In de maand van de filosofie
De ziel liet het afweten,
maar.............
“Hoe is het met je ziel?”
Dat vroeg mijn broer me steeds nadat we elkaar een lange tijd niet hadden gezien.
“Ik loop er mee onder mijn arm”, was mijn geijkt antwoord.
Daar werd hij niet wijzer van. “Ik bedoel je ziel”, pleegde hij te reageren en prikte met zijn vinger op mijn borst.
Op die plaats had ik nooit mijn ziel bespeurd. Maar waar wel? Theologen hebben lange tijd verondersteld, dat de ziel vanaf de geboorte als een klein orgaantje in het lichaam aanwezig zou zijn en dat bij het sterven het lichaam weer zou verlaten.
De belangrijke vraag was of de ziel in de hemel zou worden opgenomen of in de hel terecht zou komen. Het hing er maar van af hoe de gestorvene in zijn leven met zijn ziel was omgegaan.
Je kon je ziel tijdens je leven zelfs aan de duivel verkopen.
De ziel was concreet; zelfs werd ooit haar gewicht vastgesteld: 21 gram.
In de tijd van de ontmoetingen met mijn broer had de neurowetenschapper Dick Swaab nog niet van zich laten horen. Anders zou mijn oudere en wijzere broer stellig zijn vinger op mijn hersenpan hebben gelegd. Swaab is er immers achter gekomen, dat als er sprake is van iets als een ziel dit puur het resultaat van het brein is. Ervaringen, wensen, verlangens, ontroeringen, kortom alles wat het leven extra diepte geeft, worden door de neurowetenschappers toegeschreven aan processen in je hersenpan.
Als het zover is, dat het met de mens is gedaan, is het ook met het brein, zeg de ziel, gedaan. Mijn hoofd bevat een supercomputer, als ik de neurowetenschappers begrijp. Hun kennis van dit enorm organisme is nog beperkt. Wel is zeker dat de systemen in mijn hoofd en lichaam kunnen crashen.
De vraag van mijn broer schoot me weer te binnen. Wat niet verwonderlijk is. April is door de filosofen uitgeroepen tot de maand van de ziel.
We hebben altijd een goed gesprek gehad. Hij wilde niet alleen weten of de nieuwe auto mij beviel en hoe het met vrouw en kinderen ging, zijn interesse ging vooral uit naar mijn geestelijk leven. Wat van hem te begrijpen is. Een groot deel van zijn werkzaam leven was hij, uitgezonden door de Gereformeerde Kerken, arts in Indonesië en deed daar veel aan de opleiding van medici en de opbouw van de medische zorg.
Verwarring
De verwarring en onzekerheid over de ziel is groot. Als men geen raad weet met het woord ‘ziel’ schakelt men over op ‘geest’ en ‘hart’. Er is zelfs een lied, waar in één regel de verschillende ‘geestelijke’ begrippen voorkomen. ‘Lichaam’ wordt er nog aan toegevoegd. Het is uit het gezang ‘Neem mijn leven, laat het Heer’ en wel de regel ‘Ziel en geest en lichaam Heer, leg ik op uw altaar neer.’ Dat is de totale overgave, die van de gelovige wordt verlangd. Als kind werd het je al ingegoten. Je moet je hartje aan de Heere Jezus geven, werd me met de paplepel ingegeven. Op latere leeftijd werd je herinnerd aan de oproep van de Heer: “Mijn zoon geef mij uw hart”.
Op dit niveau verliep het gesprek tussen de twee broers niet. Het ging meer op de toonhoogte van ‘je hart voor iets hebben” en de wijsheid van de honderden jaren voor Christus levende Chinese wijsgeer Mensias, die de mensheid voorhield, dat het hart het lijden van de medemens niet verdraagt.
Door de eeuwen heen zijn de woorden ‘ziel’ en ‘geest’ door elkaar gehaald. Van het begrip ‘hart’ mag je zeggen, dat het meer in verheven zin wordt gebruikt. Aan de andere kant is het begrip ‘ziel’ in de sombere sfeer terecht is gekomen.
Tot nu toe heb ik in de filosofische maand april weinig gelezen over dit aspect.
Je wordt als je iets overkomt of tegenslag hebt ‘zielig’ genoemd.
“Ach arme ziel”. Dat krijgen meestal vrouwen en kinderen te horen.
Zielen kunnen ook in volledige mensen veranderen. Een land, een stad of een gemeente kan een aantal zielen tellen. Het boek “De dode zielen” van Gogol gaat over zwendel met gestorven lijfeigenen in Rusland.
