Uitvaart

Tussen leven en dood

De afscheiding om over te klimmen

Veel komt

terug in

deze

uitvaartdienst

„Dit was één van de laatste gereformeerde afscheidsdiensten.”

We rijden weg van de Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied en proberen de meer begaanbare wegen te bereiken. De conclusie is van Feikje. Ze zit achter het stuur na te denken en doet intussen haar best ons naar het meer bewoonbare Amsterdam terug te brengen.

Haar stelling slaat op de bijeenkomst deze middag in de PKN-kerk aan de Olympiaweg, waar familieleden en goede bekenden herinneringen vertelden aan Willemien, de overleden oma, moeder en vriendin, aan wie de dienst was gewijd.

Ontroerend, waardig en beheerst, zodat wat gezegd werd niet verstikte door opdringende emoties.

De predikante, ds. A. Arnoldien, sloot de samenkomst af en maakte er een echte kerkdienst van. Dit was de wens van Willemien. In het hospice, waar zij de laatste weken van haar leven verbleef, had de predikante gevraagd: „Moet ik het gewoon doen. of in mijn toga?” Geen twijfel bij Willemien: in toga.

Het gaat in zo’n gesprek om het allerlaatste. Je praat niet meer over de gangbare maatschappelijk en theologische problemen, waarover een leven lang is gedelibereerd.

Denk je dat het straks helemaal is afgelopen? Is alles voorbij?

Deze vragen zijn er als je dagen af te tellen zijn. Willemien liet blijken aan haar geloof vast te willen houden. Haar man (ze was al jaren weduwe) had in een laatsten gesprek geantwoord het niet te weten, maar wel overtuigd te zijn bij het sterven in Gods handen te vallen.

Dat was over haar man.

Willemien voelde zich geplaatst voor een hoge afscheiding. Ze moest een ladder beklimmen om over de afscheiding te kijken en aan de andere kant te kunnen komen.

Dit verhaal raakt me. Willemien was hartsvriendin van mijn schoonzus Gerda, die jaren geleden overleed. Willemien sprak ook in de herdenkingsbijeenkomst voor de crematie van mijn schoonzus. Aan haar eerste man, die overleed toen het gezin nog jong was, had Gerda nog sterke herinnering, vertelde Willemien toen. Hij was niet ver weg, maar onzichtbaar. Achter een hoge muur.

Wat de overledene van nu, toen voor de crematie zei over haar vriendin en mijn schoonzus Gerda, schiet weer door me heen: „Zij heeft mij gemachtigd u dit hier mee te delen.”, gaf Willemien bij die gelegenheid door.

De muur toen, het hoge scherm nu. Wat Willemien beleed in het hospice heeft haar dochter Doris geschilderd. Zichtbaar gemaakt. In beeld gebracht. Het is afgedrukt op de liturgie voor de afscheidsdienst.

Mijn moeder is vroeg overleden. Nog geen zestig geworden. Als familie hebben we eens een album aan haar gewijd. Een moederboek. Gerda, die mijn moeder niet persoonlijk had gekend, had als bijdrage het gedicht van Martinus Nijhoff ‚De moeder de vrouw’, dat begint met „Ik ging naar Bommel om de brug te zien”

Het tweede deel van dit sonnet:

Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer kwam

langzaam stroom af door de brug gevaren.

Zij was alleen aan dek, zij stond bij t roer,’

en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.

O, dacht ik, o dat daar mijn moeder voer.

Prijs God, zong zij. Zijn hand zal u bewaren.

Dit gedicht komt deze middag terug, wordt gezegd in de afscheidsdienst, is afgedrukt in de liturgie.

Op de omslag van het drukwerk staat de afbeelding van de afscheiding, een hoge groene heg met de tuinladder er tegen aan om op te klimmen.

De persoon op de ladder kijkt er bijna over heen.

Op de grens van leven en dood.

Veel komt terug deze middag.

In één van de laatste gereformeerde uitvaarten.

Bert de Jong.

Terug naar Weerwater >>>> Home