rouwende bezoekers niet meer te weren, vernam ik later.

Op het kerkhof bij het graf van D. werd niet het "Ik geloof in God, den Vader" uitgesproken.

Geen credo met de wederopstanding.

De begrafenisondernemer sprak plichtsgetrouw twee toepasselijke dichtregels uit.

Voor het open graf waren drie blikjes gezet met als inhoud rode en witte blaadjes van bloemen,

die bij de laatste groet aan D.

op de kist konden worden gestrooid.

Gewijde blikjes. rood wit geverfd, ook in de kleuren van Ajax.

Bert de Jong