sodom

Voor het eerst in

zijn leven

een aanzoek

Alsof

neerge-

daald

uit

Sodom

en

Gomarra

Bezoek aan mijn oudere broer Wim en een excursie met hem blijft een avontuur.

Hoe het hem gaat op zijn afdeling in de verpleeginrichting kun je slechts vermoeden. Als we ons melden om hem mee te nemen naar de wereld buiten, tonen de dames aan wie hij is toevertrouwd zich dankbaar. Enkele uren een zorg minder is welkom. Bovendien, men gunt mijn broer graag zijn uitstapje. Even weg van de bizarre en ongelukkige figuren, tussen wie hij zich bevindt. Wellicht is hij aan de trieste bewoners van de inrichting gewend geraakt, zoals hij als actief chirurg voortdurend werd geconfronteerd met medemensen in een deplorabele staat, aan wie hij ook moest wennen.

Eén van de verpleegkundigen op de afdeling, die in het ziekenhuis van de VU had gewerkt ontdekte hem als de vroegere oncoloog en chirurg in de verpleeginrichting. Het was voor haar een schrik.

In de loop van de middag groeit er meer contact tussen ons. Als ik vraag of ze op de afdeling altijd wel vriendelijk voor hem zijn, begrijp ik uit de paar woorden, waarover hij nog beschikt, dat dit per dag en met degenen, die hem helpen, kan verschillen.

Wanneer we aan het eind van de middag weer terug zijn op de parkeerplaats wordt Wim hartelijk begroet door drie verzorgsters van zijn afdeling, die daar een sigaretje roken.

Binnen in de hal staat de televisie aan. We drinken nog een biertje. Op het scherm verovert Epke Zonderland in een directe uitzending aan de rekstok zijn gouden medaille.

Wim kijkt wel geïnteresseerd, maar hij maakt dit niet meer mee.

We hebben we ons avontuur dan al beleefd. Of beter: het ging gewoon niet door.

Gezien de slechte ervaringen de vorige keer in de tram op het Leidseplein in Amsterdam houden we het deze middag eenvoudiger en minder riskant. Het doel is het Amsterdamse Bos, waaraan we als kinderen, mooie vakantieherinneringen hebben.

Op weg

naar

het

Amster-

damse

Bos

Bij Wim zit het diep weg. Hij raakt in extase bij iedere verwaaide wilg, die stamt uit de tijd, dat het bos door werklozen bijna tachtig jaar geleden werd aangelegd. Van Wims verklaring van de vergroeiingen en de kleuren van de stam versta ik geen woord, maar ik begrijp zijn betoog, gezegd alsof hij weer voor de collegebanken staat.

Het bereiken van het bos was niet zo eenvoudig als we dachten. De excursie begint met het stappen in de verkeerde bus. Dat is geen probleem. We zijn nog de hele middag rijk. Met z’n drieën staan we in een respectabele laan van het als stad mislukte Amstelveen eindelijk op de juiste bus te wachten. Het elektronische bord geeft aan dat de bus over vier minuten arriveert.

Op de ruimte voor de halte stopt een overjarige kleine auto.

De chauffeur is achter het doffe glas niet te onderscheiden. Ik begrijp, dat de man iets te vragen heeft. Als hij de weg wil weten, kan ik hem misschien helpen. Ik verbeeld me Amstelveen enigszins te leren kennen.

Ik stap op de auto toe. Daar zit een vriendelijke en stralende, laat ik zeggen, zestiger achter het stuur. Hij buigt zich diep voorover en kondigt aan iets te willen vragen. Ik antwoord neutraal en knik.

Zijn eerste opmerking betreft mijn gezondheid. Hij vindt dat ik er goed uit zie. Dat geldt ook voor de andere twee, voegt hij eraan toe.

Als trio staan we er goed op. Dat mag duidelijk zijn. Na dit compliment wordt het onderhoud stroever. De man blijft niettemin stralend.

Ik keur zijn auto en concludeer dat de ruimte wel wat krap is voor drie bejaarden en een halfbejaarde chauffeur als hij ons een lift aanbied. We zouden weliswaar sneller in het Amsterdamse Bos kunnen zijn.

Zo ver komt het niet. Zijn vraag dat we mee zouden rijden, is nog niet aan de orde.

Zijn prealabele mededeling is, dat hij homo is. Hij veronderstelt, dat wij dat ook zijn.

“Niet bij mijn weten”, zeg ik vriendelijk, maar wel verbluft. .

“Dus hetero, of misschien allebei?”, antwoordt hij.

“Nee, hetero, zoals altijd”.

Of ik me juist citeer, betwijfel ik. Er zijn verwarde dialogen, waarvan je de letterlijke tekst niet meer exact herinnert. Ik probeer hem duidelijk te maken, dat wij niets voor hem kunnen betekenen.

Zijn euforie lijkt onverwoestbaar te zijn. Overgehouden, denk ik mild, van de Gay Parade, enkele dagen eerder in Amsterdam gehouden. Hij blijft staan met zijn autootje. De bus jaagt hem straks wel weg, denk ik nog

Ik loop naar Wim, die met grote belangstelling het intermezzo van deze middag heeft gevolgd. Hij gebaart te willen weten wat die man wil. Hem kennende zal hij me duidelijk proberen te maken, dat ik de vragende persoon in zijn autootje moet helpen.

Wim heeft zijn hele leven iedereen willen helpen.

Daar staan we als gereformeerd opgegroeide en opgevoede jongens te kijk als mooie mannen, goed wellicht voor een plezierige middag, alsof wen zijn neergedaals uit Sodom en Gomorra.

Het autootje staat er nog steeds. Ik probeer Wim uit te leggen, dat hij naar mijn weten zo juist voor het eerst van zijn leven een aanzoek heeft gekregen van een homoseksueel. “Dat moet je toch wat doen”, zeg ik er nog bij. Geen woord van me verklaart hem iets. Maar mijn spontane grijns stelt hem tevreden.

De man blijft door het geopende raampje gefascineerd naar ons kijken, terwijl we met elkaar praten. Hij blijft hopen.

Mijn jongere broer Hennie, de derde in het spel, vraag ik naar hem te gaan duidelijk te maken, dat hij verder kan rijden.

Wat Hennie door het raampje zegt, hoor ik niet. Het lukt. De auto trekt weer op.

Als de bus om de hoek verschijnt, is de plaats weer leeg, en kunnen we onze reis deze middag vervolgen.

BERT DE JONG

Terug naar Weerwater:

Home