Kleine zielen
In de niet uitgesproken religieuze lectuur kom je de ziel weinig tegen. Of het moet in de roman van Simon Vestdijk zijn “Bericht Uit het Hiernamaals”. Het is een boeiende fantasie over inderdaad zielen van gestorvenen, die gerubriceerd voortleven in een ja, wat voor toestand. Het woord ruimte is niet van toepassing, maar ze zijn er nog. Zij verkeren in een tussentijd en slagen er in telepathisch berichten naar de nabestaanden op aarde te seinen met de mededeling, dat ze het zo slecht nog niet hebben.
Dan was daar in de eeuw voor de vorige eeuw de schrijver Louis Couperus, die uitvoerig aandacht besteedde aan de zielen in zijn “De boeken der kleine zielen.” Het woord ‘ziel’ gebruikt hij zelden, maar zijn oeuvre is één en al beschrijving van het plichtmatig zielig gedoe in de hogere Haagse kringen. Het loopt uit op een knallende ruzie, die zich honderden pagina’s lang aankondigt. Ik kan niet nalaten het slot van het boek over te schrijven:
De zoon zag het doodsbleke gelaat van zijn vader staren als een masker…hij zag de ontzetting zijner grootmoeder, en van al zijn ooms en tantes…Hij zag nu zijn moeder in een stoel, hangen als een lijk…En hij dacht, terwijl een minachtende lach zijn nauwelijks bedonsde jongenslippen krulde:
-Het is alles om niets..
Al dat gedoe om niets. Dat is zieligheid ten top, waardoor de Haagse kringen niet alleen worden geteisterd. Onlangs verscheen postuum van J. J. Voskuil het boek “De buurman”. Maarten en Nicolien krijgen in hun Amsterdams grachtenpand een homosexueel paar als buren.
Voskuil is sterk in dialogen. Daarmee vult hij de ruim 300 bladzijden. Met Nicolien heeft hij veel te bespreken, vooral omdat zij niets ten nadele van de buren wil horen. Die behoren immers tot de gediscrimineerde underdog.
Maar dan het dagelijks krampachtig gedoe met de buren. ‘Hilarisch’, lees je in recensies. Kan zijn, maar zielig gaat het zeker toe. Vooral als tot slot de buurman de fietsbanden van Maarten geraffineerd lek prikt. Eerder had de buurman kans gezien de fiets van Maarten op slot te zetten en het sleuteltje te verdonkerenmanen.
Hoe was het zo begonnen? Met niets. Het was om niets.
Zo gaat dat dikwijls. Vroeger in hoge Haagse kringen en in deze eeuw binnen de Amsterdamse grachtengordel tussen inderdaad hoogopgeleiden. En waar niet?
Hoe is het met je ziel?, luidde de gewetensvraagvan mijn broer.
Hij zou die vraag nu algemener kunnen stellen. Hoe staat met de gemeenschap, waarin we moeten leven?
Zieligheid alom.
En ik denk niet alleen aan het politieke gedoe.
De politiek maakte het weer goed
Het is in de maand april, de maand van de filosofie, die gewijd was aan onze ziel, slecht met
de ziel afgelopen. De belangstelling in de dag- en weekbladen viel tegen en ook op het
televisiescherm, waar de gesprekken over ernstige onderwerpen, elkaar soms verdringen,
viel weinig over de ziel te bespeuren.
De ziel bestaat niet. Het is wijd verspreide opvatting. Zou dat de reden zijn van de geringe
interesse? Maar het bestaan van God wordt evenzeer ontkend. Toch raakt men over dit
wezenlijke probleem niet uitgepraat.
Je hebt de hoop in een maand, waarin speciale aandacht wordt gevraagd voor een onderwerp, dat je toch hier of daar iets tegenkomt, wat je verder helpt in het denken, iets om meer houvast aan te krijgen. Graag had ik iets gelezen of vernomen, dat het begrip ziel meer inhoudt dan somberheid en treurigheid en niet alleen wordt geassocieerd met de foto, waarover het gedicht van Gerrit Krol hierboven gaat.
De maand leverde weinig op. De ziel zou niet bestaan. Dat wordt ook gezegd van God. Hij is geen standbeeld, dat onbeweeglijk op een vaste plaats staat. Dit is me lang geleden op catechisatie geleerd. God is overal. Hij is een Aanwezigheid.
In de loop der jaren kon ik van Zijn tegenwoordigheid alom weinig merken en voorstellen.
