broer

Mijn oudere broer

"Ik

ben

eerder

dood"

Na zeven weken Indonesië ontmoette ik mijn oudere broer Wim weer. Ik zat in de lobby van de verpleeginrichting, waarheen hij werd gebracht. Hij zag me niet. Ik liet riep luid "Hallo, hallo". Hij keek vaag in mijn richting en zei: "Hallo, jij bent een De Jong." Onze begroeting werd hartelijk.

Ik was juist gewaarschuwd, dat het minder goed met hem ging. Van de wandelingen, die we maakten (en het was stevig stappen; op den duur moest ik bij hem achterblijven) kon geen sprake meer zijn. De huisarts had in zijn onderbeen een gescheurde spier of iets dergelijks ontdekt, waardoor het lopen moeizamer zou zijn.

Het werd het Amsterdamse Bos (voor ons het Bosplan). Gelukkig was mijn jongere broer met zijn auto komen opdagen, zodat het bereiken van het Bosplan geen probleem was. Ideaal. In dat bos kun je bij de vijver kleine rondjes lopen. De laag overdaverende vliegtuig verhinderen dat niet.

Wim was spraakzaam. De wereld stond hem niet aan. Hij was verontwaardigd, zoals hij dat vroeger over allerlei zaken kon zijn. Uit de klanken, die hij liet horen, was zelden een verstaanbaar woord te ontdekken. Zijn ontevredenheid leek me wel gerechtvaardigd.

Al wandelend bereikte het Bosplan van vroeger toch de resten van zijn geheugen. Het was geen klein rondje meer, dat wij liepen. Wim leefde op, liep maar door en groette anderen, die van de lente wisten te genieten.

Hij slaagde erin een serieuze jogger van middelbare leeftijd tot stilstand te brengen en hem duidelijk te maken, dat hij de weg zocht naar Amsterdam.

De hardloper bevestigde, dat we in de goede richting liepen. Wim zette het gesprek echter voort, niet vermoedend dat de jogger aan zijn loopritme hechtte.

Op een bank zat een Amsterdams gezelschap van de zon te genieten. Wim vroeg vriendelijk gebarend weer de weg naar Amsterdam. De stemming deze lentedag was zo, dat iedereen aan iedereen graag de weg wilde wijzen. De vraag van mijn oudere broer was niet moeilijk. We liepen op het pad van de 'duizend meter'. Gewoon recht door lopen tot aan de Bosbaan. Daar rechts af en dan kwam je vanzelf in Amsterdam. Heel eenvoudig. Wim zette het gesprek voort. Het gezelschap reageerde niettemin vriendelijk. Ook het Amsterdamse bos is een omgeving, waar je in een onverstaanbare taal kan worden aangesproken. Wims leeftijd schattend, waarschuwde mevrouw nog met klem: "Als u bij de Bosbaan bent, is het nog een heel eind lopen hoor."

Dat had ik ook al gedacht.

Het bleek geen probleem te zijn. Althans voor mijn oudere broer niet. Onze auto stond bijna aan het eind van de Bosbaan geparkeerd.

Ik piekerde over de sportieve blessure, die toch bij elke stap pijnlijk was geweest en op den duur zeer vermoeiend. Van niets daarvan had Wim deze middag laten blijken.

Van dementie is niet veel bekend; de medische en psychologische wetenschap hebben naar verhouding te weinig aandacht gehad voor het steeds groter wordende terrein van de ouderdom.

Hoe zit het met het ervaren van pijn, het hebben en het verwerken van verdriet, om maar wat te noemen?

"Je bent een De Jong", had mijn oudere broer me aan het begin van de middag begroet. Hij had het niet bij deze woorden gelaten en wees naar mij’. Hij zei: "Maar ik ben eerder dood."

"Och kom", reageerde ik. "Is dat zo? Ik weet het niet. Wim, wij maken dat zelf toch niet uit."

Niet dat ik aan een God dacht, Die beschikt over leven en dood en je tot Zich neemt in Zijn eeuwigheid, zoals ons heel vroeger was geleerd, nee ik keek niet naar boven maar even in het rond en dacht in de eerste plaats aan al het gediscussieer, geduw en gedoe tegenwoordig rond het sterven.

Bert de Jong

Terug naar Weerwater >>> Home