menselijk

Discussie op spiegelglad ijs

In de dementerenden

de mens weer

ontdekken

Twee over de straat

rollende columnisten

Met de dood in zicht beweegt de discussie zich over spiegelglad ijs. Vooral als het over demente bejaarden gaat.

De lezers van het dagblad Trouw weten er alles van. Twee columnisten, thuis op het terrein van het geestelijk leven, zijn elkaar in de haren gevlogen.

De één, de theoloog Jean Jacques Suurmond werkt als geestelijk verzorgen onder de demente ouderen en de ander, de filosoof Bert Keizer heeft hetzelfde arbeidsterrein, maar als arts. Dan kijk je anders tegen de dagelijkse dingen aan.

In den regel nam arts Keizer als hij over zijn werk onder de dementerenden schreef een filosofische afstand en was hij behoedzaam als het onderwerp ‚euthanasie’ zich aandiende.

Nelleke Noordervliet schreef op de opiniepagina van Trouw zonder omhaal, dat zij nooit als dementerende in een verpleeghuis terecht wilde komen. Daar ben je beroofd van je eigen ‚ik’ , zo stelde ze vast.

Origineel was dat niet. In mijn omgeving heb ik dat meer dan eens door vrienden en goede kennissen horen verkondigen.

Voor een zeer persoonlijke mening van deze aard heb ik volledig respect.

Maar ik voel het gladde ijs onder mijn voeten en griezelels over mijn rug gaan.

De reactie van Suurmond op deze redenering was dat hij het opneemt voor de mens, die geen economisch nut meer heeft.

We moeten in de dementerenden de mens zelf herontdekken en de belangrijkheid van de autonome mens relativeren.

Hij schrijft verder:

„Dementie ontmantelt het ‚ik’ zodat de ziel kan gaan glanzen. Eindelijk ben je verlost van al die beperkende denk- en gedragspatronen.”

De glanzende ziel. De verpleeghuisarts reageert en paar dagen later, noemt het geschrijf van Suurmond ‚stuitend’ en vraagt zich af of een dergelijke ontkenning van de ellende troost kan bieden.

Wat Suurmond raakt in veel dementerende ouderen is hun transparantie. Ze verbergen zich niet meer achter een 'ikkige' rol, maar zijn precies zoals ze zijn. Ze leven hier en nu.

In de beschrijving van de geestelijke verzorger herken ik veel van mijn bezoek de laatste twee jaar aan een tachtig-jarige leeftijdgenoot in het verpleegtehuis.

Het ‚hier en nu’ daar is een beperkte ruimte en bant de ‚dikke ik’ letterlijk en figuurlijk geheel uit.

Cees van der Laan, de hoofdredacteur van Trouw, is een wijs man. Hij laat zijn lezers niet in onzekerheid met zijn twee over straat rollende knokkende columnisten. Kees Keizer is braaf rooms-katholiek opgevoed en Van der Laan noemt hem een darwinistisch verpleeghuisarts. Geestelijk verzorger Suurmond is een belijdend christen, die de hoofdredacteur aan het denken heeft gezet. Het advies van Suurmond was:

Blijf de dementerende als mens zien, „ook al eet hij zijn eigen poep op.”

Deze kreet is van filosoof Keizer geuit in zijn vertoornde tirade tegen zijn collega-columnist.

Dat eten van poep heb ik tijdens mijn bezoeken niet meegemaakt en evenmin een soortgelijke verdachte lucht waargenomen.

Maar van mij geen spirituele halleluja-verhalen en evenmin een beschouwing over het glanzen der zielen. Weinig geloof en religie ontdekte ik in het dagelijks gedoe op de vloer van het verpleegtehuis.

Wel de sterk aanwezige menselijkheid bij verzorgers en bewoners,

ook het dichter bij elkaar komen,

meer dan een leven lang mogelijk scheen.

Als ik mijn onlangs na een herseninfarct overleden leeftijdgenoot mis

is het vooral door onze ontmoetingen de laatste twee jaren

in zijn zorgelijke omstandigheden.

Bert de Jong

De problemen, die rond de rotziekte, aangeduid met 'dementie' zweven, zijn zeer persoonlijk. De ervaringen met deze patiënten kunnen totaal verschillend zijn. Het discussie-ijs is zo spiegelglad, dat op de opiniepagina van Trouw een kolom wordt gevuld met een bijdrage van een 'lezeres' uit Groningen. De redactie vermeldt dat naam en adres van de lezeres bekend zijn.Onder het verhaal staat een notitie van de redactie: Uit piëteit met grootvader wil de briefschrijfster niet met naam in de krant.

De redactie heeft dit gerespecteerd en aan het verhaal een kolom besteed.

De Groningse schrijft:

"...Mijn oma was voordat ze ziek werd een vrouw die een leven leidde met veel zorgen. Naar mijn mening is zij door het leven haar vrolijkheid grotendeels kwijtgeraakt. Door haar opvoeding, de vrouw van een dominee zijn en de zorg voor vijf kinderen, stelde zij hoge eisen aan zichzelf en haar kinderen. Misschien te hoge. Toen zij dementie kreeg, vielen de eisen en zorgen van het 'gewone' leven weg. Ze was een totaal andere vrouw. Ze zong de hele dag, knuffelde en gaf kusjes.

Was dit de echte oma zonder de regels, plichten en eisen die zij in het leven had of die ze aan zichzelf stelde? Vond zij haar geluk en vrolijkheid terug?

Voor omstanders is het zwaar als bijvoorbeeld je geliefde dementie krijgt. Je raakt de persoon van wie je houdt kwijt en de persoon met dementie raakt naast het geheugen veel meer kwijt. Zo kon mijn oma niet meer thuis wonen, na langere tijd niet meer lopen en zelfstandig eten. Maar mijn opa heeft genoten van oma toen zij dement was. De liefde tussen deze twee ging meer stromen toen oma haar zorgen losliet...."

Een kleine opmerking. Laat de gesprekken over die rotziekte meer over deze dingen gaan en minder over poep, plas en andere ongemakken.

BdJ