dochter

Houdt het nooit op?

Schokkend biografie

van een dolende

domineesdochter

Een dolende domineesdochter heeft een boek geschreven over haar leven. De aanduiding 'dolende domineesdochter' heb ik niet verzonnen, maar is van mijn vroegere collega Bert Klei. De redactie van het dagblad Trouw was een aantal dochters van predikanten rijk. Zij waren de vroegere sfeer van de pastorie ontvlucht en konden in tegenstelling tot haar vaders wat ze aan boodschap hadden niet op de kansel, maar in de krant kwijt.

Met deze dochters was verder niets aan de hand, maar Klei noemde ze dolend, omdat ze zo zelfstandig optraden (een vereiste voor een journalist) en hem het verschil met de traditionele protestantse sfeer vroeger thuis opviel.

Dochter Aleid Schilder was geen lid van de Trouw-redactie en beperkte de medewerking aan de krant enkele jaren als columnist.

Dolend mag ze zeker genoemd worden, zoals blijkt uit haar autobiografie Door de glazen deur. Ze vertelt uitvoerig over haar pogingen tot zelfmoord en haar verslaving aan mannen (het liefst met een donkere huidkleur), aan medicijnen en alcohol.

Het zijn gruwelijke vertelsels over haar belevenissen in psychiatrische inrichtingen zowel als deskundige hulpverlener en patiënt.

Onthullend. Als het er zo aan toe kan gaan...dan kan de hulp erger zijn dan de kwaal.

Aleid Schilder schreef eerder het boek Hulpeloos maar schuldig over het zware orthodoxe gereformeerde geloof dat een oorzaak zou zijn van psychische ziekten. Depressiviteit komt het meest voor onder deze gelovigen. De gesprekken, die ze met het oog op dit boek voerde, logen er niet om.

Ze heeft het in dit boek niet over haar zelf. In haar autobiografie komen we meer over haar eigen gereformeerde achtergrond te weten. Op de achterkant van de omslag, waarop het boek door de uitgever wordt aanbevolen, staat dat Door de glazen deur een liefdevol portret is "van het bekende vrijgemaakt-gereformeerde gezin Schilder".

Nou ja, wat is bekend en wat heet liefdevol. In de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog en de jaren daarop woedde in de Gereformeerde Kerken een verbeten strijd, die toen en ook in de volgende jaren veel geestelijke ellende in de gezinnen bracht.

Hoofdfiguur in dit drama was de hoogleraar aan de gereformeerde hogeschool in Kampen, professor Klaas Schilder. Deze Schilder was oom van de vader van Aleid en dus oudoom van Aleid.

De vader dan was trouw aan zijn oom en kreeg als afgestudeerde kandidaat geen beroep omdat hij verklaarde het met de vrijmaking van zijn oom eens te zijn.

Hij werd predikant in de vrijgemaakte gereformeerde kerk van Berschenhoek, vervolgens van Utrecht en tot slot hoogleraar (zoals zijn oom Klaas) aan de theologische hogeschool van de vrijgemaakte kerken in Kampen.

Het domineesgezin kwam in deze stad in een groot en oud huis terecht.

Aleid Schilder schrijft over de tijd in deze 'pastorie', waar tien kinderen werden groot gebracht: "Ik was altijd bang iets verkeerds te doen en raakte innerlijk verkrampt."

Op de tweede verdieping was een kamertje tussen de slaapkamer van de ouders en de studeerkamer van de vader. Een vertrek zonder ramen en zonder licht. Daar ranselde de vader zijn kinderen af als hij dat nodig vond. Aleid Schilder: :Mijn zachte, lieve vader veranderd in iemand, die je pijn deed, een strenge, straffende, ontoegankelijke man Op de kansel was hij ook zo."

Om haar vader te beschermen vertelde ze het aan niemand. Ook onderling in het gezin werd er niet over gesproken.

In het laatste gesprek, dat ze vlak voor het overlijden van haar moeder met haar had, vroeg ze: "Dat slaan van pa, deed hij dat in Utrecht al?".

Het antwoord van moeder: "Nee, dat was pas in Kampen:en ach, het

moest van zijn geloof, hè?"

