kinderen

Kinderen dartelen rond de doodkist

“Jij bent nu de oudste en bent nu aan de beurt”, tettert kleinzoon Gijs in mijn oren, terwijl ik me voorover buig om geen woord van hem te missen.

“Maar ik ben ‘ouwe opa’ niet maar je opa”, verdedig ik me tegenover mijn kleinkind van zeven jaar.

Dat ik aan de beurt ben, wil ik niet horen.

“Je bent opa en de oudste”, pepert hij me ten overvloede in en steekt zijn vingertje waarschuwend op, zoals hij zijn vader en moeder dat kunnen doen.

Ik ben het schip van de kerk binnengelopen, waar over een uur de afscheidsdienst zal beginnen van hem, van wie we in de hospice afscheid hebben genomen. Ik tref in de nog lege ruimte van de kerk Gijs aan op zijn ontdekkingstocht van deze dag.

Hij verandert snel van onderwerp. “Ouwe opa is dood en wordt vandaag begraven, maar zijn geest is er nog”. Gijs wijst met zijn hoofd scheef naar het hoge gewelf van het in neo-gothieke stijl opgetrokken kerkgebouw en legt verder uit: “Zijn geest zweeft daar boven heel hoog, nog veel hoger dan daar.”

Ik kijk met hem eerbiedig naar het gewelf. Niet lang. Gijs is al weer weg.

Niet veel later vind ik hem terug in de armen van zijn vader. Zachtjes snikkend en niet luid huilend, zoals hij thuis wel eens doet als hij kwaad is.

‘Ouwe opa’ is inmiddels opgebaard in een zijvertrek van de kerk, waar de bezoekers van de afscheidsdienst langs de baar worden geleid voor een laatste groet.

Gijs was er niet op zijn eentje binnen gegaan. Zijn vader nam hem mee.

Ouwe opa is voor wie hem de laatste tijd niet heeft gezien moeilijk meer herkenbaar. Zo snel is het gegaan.

Gijs keek over rand van de kist. Reageerde niet direct.

Wist niet wat hij zag.

“Hij beweegt helemaal niet meer ”, zei hij.

“Niet meer bewegen...”

Het was Gijs teveel geworden.

Dat heeft niet lang geduurd.

Hij heeft het leven weer opgenomen, zoals het is.

Als we de lijkauto volgen op de korte tocht van kerk maar kerkhof, loopt Gijs pal achter de bumper.

Het is in strijd met het protocol. De volgorde is bepaald door de directe familieband met de overledene.

Achterkleinkinderen lopen niet direct voorop. De dame van de begrafenisonderneming, verantwoordelijk voor de goede gang van zaken, toont veel begrip en laat Gijs gaan.

Bij het dragen van de kist van kerk naar auto heeft hij helpen tillen, zijn schouder onder de houten bodem.

Als de kist boven de grafkuil wordt geschoven, is hij weer actief en toont zich zeer geïnteresseerd in de techniek van het laten zakken van de kist.

Ik betrap me erop, dat ik na onze ontmoeting in de lege kerk hem in de gaten ben blijven houden.

Gijs is geen uitzondering. De achterkleinkinderen wie een apart vak in de kerk tijdens de dienst was toegewezen en een uur hadden stilgezeten en geen wanklank hadden laten horen, zijn weer actief geworden.

In het program is voor hen een moment ingeruimd. Zij krijgen een roos uitgereikt en werpen die op de afgezonken kist van ‘ouwe opa’.

Zij zijn in beweging, leunen over de stevig gestutte rand heen en kijken in de diepte.

Belangstellend, nieuwsgierig, spontaan met overgave. Als opgenomen in een boeiend spel.

Hoe doen kinderen dat?

Bewonderend zie ik dit alles gebeuren.

Een zin ontstaat in mijn hoofd. De woorden dringen zich op.

Kinderen dartelen rond de doodkist.

Het is niet anders.

Het is uit. De achterkleinkinderen worden naar een andere plek op het kerkhof gebracht.

Zij die de zwaarte van meer jaren hebben ervaren,

blijven bij het graf nog even achter.

Ook dat is niet anders.

Bert de Jong

Terug naar Weerwater:

Home