passagier

Onze medepassagier

Zonder twee benen en een arm

stapte hij zijn nieuwe wereld in

op de horizontale roltrap, die de afstand naar de gate belangrijk inkort, loopt hij voor ons. Zijn snelheid is niet groot. We hebben niet de neiging hem in te halen.

Op Schiphol moet je de tijd nemen voor het vliegtuig vertrekt.

Zijn gang is licht schommelend als van iemand , die niet aan overgewicht heeft weten te ontkomen of van een ouder iemand, die door het aanbrengen van een nieuwe heup het juiste lichamelijke evenwicht nog niet heeft hervonden.

De man voor ons is nog jong; met hem is veel meer aan de hand. Hij mist zijn twee benen. Die zijn vervangen door kunstig geconstrueerde alternatieve mechanieken, die vreemd schijnen te zijn aan vlees en bloed.

Hij loopt daar zelfverzekerd en doelbewust.

In het volgepropte vliegtuig zit hij met ons op de rij stoelen in het midden. De zetel naast hem is onbezet.

Dat is niet toevallig. Ook zijn rechterarm heeft hij niet meer en is vervangen door een instrumentarium, dat het het eerste gezicht nog op een arm lijkt. De kunstarm vereist wat meer ruimte, waardoor hij in conflict zou kunnen komen met een medereiziger. Vandaar wellicht de vrije stoel.

Het reizen door de lucht heeft de laatste tijd van bezuinigen en lagere prijzen onmenselijke trekken gekregen. Er is je niet alleen weinig beenruimte gegund, het plateautje, waarop je maaltijd wordt geserveerd heeft kleinere afmetingen gekregen waardoor het nuttigen van de in plastic vervatte levensmiddelen problematischer is geworden. Mij lukt het zelden een vliegtocht culinair bevredigend te voltooien zonder gemorst te hebben. Ga nooit met je goeie goed aan door de lucht op reis.

Mijn medepassagier is al aan zijn maaltijd begonnen. Met ongepaste nieuwsgierigheid volg ik zijn verrichtingen. De rechter kunstarm is verlengd met een vinger in de vorm van een lang een gekarteld mes. De security bij de ingang van de gate heeft geen bezwaar gemaakt.

Zijn linker arm is nog geheel in tact en lijkt in verhouding tot het lichaam sterker ontwikkeld.

De vingers van beide handen, al of niet kunstmatig, verrichten wonderen. Het eten gaat als vanzelfsprekend. Hij moet zo'n klein pesterig plastic kuipje met een stroop erin openen. Hij slaagt erin met zijn linker vingers. Bij een andere operatie worden even zijn tanden aangewend.

Als hij klaar is, begin ik aan mijn eetkarwei. Het is niet anders. Als ik er eindelijk in slaag het kuipje met stroop te openen, spat de inhoud alle kanten op. Gelukkig wordt mijn glas met wijn, zoals kan gebeuren, niet door mijn schrikreactie getroffen en omgekegeld.

Mieke zit tussen mij en hem. Als je over een ander praat, die zich op korte afstand bevindt, doe je dat fluisterend.

Ik veronderstel, dat onze passagier als militair een oorlog heeft meegemaakt en slachtoffer is geworden van bijvoorbeeld een bermbom en, hoewel zwaar verminkt, de explosie heeft overleefd. Er zijn zoveel oorlogen geweest. Korea komt niet in aanmerking; Vietnam evenmin. Hij is geen veteraan op leeftijd. Het Midden- Oosten, Pakistan of Irak misschien. Het lijkt Mieke uitgesloten.

"Kijk eens hoe jong hij nog is", zegt ze nauwelijks hoorbaar.

Het is waar. Zijn gezicht straalt van tevredenheid, alsof hij bezig is met de heerlijkste reis van zijn leven. Misschien is dat wel zo.

Mogelijk is hij slachtoffer van een aanslag als bij de finale van de marathon in Boston, waarbij de fanatieke sadistische dader het vooral voorzien had op de benen van de atleten

Een fataal auto-ongeluk dan als gevolg waarvan twee benen en een arm zijn verbrijzeld? Of misschien fataal gevolg van botkanker.

In den regel ben ik niet terughoudend in het aanknopen van een gesprek vooral als de betreffende persoon me interesseert. Nu waag ik het niet. Hij is in een zalige stemming op reis. Moet ik hem dan rĂĽcksichtslos herinneren aan een afschuwelijke gebeurtenis, een horribel verleden.?

Mieke begrijpt dat elke geste van haar om hem een moment te assisteren bij het eten mis zou zijn, een vloeken in de kerk. Het gaat immers perfect.

Ze heeft toch een vraag. Meestal als inleiding tot een gesprek. Hij is met ons op Schiphol ingestapt.

"Where are you from?"

"England.", is het antwoord.

Daar blijft het bij.

Met zijn zachtblauwe ogen, die lijken te schitteren, blijft hij vooruit kijken de wereld in, die hem wacht.

Als het vliegtuig in Atlanta is geland en de chaos van het pakken van de handbagage en het gedrang het toestel te verlaten is ontstaan, zie ik hem al op het gangpad staan met de rugzak aan zijn schouders met geen spoor van nervositeit. Afgaande op zijn ledematen meer robot dan mens.

Door de slurf gaat hij met zijn bedaarde schommelende pas weer voor ons.

Zeker van zichzelf.

Als mens.

Niet anders.

Zijn nieuwe wereld in.

Ik ken zijn verhaal niet.

Daar zijn toch geen woorden voor te vinden..

Bert de Jong.