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Bij de foto's:

Aleid Schilder onder de Broederpoort in Kampen vlak bij het ouderlijk huis. Foto onder: oud-oom Klaas.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

De ouders van het vrijgemaakte gereformeerde gezin waren religieus verdeeld. Twee geloven op één kussen. Na één van de eerste kerkdiensten in Kampen zei de moeder: "Na vijf minuten wist ik, dat ik van die ware kerk met dat rare postadres af was. Oom Klaas Schilder, de leider van de vrijmaking, had namelijk verkondigd, dat de vrijgemaakte kerken, die zich los hadden gemaakt van de Gereformeerde Kerken, de ware kerken waren. De kerken, die in het groter verband waren gebleven noemde oom Klaas vals. Hij ging zelfs zo ver in zijn theorie, dat het adres van de scriba van een vrijgemaakte kerk het adres was van de ware

kerk ter plaatse. Zo beschikte de apostel Paulus voor zijn brieven in Klein Azie en Rome over de ware adressen.

Mijn herinnering: In mijn geboortedorp Beilen was nog geen vrijgemaakte kerk. Een kleuterjuf , die bij familie in het dorp logeerde, stuurde een kattebelletje aan mijn vader, die tot de 'bezwaarden' behoorde. Zij wilde weten wat het adres was van de ware kerk. Er was geen adres want er was geen vrijgemaakte kerk. Dat was het begin van de plaatselijke vrijmaking. Er ontstond een groepje dat in een huiskamer kerkte. Bij ons thuis zelfs, omdat de kamers en suite voldoende ruimte boden. Er was een scriba, die in het gehucht Holten achter Lievinge bij de molen woonde. Daar was het adres.

In Klaas Schilder werd in die tijd geloofd. De professor was een godheid. Wat hij beweerde was evangelie.

Zijn achternicht Aleid verzuchtte over zijn verzonnen postadres: "..een wonderlijke uitspraak voor zo'n intelligente man, die aangeeft hoe fanatiek hij van die enige ware kerk was overtuigd."

De neef van Schilder, de vader van Aleid, zou niet met haar moeder getrouwd zijn (zelfs van een verloving kon geen sprake zijn) als zij geen lid was geworden van de ware kerk.

Het geloof ging boven de liefde.

Ze volgde haar man. Toen hij echter overleed, stapte ze over naar de Nederlandse Gereformeerde Kerk, een groepering die zich weer had afgescheiden van de vrijgemaakte kerken omdat de onder meer de waarheid van de ware kerken niet kon onderschrijven.

Het waren niet de dolende domineesdochters, die ik kende als collega's en aan wie Aleid Schilder me deed denken in haar autobiografie, maar veel meer het kerkelijk en geestelijk geweld, dat ze beschrijft.

Wees gerust ik groeide niet op in een pastorie, maar in het huis van een onderwijzer. Het ging daar milder aan toe. Moeder deelde wel eens een spontane tik uit en vader smeet me soms in de donkere kast onder de trap waar de stofzuiger stond, maar ik had het er vast wel naar gemaakt.

De vrijgemaakte kerkelijk leer ging het gezin beheersen. Dit geloof werd belangrijker dan de liefde.

Achternicht Schilder noemt "de kerkelijk ellende, maar ook in ons gezin", als ze de pastorie in Kampen kan verlaten.

Aleid heeft er terughoudend over geschreven met respect voor haar moeder en ook haar vader.

In andere pastorieën en gezinnen bleef het niet bij kastijdingen, die van satanisch karakter konden zijn; er deden zich kindonterende dingen voor, waarover helemaal niet met de buitenwereld en onderling nauwelijks werd gesproken. Naar buiten moest alles mooi blijven.

Over vroeger is het achteraf makkelijk filosoferen. Je concludeert wat er fout was. Je bent solidair met je ouders en vraagt je verbijsterd af hoe ze alles zo hebben lieten gaan.

De moeders hebben het moeten ontgelden. Ze hielden van de man, de kostwinner, die het voor het zeggen had.

En van de kinderen, die dolende werden.

Toch. De vraag dringt zich op hoe nu het oordeel over je zou zijn van de eigen generatie, van je volwassen kinderen, die ook herinneringen hebben.

Herhaling van de geschiedenis?

Aleid Schilder, die het in haar leven zo moest ontgelden, vond het eindelijk, aldus haar uitgever op de achterflap van het boek, in een bevrijdend geloof, in nieuwe spiritualiteit'.

Weer een credo.

Houd het nooit op?

Bert de Jong

Terug naar Weerwater: Home