Meneer

Meneer De Jong

De Helpende Handen hebben er voor gezorgd dat Wim startklaar is. Dat wil niet zeggen, dat we meteen aan onze wandeling kunnen beginnen. Zijn aarzelingen zijn deze middag groot. Een kwestie van zijn stemming.

Als we bijna de buitendeur hebben bereikt, ontdekt Wim dat aan het eind van zijn wandelstok de rubberen nop ontbreekt. Het zoeken op de plekken, waar hij is geweest, levert geen nop op.

Gelukkig beseft men in het verpleeghuis, dat er met meneer De Jong (zo wordt Wim immer met respect aangesproken) iets aan de hand is. Hij is onverzettelijk en doet geen stap zonder nop buiten de deur. Mijn broer Hennie en ik denken dat hij wel te overtuigen is, dat het zonder nop ook goed lopen is.

De Helpende Handen kennen Wim beter en weten dat er een oplossing moet komen.

De receptie in de lobby begint aan een belronde. Nee, de dop is nergens aangetroffen. De afdeling fysiotherapie brengt uitkomst. Binnen een minuut na het telefoontje wordt een wandelstok met nop voor meneer De Jong gebracht.

Hennie en ik kijken elkaar aan. Zo gaat dat bij de Helpende Handen.

„In vroegere tijden”, waag ik op te merken, „kreeg een dergelijke halsstarrige patiënt toch een injectie en werd hij in een cel gezet.”

„En hij werd vastgebonden”, vult Hennie mijn veronderstelling aan.

De patiënt onderwerpt zijn stok intussen aan een degelijke inspectie.

„Meneer de Jong denkt dat hij nog arts is en onderzoekt nog veel. Onlangs nam hij de maat op van de buitendeur, omdat hij er niet zeker van was of onze speciale fiets (een tandem in de breedte om precies te zijn) wel naar buiten kon.”, vertelt de vrijwilliger in het verpleeghuis, die getuige is van ons vertraagd vertrek en de ontwikkeling met interesse volgde.

Alles onderzoeken? Het is de vraag hoe mijn oudere broer zal reageren. We lopen richting golfterrein in de polder langs de Amstel. Op de kruising van het fietspad met de weg naar het golfterrein ligt iemand op het asfalt. De auto, waardoor hij is aangereden, naar wij vermoeden, staat er bij. De fietser is op zijn gezicht gevallen, dat er akelig bebloed uitziet.

We moeten er langs lopen. Mijn jongere broer en ik laten, zonder dat we iets afspraken, Wim voorop lopen. We willen hem testen. Wim is weer diep in zijn gedachten verzonken. Hij passeert de plaats van het ongeluk en kijkt aandachtig naar het slachtoffer op de grond.

Wim vertraagd zijn pas niet en loopt door schuin voor zich uit kijkend. Hennie en ik kijken elkaar onthutst aan.

Niet lang geleden, maakte hij nog ernstige aanmerking op ons doen, omdat we zijn bloedneus niet correct behandelden. Wel de nop, niet de gevallen fietser. We hebben Wim anders meegemaakt.

Vorige week ontmoette ik een klasgenoot van de hbs. We slaagden voor het zelfde eindexamen. Hij is ook dik in de tachtig en heeft naam gemaakt als psycholoog. Hij legde me uit hoe dementerenden op den duur alles kwijt raken: woorden, gedachten, geliefden, naasten en ook zichzelf, letterlijk lichamelijk, ook verliezen. Dit alles moeten zij ondergaan. Daarom, begin ik te begrijpen, was de nop van de wandelstok zo essentieel.

Terug in het verpleeghuis is het nog druk in de lobby. Er was een verkoping en modeshow georganiseerd. Een geheugentest was een ander evenement.

We zitten aan de kant. Wij met een glas wijn, Wim drinkt appelsap. Hij wordt steeds begroet die meneer De Jong. Hij heeft een vermaardheid verworven en een populariteit vermoedelijk ook door zijn langer verblijf. Hij is een overlevende. De meeste bewoners overlijden binnen kortere tijd.

Het hoofd van de vrijwilligers komt langs en heeft een verrassing. Wim deed niet mee aan de geheugentest, maar toch heeft hij een prijs gekregen.

We snoepen er met z’n drieën van.

Bert de Jong