zakkenroller

Langs Westerkerk

en Anne Frank

Over mijn oudere broer Wim, die in een verpleeghuis moest worden opgenomen, raak je niet uitgeschreven. We hebben weer een excursie gemaakt en hadden een doel, dat hem moest interesseren.

Het liep anders. De hoofdpersoon in dit verhaal werd ikzelf.

De man, die dreigde van binnenuit te scheuren van woede,

gevolgd door een gevoel van machteloosheid en verdriet.

“Ongrijpbaar en onbegrijpelijk. Je tast

naar houvast maar verliest je greep

ieder ding ontkent in zijn bestaan het jouwe.”

Deze regels zijn niet van mij, maar van Bernlef. Ze komen voor in een gedicht van hem. De titel is: “Het verdriet”.

Het is het blaadje van de poëtische scheurkalender op de dag van ons uitstapje.

Toeval of noodlot. Het viel niet anders.

Je wordt in je bestaan totaal ontkend.

Noodlot. Het is een zwaar woord. Maar er zijn dagen, waarop veel tegenwerkt.

Mijn broer Hennie, die uit Nijmegen moest komen, kwam als gevolg van storingen, waarmee de NS te kampen had een uur te laat in het verpleeghuis aan. Een voorteken?

Ons doel was een rondvaart door de Amsterdamse grachten en over het IJ, alsof we uit de Verenigde Staten of Nieuw Zeeland kwamen. De boot aan de Stadhouderskade was vol en we konden gespreid nog een plaats vinden. Buiten was het deze dag van de regenzomer nog niet droog geworden. Ik liet me door bereisde Amerikanen de werking van het luisterapparaat uitleggen. Ik koos de knop voor het Nederlands. De tekst werd heerlijk stedelijk gekleurd door het Amsterdamse accent, waarmee ze werd gesproken.

We voeren al op de Keizersgracht. Ik zag Wim niet meer zitten. Binnen op de volle boot was minder te zien. Ik vond hem op het achterdek. Het regende nauwelijks meer. De Westerkerk tekende zich trots af tegen de plotseling oplichtende bewolkte lucht. Woorden waren niet meer nodig.

Dezelfde lucht, die Anne Frank bijna zeventig jaar geleden zag en in haar dagboek schreef:

“En toch, als ik naar de hemel lijk, denk ik, dat dit alles zich weer ten goede zal wenden, ... “

We gleden langs haar huis, waarvoor een rij wachtenden stond.

Wim wees. Ook dit alles herkende hij.

Bij verlaten van de boot stelde hij de kapitein en paar vragen, die hij begreep. De tocht was voor hem een belevenis geweest.

We liepen in de rij van toeristen naar het Leidseplein. Een doelgroep voor de zakkenrollers: wij als bejaarden waren extra attractief voor het geboefte.

In lijn 5, die zoals in de eerste jaren na de oorlog zo volgepropt was, dat het ademen een opgave werd, constateerde ik dat ik me op het arbeidsterrein van zakkenrollers bevond.

Mij zou niets overkomen, bedacht ik niettemin. Ik was ze in Rome te slim af geweest, had in de Provence een dievegge in een besloten bankruimte van me afgeslagen, die mijn pincode had zien intikken en de creditcard uit mijn handen wilde ritsen en rijdend in de camper bij Barcelona wegpiraten, die ons probeerden in de berm te krijgen, op de vlucht laten slaan door te doen alsof ik hun signalement in mijn mobieltje doorgaf. Kortom, ik heb zo mijn verhalen over mijn onaantastbaarheid, die ik graag bij gelegenheid vertel.

Wat kon me in Amsterdam overkomen in een tram, vertrokken van het Leidseplein?

Ik stond tegen de deur gedrukt. Wim was stijf ingesloten tussen de lijven. Hij zou het fysiek zeker redden. Hij was een kale kikker met een tas, die om zijn nek hing. Het rollersgilde taxeerde hem zeker als weinig interessant.

Van de wereld om hem heen op dit gedeelte van de excursie zou hij toch niets begrijpen, bedacht ik verder.

Hennie zag ik niet meer. Hij was verder de tram in gestuwd. Hij was er getuige van dat de politie een lid van het rollende gilde in de boeien sloeg en meenam.

Dat vertelde hij pas later.

Mijn veilige positie tegen de deur raakte ik kwijt. Na een paar haltes werd ik na het midden van het balkon gestuwd. Louter lichamen van vrouwen omknelden mij. Ik stelde me enigszins verwonderd de vraag, waarom deze situatie me als man weinig of niets deed. De leeftijd moest een reden zijn.

In mijn handen omklemde ik twee ov-kaarten: het kaartje van mij en dat van Wim. Hem ontging het moderne betaalsysteem. Zaak was om onnodige vervoerskosten te vermijden bij het uitstappen en uit te checken. Vandaar mijn attente zorgvuldigheid.

Zo deed ik in Amstelveen. Geen extra vervoerskosten. Greep in mijn broekzak naar mijn portemonnee om daar de kaarten in de passende vakken veilig op te bergen.

Geen portemonnee. Alleen mijn zakmes nog.

Mijn enig bezit was mijn ov-kaart, waarop nog een zuinig saldo restte. Genoeg om nog thuis te komen.

Terug naar het Leidseplein. Naar het politiebureau achter de schouwburg. De ontvangst was vriendelijk. We zagen er kennelijk zo zielig uit, dat we gratis koffie kregen. De dienstdoende politieman begon te rechercheren en kwam na een belronde erachter, waar de arrestant, die Hennie gesignaleerd had, was opgeborgen.

De door mij beschreven portemonnee, met twee credicards, de kaart van de ziekteverzekering, de toegangskaart voor Nieuwspoort en andere in den regel overbodige plastic dingen, de battarijtjes voor mijn gehoorapparaat en niet te vergeten het extra briefje van vijftig, dat Mieke met het oog op onze volgens haar toch riskante onderneming in mijn portemonnee had gestopt, die portemonnee met deze inhoud was “niet bij de arrestant aangetroffen.”

Definitief weg dus. Alles.

Een baaierd van administratief ongemak wachtte, zo vreesde ik. Nou ja.

Maar er was weer meer zekerheid onder mijn voeten weggebeiteld. Onaantastbaar?

“…het ligt als een steen op de maag

onverteerbaar vreet het verder

in een neerwaartse spiraal spijkert

het ons vast aan onszelf..”

om Bernlef verder te citeren.

Wim, in een gelukzalige stemming, hadden we weer thuis gebracht.

Hennie en ik hebben in de buurt van het Leidseplein de dag afgesloten met een gezonde hap en een goed glas wijn uit Argentinië.

Ook gelukzalig.

Van zekerheden alleen kun je niet verder leven.

Bert de Jong

Van

zeker-

heden

alleen

kun je

niet

leven