kleinzoon

Kleinzoon

in het kerkkoor

Zingen in de nacht,

die anders is

Er zijn verplichtingen, die meer betekenen dan alleen maar moeten.

Als je kleinzoon, die inmiddels volwassen is geworden, in een kerkkoor zingt en je uitnodigt voor zijn optreden, kom je op een laat uur in een Paaswake terecht van de in de christelijke traditie zo genoemde Stille Zaterdag. Onweerstaanbaar.

Het is wel even wennen. Op het moment, dat de wake begint, gaan de lichten in de kerk uit en turen we in een donkere massa van mensen.

De pianist speelt door. Het is geen storing in de stroomvoorziening; bij hem brandt nog een lampje.

In mijn hand klem ik een kaarsje, dat bij de ingang is uitgereikt. Het voelt geruststellend. Het koor begint te zingen. Dat is mogelijk zonder de bladmuziek in handen te hebben.

Waarom is deze nacht zo anders?

Het is het motto van van onze wake. Het staat op de folder, die met het kaarsje bij de ingang is uitgereikt.

Het blijft donker in de kerk. Een heldere stem met een prettige echo klinkt langs het gewelf en verwoordt de vraag, die me bezig houdt :

"Waarom ben ik hier met al die mensen? Op dit uur in de late avond?"

De stem gaat verder en vraagt waarom het zo donker is en zwart en de mensen zo vaag zijn te zien.

De stem heeft het antwoord koen en klaar:

"Omdat uit het donker

het licht nog moet komen,

uit de slavernij de vrijheid

en uit de dood het leven."

Dat moet dan wel even waar gemaakt worden.

Zo zijn mijn cynische gedachten.

De wake bant deze twijfel uit. Achter in de kerk ontstaat enig rumoer. In het gangpad verschijnt hoog een licht van een levensgrote kaars, gedragen door de pastoor. Achter hem jonge volgelingen, die kleinere brandende kaarsen bij zich hebben. .

Uit de stoet wordt me het licht toegestoken.

Mijn kaarsje brandt en ik geef het licht door in de rij naast me.

***

Het is inderdaad wennen. Het gaat deze nacht zo anders toe.

Het licht blijft nu. Het koor is weer begonnen:

„Het gebeurde in een nacht

toen alles was verloren .

Geen mens die ooit had verwacht

zijn ware naam te horen.”

Het gebeurde in een nacht

toen een mens bleef vertrouwen;

een bron van alle levenskracht

een toekomst ging ontvouwen.”

Dit is de start van de wake. Daarmee gaan de pastoor en zijn helpers aan de gang.

Nog een kwatrijn, dat het koor verklankt.

Tegen de angst en tegen het vergeten

tegen de nacht en tegen het gemis.

Is het er vreemd maar onvervreemdbaar weten:

Jij zult er zijn, die licht in duister is.”

***

Er is veel te doen nu het volle licht er weer is.

Het Paasverhaal uit het Bijbelboek Mattheus wordt gelezen. De pastoor houdt zijn preek, die tegenwoordig bescheiden 'overweging' wordt genoemd.

De 'overweger' vermijdt de dreigende en angstige actualiteit niet, die in deze nachtelijke uren een dreigende donkere gedaante schijnt te zijn.

Hij verwijst naar een artikel in de „Volkskrant” van die dag om zijn relaas te onderlijnen

wanneer een doordringend geraas de kerkruimte verovert.

Het houdt aan.

Maar de predikant laat zich niet storen en vervolgt zijn verhaal.

Het geluid als van een hinderlijke boormachine vermindert.

De pastoor wijst nogmaals op de ernst van de nacht

die zo anders was.

Dan verergert de herrie van het

op het dak der kerk pletterende regenbui weer.

De predikant gaat onverstoorbaar door.

Het trekt voorbij. In de verte nog de echo van een donderslag.

Geen twijfel, ook voor deze paaswake is veel geregisseerd en geregeld.

Het geloven vergt ceremonieën en orde.

Toen de storing inzette keek ik met meer verwondering op naar de pastoor.

Hoe had hij dit weer weten te versieren.

De inval van het storend geraas in de juiste zinsnede en even later weer het rake effect, het ging mijn normale fantasie ver te boven.

Dit alles bedenk je toch niet.

•••••

Het licht is er. En hoe. Het koor zingt weer.

Het staat aan de andere kant opgesteld en ik verbeeld me de tenor van mijn kleinzoon te kunnen onderscheiden en horen.

Er komt een herinnering bij me boven. Een verhaaltje, dat een teer bezit is van de familie. Mijn oudste zoon mocht met zijn moeder naar de St Laurenskerk in Rotterdam. Hij was daar groot genoeg voor. Tijdens de preek weerklonk een harde donderslag door de kerk en tegen het hoge gewelf was even een bliksem zichtbaar. Mijn zoontje sprak banken ver in het schip hoorbaar: „God spreekt”.

Jaren eerder stond hij in het holst van de nacht voor het raam in de huiskamer te kijken naar een zeldzame harde storm, die de stad overviel. Ik was het bed uitgegaan om te zien of hij niet wakker was geworden door het natuurlijke geweld en lawaai.

Geen angst bij het jongetje. Hij merkte mij niet op en zei vermanend:

„Storm, ik zeg U, weest stil.”

Nog een donderklap als antwoord. De bui dreef snel weg. Hij bleef oplettend kijken en sprak nog één woord: „Juist.”

Hij citeerde Jezus, die volgens de kinderbijbel, waaruit we de avond tevoren hadden voorgelezen, met deze woorden een storm op zee tot bedaren had gebracht en zijn discipelen van een verdrinkingsdood gered.

***

Aan het einde van de wake wensen de kerkgangers, die elkaar weer duidelijk kunnen zien en herkennen vrede toe.

Je geeft vrede aan de andere en krijgt vrede terug.

Dat werkt dubbel.

Deze ontmoeting domineerde.

Het was in middels werkelijk nacht geworden.

We snelden door de menigte richting koor om onze tenor vrede toe te wensen.

En wie verder ook niet.

Bert de Jong.

Terug naar Weerwater >>>>> Home