Pleegkinderen
blijven de dupe
Het was aan het eind van de vorige eeuw in het noordoosten van Turkije tegen de Russische grens aan, dat een daar gedetacheerde leraar ons vroeg:
"En hoeveel Epochen kent uw land eigenlijk?"
We waren na een lange tocht met de camper daar terecht gekomen en hadden ons voertuig voor de nacht bij gebrek aan een camping of een andere voorziening voor een gebouw met een vertrouwenwekkend uiterlijk geparkeerd.
We belden aan om te vragen waar we in de directe omgeving nog iets te kopen was voor ons levensonderhoud. Het parkeren van de camper was reeds waargenomen en we werden uitgenodigd binnen te komen.
De gastheren bleken onderwijzers en leraren, die uit het meer ontwikkelde gedeelte van het land afkomstig waren en na het voltooien van hun opleiding voor drie jaar verbannen waren naar het oosten van het land, waar een schreeuwende behoefte aan goed onderwijs bestond.
Het werd een gezellige avond, die begon met een sobere maaltijd, die ons werd voorgezet.
We konden in het Duits van gedachten wisselen. Er bleef geen belangrijk onderwerp onbesproken. Het ging over Turkije en West Europa.
Epochen, Epochen? Hoeveel wel? De pas afgestudeerde leraar, geboren en getogen niet ver van de ruïnes van de oude Griekse en bijbelse stad Efeze, bracht ons tot zwijgen. Hij vroeg niet naar wat oprispingen in de tijd, noch naar middeleeuwse en bepaalde al of niet gouden eeuwen, nee zijn land had in de wereldgeschiedenissen meer tijdsgewrichten rijk en beschavingen doorleefd, toen bij ons de Kaninafaten de Rijn kwamen afzakken.
De herinnering aan deze ontmoeting dook bij me op toen ik het dagen lang geharrewar in de media vernam over het bezoek van de Turkse premier Erdogan aan Nederland. Het was een botsing tussen twee culturen, die de diplomatie te machtig was.
Inzet was een gevoelige zaak. Weer een kind. Nu ging het over het van oorsprong Turkse kind Yumus, die behalve twee Nederlandse ook twee lesbische pleegmoeders had. Onverwerkbaar voor alles wat Turks is.
Maar Rutte hield zijn rug recht en maakte zijn hoge gast duidelijk, dat Yumus inmiddels een Nederlandse jongen was geworden en de Nederlandse wetten voor adoptie en homohuwelijk voor Yumus van kracht waren.
Rutte was een paar dagen tevoren reeds ingeleid door minister Asscher, die hetzelfde beweerde, maar dan in keuriger woorden als Wilders pleegt te gebruiken: de mensen van over de grenzen dienen te assimileren en op te gaan in de Nederlandse samenleving.
De pers laat zich niet onbetuigd. De toonaangevende columnist Bas Heijne van NRC Handelsblad, schrijft over de verbeten trekjes van het Turkse nationalisme als de idiote dienstplicht voor de Turken, die in het buitenland wonen, de intimidatie van Turks-Nederlandse politici en de hautaine inmenging in de Nederlandse aangelegenheden. Die zit!
Evenwel. Hypocrisie. Dat is geen Turkse specialiteit. Heijne vraagt:
“Zouden de mensen, die schande spreken van de zaak Yumus er vrede mee hebben wanneer hun kind werd opgevoed door moslims?
Of door een lesbisch ouderstel?”
Is hier het Nederlandse nationalisme ook niet in het spel. En, stelt Heijne, is het niet gemakkelijk verlicht en modern te denken als het je eigen leven niet raakt.
Hypocrisie? In het dagblad Trouw herinnert columnist Hans Goslinga er fijntjes aan, dat een halve eeuw geleden men in het CDA grote moeite had met het ongehuwd samenwonen, laat staan dat aan samenhokkende homo’s een pleegkind werd toevertrouwd.
Waar de christen-democraten een halve eeuw over deden om tot andere gedachten te komen, moeten de immigranten van de ene dag op de ander tot beter inzicht komen, constateert Goslinga.
Hoe belangrijk ook de verandering van het denken in een politieke partij als het CDA mag zijn,
het gaat in deze zaken om het geluk van het kind,
dat in een noodsituatie verkeert en weer verder moet kunnenn leven.
Yumus kwam terecht terecht bij zijn pleegmoeders.
Goslinga vreest echter dat het evenwicht in het integratiebeleid zoek is. Yumus is Nederlands, maar de vraag is of bij het plaatsen van pleegkinderen steeds rekening is gehouden met hun culturele achtergrond.
Het is een oud probleem. Hans Goslinga kent de geschiedenis en van het protestantisme in het bijzonder. Maar hij is zo voorzichtig niet te herinneren aan het redden en onderbrengen van de joodse kinderen in de oorlogsjaren.
De vergelijking gaat weliswaar niet op.
Maar er is wel steeds sprake van kinderen in nood, aan wie men een verder dragelijk leven wilde schenken.
Hoe in en bij de Hollandse Schouwburg in Amsterdam joodse kinderen werden gered van deportatie en dood is bekend; onder meer door toedoen van Van der Hulst, directeur van de Hervormde Kweekschool. De school grensde aan de creche voor de joodse kinderen aan de overkant van de schouwburg, die gescheiden werden gehouden van hun ouders.
Charles Lewinsky (auteur van onder meer Het lot van de familie Meijer)
heeft in zijn boek Terugkeer ongewenst over de Hollandse Schouwburg van binnenuit ontroerende pagina’s geschreven.
Ook Gezina van der Molen, die midden in het verzet zat en meewerkte aan het toen ondergrondse blad Trouw, deed veel voor de joodse kinderen van wie de ouders werden doorgevoerd naar het kamp Westerbork en vervolgens naar Auschwitz.
Direct na de oorlog leidde zij de van staatswege ingestelde commissie Oorlogspleegkinderen. Van der Molen had te maken met de vraag of kinderen bij hun pleegouders mochten blijven of moesten zij bij joodse pleegouders worden ondergebracht of geplaatst worden in een kindertehuis.
De gereformeerde Gezina van der Molen had de neiging de kinderen onder de hoede van de protestantse pleegouders te laten en ze voor het christemdon te behouden.
Maar zouden de veelal door de nazi’s vermoorde ouders dit gewenst hebben?
Kinderen die joodse pleegouders kregen en van gezin veranderden kwamen in Israel in een ander klimaat en ook in het hardere leven van een kibboets terecht. Zij konden het totaal andere milieu missen, waar zij vandaan kwamen.
De vergelijking van de Turkse pleegkinderen met de joodse kinderen gaat mank. De overeenkomst is dat het gaat om kinderen, die geholpen worden, zodat ze zo gelukkig mogelijk verder kunnen leven.
Maar zij komen in een andere wereld en cultuur terecht.
Turken beroemen zich (terecht) op hun Epochen en beschavingen
eeuwen spelen een rol,
culturen botsen,
regeringsleiders geven elkaar geen cent toe
kunnen niet voorkomen,
dat kinderen de dupe blijven.
Bert de Jong