Over het bestaan van de ziel en haar sterven gelijk met het lichaam ben ik niet onderwezen. En ook de maand april bracht geen opheldering. Ik had nog gerekend op de talrijke columnisten in de bladen, de vrijbuiters in de kolommen, die voor het vaderland kunnen wegschrijven. Een maand met een thema moet heerlijk zijn. Je kunt lekker je gang gaan, dikwijls niet gehinderd door deskundigheid. Ze kunnen ernstig en diepzinnig zijn, maar helaas weinig of geen letters over de ziel.
Filosoof Bert Keizer, columnist van het dagblad Trouw, met als dagelijkse werkkring een
verpleegtehuis – een instelling die je geen optimistische kijk op het leven verschaft – is een uitzondering en besluit
de maand van de ziel met de herhaling, dat de ziel niet
bestaat. Hij heeft op de Internationale School voor
Wijsbegeerte staan verkondigen dat de ziel samen met het
lichaam ten onder gaat en bracht vervolgens een bezoek
aan het graf van zijn ouders in Amersfoort.
Het ging hem er niet om die zielsverdwijning te bevestigen. Waar ging het dan wel om? Bert Keizer schrijft: “Weet ik niet goed. Ik zou willen zeggen: een groet brengen, hoewel er niemand is om mijn groet te beantwoorden.”
De stilte van het kerkhof. Maar de groet van de medicus en de filosofische wetenschapper is wel blijven hangen boven het graf van zijn ouders.
Ongrijpbaar. Maar duidelijk en zo waardevol, dat ze in de krantenkolom werd vermeld.
Los van elke rationele overtuiging.
Aan het eind van de maand heb ik aan de televisie gehangen en ademloos de ontwikkelingen in de Tweede Kamer, die door de NOS werden uitgezonden, gevolgd. Ik ken al dat parlementaire gedoe in de wandelgangen van vroeger goed. Maar dit geren van deur tot deur en de ernstige en vrolijke gezichten die eruit kwamen, had ik niet meegemaakt.
Er was na jaren politieke malaise iets gaande. Het was niet mogelijk. Hoe kon zo iets? Het woord ‘wonder’ viel. Aan Arie Slob van wie de tevredenheid uitstraalde, aan de parlementariër van de Christen Unie vroeg de verslaggeefster van de NOS of er inderdaad sprake was van een wonder. Arie Slob vloog er niet in en verbond aan de overeenstemming die was bereikt tussen de partijen geen moraal of preek.
Hij sprak zijn voldoening uit. Lichaamstaal is tegenwoordig belangrijk op de televisie.
Wel zag ik dat hij zijn ogen naar boven liet gaan, even ten hemel hief.
Een reactie van dankbaarheid, die ik herkende.
In Trouw schreef politiek commentator Hans Goslinga, die zijn mening altijd voorzichtig weergeeft en zich niet bezondigt aan overdrijving, dat het akkoord van de vijf
partijen de Nederlandse politiek een beslissende wending kan geven. Hij vervolgt:
“Niet in de inhoud, maar in de doorbraak weerspiegelt
zich een Haagse lente waar de natie…. Na tien jaar
verwarring, instabiliteit en naargeestigheid
verlangend naar uitkeek”
Een politieke ommekeer. Hans waarschuwt nog dat de politiek een prozaïsch bedrijf is. Hij kan het weten.
Het zij zo. Maar het was de politiek, die de maand van de ziel toch weer goed maakte.
Bert de Jong.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Op de dag, dat ik het hiernaast staande schreef, stond op het
kalenderscheurblaadje een ontroerend gedicht van
Gerrit Krol afgedrukt. Het woord 'zielig' is hier niet bruikbaar.
Een foto uit de oorlog met de ziel, die nog leefde.
Een toppunt van treurigheid.
Hier het kalenderblaadje van 7 april 2012, de stille zaterdag.
Uit het raam over het water kijkend, volg ik soms een vlucht van een niet te tellen aantal vogels, dat heen en weer zwenkt en feilloos de scherpste bochten neemt, alsof ze één wonderbaarlijk wezen in onze schepping is. Nee, de vogels zijn niet met duizenden ondoorzichtige draadjes met elkaar verbonden. Niettemin vliegen ze hecht aan elkaar. Ze hebben één ziel. Anders zou dat niet mogelijk zijn.
De vogels bannen voorlopig elke gedachte en herinnering aan zieligheid uit.
Bert de Jong.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
.